Bij het opstellen of wijzigen van het omgevingsplan, en in het bijzonder bij het opnemen van een transitiehoofdstuk voor gebiedsontwikkeling, zijn er enkele juridische aspecten die extra aandacht vragen.
Deze werkinstructie behandelt deze onderwerpen in samenhang, met praktische voorbeelden en aanbevelingen
Het opnemen van locaties en functies in het omgevingsplan is onvoldoende om ongewenst gebruik juridisch uit te sluiten. Als u wilt voorkomen dat gronden of bouwwerken op een andere manier worden gebruikt dan bedoeld, moet u expliciet een verbod opnemen.
Voorbeeldbepaling
‘Het is verboden gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde functies.’
Onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kon worden afgeweken van bestemmingsregels met een omgevingsvergunning. Deze zogenaamde ‘binnenplanse afwijkingen’ zijn in veel TAM-omgevingsplannen zonder aanpassing overgenomen. De Omgevingswet kent deze optie echter niet.
In plaats daarvan kent de Omgevingswet:
- de omgevingsplanactiviteit: een activiteit die vergunningplichtig wordt gemaakt.
- het maatwerkvoorschrift: waarmee kan worden afgeweken van algemene regels.
- het vergunningvoorschrift: waarmee binnen een vergunning wordt afgeweken van een algemene regel (artikel 4.5, tweede lid, Omgevingswet).
Aandachtspunt
Voor een goed begrip van het omgevingsplan in het licht van de voormalige binnenplanse afwijkingen in bestemmingsplannen, is het nodig om onderscheid te maken in beoordelingsregels en algemene regels.
Beoordelingsregels
Dit zijn regels die verbonden zijn aan een (binnenplanse) omgevingsplanactiviteit: een activiteit die in een omgevingsplan vergunningplichtig is gemaakt. Wanneer aan de beoordelingsregels voldaan wordt, wordt de omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit verleend. De beoordelingsregels vergen een nadere beoordeling van het bevoegde gezag (vaak B&W).
Regels als ‘een woning moet binnen het bouwvlak worden gebouwd’ of ‘een woning mag niet hoger zijn dan 11 meter’ zijn in die zin geen beoordelingsregels, maar algemene regels. De regels vergen namelijk geen nadere beoordeling.
Algemene regels
Van algemene regels kun je afwijken met een maatwerkvoorschrift. Gelden er voor een activiteit algemene regels en een vergunningplicht? Dan wordt de vergunning preventief getoetst aan de algemene regels en kan er in het omgevingsplan worden bepaald dat bij vergunningvoorschrift van een algemene regel kan worden afgeweken.
Voorbeelden
Voorbeeld 1: afwijken met maatwerkvoorschrift van een algemene regel
Artikel x: Algemene regel:
‘Ter plaatse van de aanduiding 'maximale milieuhindercategorie' zijn bedrijven toegestaan waarvan de activiteiten in de Lijst van bedrijfsactiviteiten vallen in een milieuhindercategorie die gelijk of lager is dan de ter plaatse van de aanduiding bepaalde maximale milieuhindercategorie.’
Artikel Y: Maatwerkvoorschrift:
‘In afwijking van artikel x kan per maatwerkvoorschrift op verzoek of ambtshalve een bedrijf op een locatie worden toegestaan indien dat bedrijf niet meer geluid, geur en stof uitstoot dan bedrijven die op grond van artikel x op die locatie is toegestaan.’
Voorbeeld 2: afwijken met vergunningvoorschrift van een algemene regel
Artikel x: Algemene regel:
‘De bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ aangegeven bouwhoogte.’
Artikel y: Vergunningvoorschrift:
‘Bij vergunningvoorschrift kan worden afgeweken van de maten, afmetingen en percentages, bedoeld in [onder andere artikel x], met maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages, als dat voor een betere technische of stedenbouwkundige inpassing wenselijk is.’
Voorbeeld 3: (binnenplanse) omgevingsplanactiviteit
Artikel x: Algemene regel
‘Lid 1: Het geluidsscherm is niet hoger dan 6 m.
Lid 2: Het geluidsscherm wordt voorzien van groenblijvende beplanting, tenzij binnen [xx] m van het geluidsscherm geen gebouwen aanwezig zijn.’
Artikel y: omgevingsplanactiviteit:
‘Het is verboden zonder omgevingsvergunning een geluidsscherm te bouwen als niet voldaan wordt aan de regels, bedoeld in artikel x.’
Artikel z: beoordelingsregels
Artikel q: aanvraagvereisten
Toelichting
In voorbeeld 2 is bouwen al vergunningplichtig. In voorbeeld 3 wordt het afwijken van de algemene regel zelf tot vergunningplichtige activiteit gemaakt.
Een omgevingsplanactiviteit bestaat uit 3 onderdelen:
- de vergunningplicht
- de beoordelingsregels
- de aanvraagvereisten
De aanvraagvereisten moeten met toepasbare regels worden omgezet in aanvraagformulieren in het omgevingsloket. Zie ook ‘de werkinstructie Locaties en annotaties.
Het grote verschil tussen een TAM-omgevingsplan en een wijziging omgevingsplan met STOP/TPOD, is dat u bij een TAM-omgevingsplan niet kon annoteren en daarom paragraaf 22.5.2 van toepassing moest verklaren. Bij een STOP/TPOD-wijziging hoeft dat niet, omdat u een vergunning kunt annoteren met een activiteit. Doet u dat niet? Dan kunt u beter wel verwijzen naar paragraaf 22.5.2.
Aandachtspunt
De aanvraagvereisten voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken zijn opgenomen in artikel 22.35 van de bruidsschat. Deze zijn van toepassing op wijzigingen van het omgevingsplan. Paragraaf 22.5.2 is dat niet.
Voorbeeldbepaling
Artikel x: aanvraagvereisten:
‘Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
a. PM’
Informatieplicht en meldplichten
Neemt u voor een gebiedsontwikkeling informatieplichten of meldplichten op? Dan moet u daarvoor ook aanvraagvereisten op te nemen.
Begrippen vormen het fundament van de juridische werking van het omgevingsplan. Ga zorgvuldig om met het overnemen, uitbreiden en toespitsen van definities.
Begrippen uit de Omgevingswet
De begripsbepalingen uit de bijlage van de Omgevingswet zijn van rechtswege van toepassing op regelingen op grond van de Omgevingswet (art. 1.1 Omgevingswet). En dus ook op omgevingsplannen. Het is daarom niet nodig, zoals dat voor nu is opgenomen in uw omgevingsplan, de begrippen bij de Omgevingswet van toepassing te verklaren.
Begrippen AMvB's en Omgevingsregeling
Begripsbepalingen uit het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en het Omgevingsbesluit zijn niet automatisch van toepassing op uw omgevingsplan. In veel plannen zijn ze via artikel 1.1 van toepassing verklaard op hoofdstuk 22 (de bruidsschat), maar dus niet op andere hoofdstukken.
Ons advies: Overweeg de volgende formulering in artikel 1.1 van het omgevingsplan op te nemen, zodat deze begrippen planbreed gelden:
Voorbeeldtekst van toepassing verklaren begrippen AMvB’s en Omgevingsregeling
Artikel 1.1, eerste lid (Begripsbepalingen)
Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit omgevingsplan, tenzij in Bijlage I daarvan is afgeweken.
Aandachtspunt
De toevoeging 'tenzij in Bijlage I daarvan is afgeweken' is bedoeld voor situaties waarin u bewust kiest voor een afwijkende definitie. Zie hieronder de Aanvullende begripsbepalingen.
Aanvullende begripsbepalingen
In lid 2 van artikel 1.1 zijn aanvullende begripsbepalingen opgenomen. Deze begripsbepalingen zijn opgenomen in Bijlage I en gelden alleen voor hoofdstuk 22. Dit betekent dat de daarin opgenomen begrippen alleen gelden voor dat hoofdstuk, en niet automatisch voor uw transitiehoofdstuk of andere hoofdstukken van het omgevingsplan. Door de zinsnede ‘hoofdstuk 22’ te verwijderen, verklaart u de begrippen van toepassing op het hele omgevingsplan.
In uw omgevingsplan kunt u aanvullende begripsbepalingen opnemen. Voordat u dit doet, raden we u aan om te analyseren hoe uw eventuele aanvullende begrippen zich verhouden tot de begrippen uit de Omgevingswet, de AMvB’s en de Omgevingsregeling. Het advies is om in uw omgevingsplan aan te sluiten bij de begripsbepalingen uit de AMvB’s en de Omgevingsregeling. Begripsbepalingen opgenomen in bijlage I van de Omgevingswet zijn automatisch al van toepassing. Van deze begrippen kunt u dan ook niet afwijken.
Aandachtspunten
Aanvullende begripsbepalingen in een omgevingsplan kunnen niet afwijken van begripsbepalingen uit de Omgevingswet (zie boven). Bij het opstellen van aanvullende begripsbepalingen in uw omgevingsplan moet u dus rekening houden met de begripsbepalingen uit de Omgevingswet.
In de praktijk zien we soms dat gemeenten bij de aanvullende begrippen van een omgevingsplan ook begrippen uit de AMvB’s en de Omgevingsregeling noemen (bijvoorbeeld het begrip bijbehorend bouwwerk). Als u de voorbeeldtekst voor het van toepassing verklaren van de begrippen van de AMvB’s en de Omgevingsregeling heeft overgenomen, is dit dus niet nodig. Bijvoorbeeld: het begrip ‘bijbehorend bouwwerk’ staat al in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).
Naast de regels maken ook de algemene en artikelsgewijze toelichting onderdeel uit van een wijziging van het omgevingsplan. Deze toelichting is niet verplicht, maar kan wel verduidelijkend werken. Deze toelichting moet u niet verwarren met de toelichting bij een bestemmingsplan.
De opvolger van de toelichting bij een bestemmingsplan is de motivering van het besluit tot vaststelling van een wijziging van het omgevingsplan. Deze motivering maakt geen deel uit van het omgevingsplan, maar van het besluit tot vaststelling van een wijziging van het omgevingsplan. De motivering van een wijziging van het omgevingsplan is dan ook niet te raadplegen via Regels op de kaart. U kunt de motivering wel raadplegen via officielebekendmakingen.nl.
Verwerkt u de wijziging van het omgevingsplan in een transitiehoofdstuk? Dan raden wij u aan om in de algemene toelichting van het omgevingsplan een stuk tekst te wijden aan de opzet en de werkwijze met het transitiehoofdstuk. De verschillende artikelen van het transitiehoofdstuk kunnen vervolgens worden vergezeld van een artikelgewijze toelichting.