De Regionale Mobiliteitsprogramma’s (RMP’s) zijn een instrument dat voortkomt uit het Klimaatakkoord. Hierin maken gemeenten, provincies en regionale partners een analyse van hun mobiliteitssysteem en stellen ze ambities en doelstellingen voor de verduurzaming daarvan. Ook beschrijven ze welke maatregelen ze al uitvoeren, en formuleren ze nieuwe maatregelen passend bij hun ambities en regionale context. Daarbij ligt de focus op het verbeteren van de leefbaarheid, bereikbaarheid, verkeersveiligheid en gezondheid en wordt tegelijkertijd voldaan aan (inter)nationale klimaatafspraken.
Verminderen, veranderen, verduurzamen
Bij het opzetten van de RMP’s wordt de zogenoemde ‘trias mobilica’ als uitgangspunt gehanteerd. Dat betekent dat bij het kiezen van mobiliteitsmaatregelen eerst wordt gestreefd naar minder of minder ver reizen, dan naar het veranderen van mobiliteit (naar een meer duurzame vorm) en tot slot naar het verduurzamen van bestaande mobiliteiten (naar emissieloze voertuigen).
1. Verminderen: slimmer reizen
In de verduurzaming van onze mobiliteit moet vermindering van het aantal gereisde kilometers, zowel voor goederen- als voor personenvervoer, prioriteit krijgen. Dit kan bijvoorbeeld door het stimuleren van thuiswerken, efficiënt plannen van vervoersstromen, slimme ruimtelijke ontwikkeling en een hoge bezettingsgraad van voertuigen. Ook de normering van werkgebonden personenmobiliteit draagt hieraan bij.
2. Veranderen: anders reizen
Het veranderen van de vraag naar mobiliteit door te stimuleren dat efficiëntere en duurzamere alternatieven worden gebruikt. Het STOMP-principe (Stappen, Trappen, OV, MaaS, Privéauto) is daarbij leidend.
De voorkeur gaat volgens dit principe uit naar de duurzaamste vorm van mobiliteit: lopen en fietsen. Daarna is het openbaar vervoer de schoonste optie. Als deze vormen van mobiliteit geen optie zijn, bijvoorbeeld doordat het OV-netwerk niet fijnmazig is, kan gebruik worden gemaakt van MaaS (Mobility as a Service): deelfietsen, -scooters en -auto’s. Ook de privéauto blijft onderdeel van het mobiliteitssysteem, maar pas als alle voorgaande opties niet passend zijn. In een goed functionerend mobiliteitssysteem zijn de verschillende modaliteiten op elkaar afgestemd en kan een reiziger voor elke reis een passende keuze maken.
3. Verduurzamen: schoner reizen
Het verduurzamen van voertuigen en de infrastructuur. Hierbij gaat het om het stimuleren van het gebruik van de schoonste brandstof of energiedrager en duurzaam materiaalgebruik. Dit kan bijvoorbeeld door het inrichten van zero-emissiezones, het stimuleren van zero-emissievoertuigen (zoals elektrische auto’s en waterstofbussen) en de ontwikkeling van laadinfrastructuur en waterstoftankstations. Daarnaast gaat het om zuiniger gebruik van energie en grondstoffen, bijvoorbeeld door zuinig rijgedrag, juiste bandenspanning en het hergebruik van materialen voor infrastructuur.
Inzet van de VNG
Het onderwerp RMP’s staat bij het merendeel van de gemeenten op de agenda. Het blijft echter zoeken naar hoe ze op een passende manier hieraan vorm en inhoud kunnen geven. Om gemeenten op weg te helpen met het opstellen en actualiseren van het Regionaal Mobiliteitsprogramma heeft de VNG samen met het IPO een handreiking RMP opgesteld.
De komende jaren staan in het teken van het omzetten van de plannen naar de uitvoering. De VNG voert gesprekken met de gemeenten over de voortgang. Uit deze gesprekken blijkt dat de meeste gemeenten moeite hebben om alle voorgenomen maatregelen uit te voeren door een gebrek aan capaciteit en middelen. Daarom is de VNG in samenwerking met IPO en IenW aan de slag om structurele ondersteuning voor gemeenten te organiseren.
Meer informatie
Op de website van CROW vindt u onder meer de volgende praktische hulpmiddelen:
- Handvatten voor het maken van een Regionaal Mobiliteitsprogramma
- RMP-rekentool om het CO2-effect te bepalen van 9 duurzame maatregelen in een te selecteren regio