Het omgevingsplan is juridisch gezien 1 plan. In de praktijk bestaat het nu nog uit verschillende delen:
- het tijdelijke deel (bestemmingsplannen, bruidsschat, gemeentelijke verordeningen).
- bestaande TAM-omgevingsplannen.
- (eventueel) een nieuws deel van het omgevingsplan in STOP/TPOD.
Wie het omgevingsplan wijzigt, moet rekening houden met alle onderdelen van het plan. Elke wijziging is een aanvulling op, wijziging van of vervanging van bestaande regels. Ook als die regels nu nog in een ander document staan.
Hoe u dat doet, hangt af van de aard van de wijziging en het type document waarin de bestaande regel is opgenomen. Denk aan:
- het opnemen van een voorrangsbepaling.
- het toepassen van de pons.
- het verkleinen van het werkingsgebied van een bestaande regel.
- het expliciet doorhalen van een regel.
Daarom is het belangrijk om bij elke wijziging eerst goed in beeld te brengen welke regels al deel uitmaken van het plan. Zie hiervoor ook stap 1 in de algemene werkinstructie.
Zodra het integrale omgevingsplan is opgebouwd, kunnen gebiedsontwikkelingen worden doorgevoerd via aanpassingen in de integrale structuur van het plan. Maar in de huidige situatie beschikken gemeenten daar meestal nog niet over. Veel gemeenten kiezen er bewust voor om het opbouwen van de integrale structuur te scheiden van het juridisch-planologisch mogelijk maken van initiatieven. De winkel moet immers openblijven.
Het omgevingsplan is 1 document. Dat betekent dat we los moeten komen van het denken in een ‘plan-per-gebied’. Het werken met afzonderlijke transitiehoofdstukken voor gebiedsontwikkeling lijkt daarmee op gespannen voet te staan. Toch kunnen er goede redenen zijn om te werken met transitiehoofdstukken en kunnen deze bijdragen aan de geleidelijke opbouw van 1 integraal plan:
- U kunt op uw eigen tempo bouwen aan de integrale structuur.
- U doet ervaring op met opstellen, annoteren en publiceren van planwijzigingen in STOP/TPOD.
- Vanuit de opgedane ervaring in transitiehoofdstukken kunt u stapsgewijs toewerken naar 1 integraal plan.
In de praktijk start u wellicht met losse gebiedsontwikkelingen in aparte hoofdstukken, bijvoorbeeld via een partiële herziening of de Ponsvariant. Later kunt u meerdere ontwikkelingen bundelen in 1 transitiehoofdstuk. Gaandeweg kunnen regels uit transitiehoofdstukken worden overgenomen in de integrale structuur. Op termijn blijft het transitiehoofdstuk dan vooral over voor gebiedsspecifieke aanvullingen, als dat nog nodig is.