Bij de grote opgaven in de fysieke leefomgeving is behoefte aan samenhangende informatie vanuit data en monitoring. Voor een sterke informatiepositie moeten interbestuurlijke samenwerkingsverbanden worden opgezet. Dat blijkt uit onze ‘Verkenning informatiepositie fysiek domein’. 

Lees de Verkenning informatiepositie fysiek domein (pdf, 1,0 MB)

Grote behoefte aan data

Beleidsmedewerkers hebben een grote behoefte aan informatie. De beschikbare informatieproducten helpen hen onvoldoende aan de informatie die ze nodig hebben. Bestaande producten worden nu soms helemaal niet gebruikt, terwijl de ontwikkeling ervan veel tijd, geld en energie heeft gekost. Aan de andere kant geven de makers van de informatieproducten aan dat zij input missen om de informatieproducten goed te vullen en bruikbaar te maken.

Aanbevelingen

Met de Verkenning Informatiepositie Fysiek Domein heeft de VNG onderzocht wat nodig is om de informatiepositie in het fysiek domein te versterken. Aanbevolen wordt:

  • Breng nauwkeurig in kaart wat u precies wilt zien, weten of oplossen
  • Standaardiseer definities, zorg dat informatiesystemen compatibel zijn en ontwikkel informatieproducten in afstemming binnen en tussen de verschillende opgaven in het fysieke domein, om problemen door verkokering te voorkomen
  • Versterk de interbestuurlijke samenwerking, met daarop een vorm van regie

Agenderen bij andere overheden

Met dit onderzoek hebben gemeenten een stap naar voren gezet, door hun behoeften en uitdagingen te agenderen bij rijk, provincies en waterschappen en zo interbestuurlijke versnippering tegen te gaan.

Het initiatief is interbestuurlijk goed ontvangen, en er wordt nauw samen opgetrokken. Rutger Schonis, portefeuillehouder data uit de VNG-commissie Ruimte, wonen en mobiliteit, heeft het rapport aangeboden aan staatssecretaris Van Huffelen en minister De Jonge.

Belang voor gemeenten

Schonis benadrukte daarbij het belang van een sterke informatiepositie: ’Heel actueel voor ons is de Zeeuwse woondeal, met onder andere als inzet twee derde ‘betaalbare’ nieuwbouw. Als je met andere gemeenten afspreekt dat ieder zijn fair share doet, wil je wel weten wat ieders vertrekpunt is. Hoeveel hebben we, wat moeten we bijbouwen. En eerlijk gezegd weten we dat maar deels. Je kunt Kadastergegevens analyseren, maar daar kan je geen verdeling per inkomensgroep uithalen. De categorie ‘betaalbare woningen’ is nieuw en rolt evenmin uit de systemen. Je merkt ook spraakverwarring tussen gemeenten over dit soort begrippen. 

Feiten en cijfers zouden van pas komen, maar die heb je niet zomaar. We zijn echt aan het sprokkelen. Iedere gemeente moet zorgen dat zijn eigen informatiepositie op orde is. Tegelijk moeten we zorgen voor afstemming, aan de hand van templates, definities en formats. Daarbij spelen data en data-uitwisseling zeker een rol, en dat kan altijd beter. Het rapport geeft daarvoor mooie handvatten.’