In de Wmo 2015 is landelijke toegankelijkheid voor Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang vastgelegd. Dit betekent dat ingezetenen van Nederland zich tot elke gemeente kunnen wenden voor een BW- of MO-voorziening. Gemeenten hebben de afspraken hierover vastgelegd in convenanten met daarbij horende handreikingen.
In de convenanten is ook voorzien in een (Advies)commissie geschillen landelijke toegankelijkheid BW en MO.
Online kennissessie landelijke toegankelijkheid
Meer informatie
- Convenant Landelijke Toegankelijkheid Beschermd Wonen (pdf, 217 kB)
- Convenant/model-beleidsregels Landelijke Toegankelijkheid Maatschappelijke Opvang
- Handreiking en beleidsregels landelijke toegang Beschermd Wonen
- Werkinstructie landelijke toegankelijkheid Maatschappelijke Opvang
- Factsheet landelijke toegankelijkheid BW en MO
- Handreiking safehouses
Geschillen
Als gemeenten er onderling niet uitkomen, nemen de contactpersonen landelijke toegankelijkheid (zie hieronder) in eerste instantie contact op met elkaar. Komen zij er onderling niet uit? Dan nemen zij contact op met een regioadviseur van het platform Sociaal Domein. Als partijen niet tot een oplossing komen, kunnen zij een geschil voorleggen aan de geschillencommissie.
De geschillencommissie 'Woonplaatsbeginsel en Toegang' is een subcommissie van de Geschillencommissie Sociaal Domein. De commissie behandelt geschillen tussen een aanbieder en gemeenten of gemeenten onderling over de vraag in welke gemeente of regio voor een ingezetene van Nederland een traject BW of MO de meeste kans van slagen heeft. De commissie brengt advies uit aan de bij het geschil betrokken gemeenten of regio’s. Gemeenten hebben in de convenanten vastgelegd dat zij bij hun besluiten het oordeel van de commissie 'volgen'. De subcomissie Woonplaatsbeginsel en Toegang is er ook voor geschillen over welke gemeente de (financiële) verantwoordelijkheid draagt voor de hulp aan een jeugdige (Jeugdwet).
Meer informatie
- Contactpersonen landelijke toegankelijkheid BW en MO
- Geschillencommissie Sociaal Domein: Woonplaatsbeginsel en toegang
Veelgestelde vragen landelijke toegankelijkheid BW en MO
Hieronder veelgestelde vragen over landelijke toegankelijkheid onderverdeeld in categorieën (uitklapmenu's).
(BW) Hoe moeten we omgaan met het Woonplaatsbeginsel, nu dit nog niet aan de orde is?
Het Woonplaatsbeginsel beschermd wonen is nu niet van kracht. De convenanten en beleidsregels voor landelijke toegankelijkheid voor beschermd wonen zijn dus nog steeds van kracht. Dit betekent dat gemeenten een aanvraag voor BW in behandeling moeten nemen, ook als de aanvraag komt van een persoon die woonachtig is in een andere gemeente. Het is binnen een regio wel mogelijk om de principes van het voorgenomen Woonplaatsbeginsel toe te passen. Bovenregionaal kan dit alleen op basis van vrijwilligheid.
(BW) Hoe moeten we omgaan met lokale afspraken over doordecentralisatie in relatie tot de landelijke toegankelijkheid?
Als gemeenten in een regio onderling afspraken hebben gemaakt over het doordecentraliseren van de toegang en middelen, dan moeten zij ook afspraken maken over wie een aanvraag beoordeelt van iemand die niet uit die regio afkomstig is, maar wel graag in die regio beschermd wil wonen. De beoordeling van deze aanvraag moet gebeuren op grond van de wettelijke landelijke toegankelijkheid, uitgewerkt in een convenant, beleidsregels en handreikingen.
(MO/BW) Wat is regiobinding en wat heeft dit met landelijke toegankelijkheid te maken?
Het begrip regiobinding wordt nog regelmatig gebruikt als argument om iemand géén toegang te geven tot de Wmo in een bepaalde gemeente, omdat iemand niet uit die gemeente komt. Vaak worden hieraan regels gekoppeld over hoe lang je ergens moet wonen. De Wmo 2007 kende echter al een bepaling dat MO-voorzieningen toegankelijk zijn voor iedereen die in Nederland woont (art. 20). Sinds 2015 staat in de wet dat iemand zich in elke gemeente mag melden voor (eerste) opvang of Beschermd Wonen. Iemand afwijzen op grond van de plek waar iemand vandaan komt is dus niet toegestaan.
Deze term 'regiobinding' staat dus ook niet in het convenant waarin gemeenten afspraken hebben gemaakt over landelijke toegankelijkheid. In bijbehorende werkinstructie 'landelijke toegankelijkheid maatschappelijke opvang' wordt veel meer gekeken naar criteria die iets zeggen over waar iemand het best kan herstellen. 'De regio met de meeste kans op duurzaam herstel, of de regio met de grootste kans van slagen van het traject is de regio waarin de cliënt na het traject in de MO (en eventueel BW) de meeste kans heeft op duurzaam herstel en op een zelfstandige, zelfredzame manier weer kan deelnemen aan de maatschappij.' In bijlage 2 van deze werkinstructie is uitwerkt welke aspecten bij dat onderzoek aan bod dienen te komen.
Het begrip regiobinding wordt ook gebruikt in het kader van de Huisvestingswet. Sinds 2024 kunnen gemeenten op grond van die wet sturen op het met voorrang huisvesten van mensen die een maatschappelijke of economische binding met die regio hebben. Gemeenten leggen in hun huisvestingsverordening vast hoe ze dat doen. Gezien de krapte op de woningmarkt, stellen sommige gemeenten nu dat iemand die niet in aanmerking komt voor deze voorrangsregeling, ook niet de beste kans heeft op duurzaam herstel en daarom ook geen toegang krijgt tot BW of MO in die regio. Dat is echter te kort door de bocht, omdat het daarmee niet is gezegd dat er in een andere gemeente meer kans is op duurzaam herstel. Dat onderzoek naar de beste plek voor herstel dient dus eerst uitgevoerd te worden (eventueel in overleg met de gemeente waar iemand vandaan komt). Een recente uitspraak van geschillencommissie bevestigt dat deze regiobinding in het kader van de huisvestingswet niet zonder meer toegepast mag worden als criterium om toegang tot beschermd wonen of maatschappelijke opvang te weigeren. Dat betekent wel dat de druk op de opvang toeneemt in regio's waar mensen een beroep doen op opvang zonder dat zij daar in aanmerking komen voor een woning.
Er is een lichtpuntje: zodra de Wet versterking regie op de volkshuisvesting van kracht wordt, is het verboden om een bindingseis te hanteren bij het verlenen van urgentie aan iemand die uitstroomt uit de maatschappelijke opvang.
(MO/BW) Hoe moeten we omgaan met een aanvraag voor opvang of beschermd wonen van mensen die nergens echt binding hebben?
Als er geen best passende plek voor herstel gevonden wordt, of er is geen duidelijke voorkeur, dan is de gemeente waar iemand opvang vraagt of beschermd wil wonen verantwoordelijk om het onderzoek uit te voeren en de benodigde ondersteuning te organiseren en financieren. Dat is in principe de gemeente waar iemand zich als eerste meldt voor opvang of beschermd wonen, tenzij iemand duidelijk aangeeft elders opvang of beschermd wonen te willen ontvangen.
Hoe moeten we omgaan met mensen die met een NL paspoort, onvoorbereid, in NL komen en een beroep doen op opvang? Al dan niet met kinderen.
Regelmatig ontvangt de VNG vragen van gemeenten hoe om te gaan met migrantengezinnen. De VNG heeft in een kort memo (pdf, 121 kB) beschreven welke stappen en welke handelingsmogelijkheden er op dit moment zijn voor gemeenten. Eerdere pogingen om te komen tot afspraken met het rijk hierover hebben niet geleid tot een oplossing, de VNG-commissie Asiel en Migratie heeft gekozen hier nu geen verdere inzet op te plegen.
(BW) Hoe moeten we omgaan met studenten die in een andere gemeente dan de gemeente van herkomst willen studeren en beschermd wonen nodig hebben? Vanaf wanneer is de wensgemeente verantwoordelijk voor de financiering?
Een student die beschermd wil wonen in een andere gemeente, kan zich in beginsel op grond van de landelijke toegankelijkheid melden bij de gemeenten waar hij of zij wil gaan studeren. De gemeente moet dan bepalen op basis van zorginhoudelijke en participatiecriteria of dat ook de beste plek voor herstel is. Dat blijkt vaak een lastige afweging. Alleen het criterium 'scholing/werk/dagbesteding' is dan van toepassing als het gaat om een nieuwe studie in een voor de student onbekende stad.
De indruk bestaat dat zorgaanbieders deze vorm van beschermd wonen in studentensteden aan het ontwikkelen zijn, waardoor de VNG hierover steeds vaker vragen ontvangt van gemeenten met een universiteit. Die gemeenten maken zich zorgen over onder andere de toename van zorgkosten die met deze ontwikkeling gepaard gaan.
Er zijn in de praktijk een aantal overwegingen die gemeenten meenemen:
- Is verhuizen naar de studentenstad noodzakelijk? Het is niet ongebruikelijk om een bepaalde reisafstand te hebben als je wilt studeren. Maar soms is dit ook erg belastend voor personen die kampen met psychische kwetsbaarheden.
- In hoeverre draagt een verhuizing naar de studiestad bij aan het toewerken naar zelfstandigheid en herstel?
- Is er sprake van beschermd wonen (landelijke toegankelijkheid) of ambulante ondersteuning/beschermd thuis (geen landelijke toegankelijkheid, lokale Wmo)?
- Als nog niet duidelijk is of de student zich op de langere termijn wil vestigen in de studentenstad, dan maken gemeenten onderling soms afspraken om ‘tijdelijk verblijf’ toe te passen, waarbij de gemeente van herkomst het eerste jaar verantwoordelijk is voor (de financiering van) het traject. Als de student na dat jaar verder wil met de studie, dan neemt de studiegemeente het traject over.
(BW) Is begeleid wonen een criterium waardoor je binding hebt met de regio?
Er zijn allerlei 'tussenvormen van beschermd wonen' denkbaar, die niet vallen onder de wettelijke definitie van Beschermd Wonen. Dit zijn dus voor de wet vormen van ambulante Wmo-begeleiding. Om in aanmerking te komen voor die vormen van ondersteuning moet een inwoner zich wenden tot de gemeente waar hij of zij woont.
(MO/BW) Hoe ga je om met het gegeven dat niet alle gemeenten de beleidsregels voor landelijke toegankelijkheid hetzelfde toepassen?
De beleidsregels en handreikingen geven richting aan de toepassing van de wettelijke landelijke toegankelijkheid, maar ondervangen niet alle situaties waarmee een gemeente wordt geconfronteerd. De VNG tracht door het beantwoorden van vragen en het organiseren van kennissessies zoveel mogelijk een eenduidige aanpak van gemeenten te bevorderen. De regioadviseurs van het Platform Sociaal Domein zijn de eerste stap voor bemiddeling tussen gemeenten bij een onderling geschil. Als gemeenten er onderling echt niet uitkomen, dan is er een geschillencommissie Sociaal Domein waar gemeenten een geschil kunnen voorleggen. De uitspraken van die commissie worden anoniem gepubliceerd.
(MO/BW) Hoe moet je de wens van de inwoner wegen ten opzichte van andere criteria?
De afweging wordt gemaakt door de gemeentelijke toegang. Er is in de wet of handreiking geen weging gegeven aan de verschillende criteria. De gemeente onderbouwt haar afweging in het besluit.
(MO) Hoe ga je om met het verlenen van eerste opvang gedurende een onderzoek?
Als iemand zich meldt voor opvang, stelt de gemeente eerst met een korte inventarisatie vast of iemand rechthebbend is en in aanmerking komt voor opvang op grond van de Wmo. Als er acute noodzaak is tot opvang, omdat er geen alternatieven bekend zijn, dan heeft iemand recht op eerste opvang. Tijdens deze eerste opvangperiode kan de gemeente het onderzoek verder afronden en tot een besluit komen over het al dan niet voortzetten van maatschappelijke opvang in het kader van de Wmo.
(MO/BW) Hebben regiogemeenten ook een rol bij het borgen van de landelijke toegankelijkheid?
De wet en de praktijk zijn niet goed op elkaar afgestemd. Volgens de wet zijn namelijk álle gemeenten verantwoordelijk voor het bieden van beschermd wonen en maatschappelijke opvang, maar de middelen gaan naar de centrumgemeenten. De middelen voor beschermd wonen voor de LVB doelgroep gaan wel naar de regiogemeenten. De term 'centrumgemeente' komt zelfs niet meer voor in de wet. In de uitvoering van deze opdracht is de meest gebruikelijke vorm dat regiogemeenten de centrumgemeenten het mandaat geven om het beschermd wonen en maatschappelijke opvang namens hen uit te voeren. Daar hoort dan ook de toegang bij. Sommige regio's hebben de toegang bij alle gemeenten in die regio belegd. De gemeente die de toegang uitvoert, dient ook de regels rondom landelijke toegankelijkheid toe te passen. Het is ook aan te bevelen de middelen voor LVB beschermd wonen toe te voegen aan het regionale budget voor beschermd wonen.
(BW) Wie doet het onderzoek als iemand in een andere gemeente beschermd wil gaan wonen dan waar hij of zij nu woont?
In principe voert de gemeenten waar de inwoner zich meldt het onderzoek uit. Zoals de Wmo dat ook stelt. Dat is zal meestal de wensgemeente zijn. Het is mogelijk dat gemeenten onderling afspreken dat de gemeente van herkomst het onderzoek zelf uitvoert (omdat zij een groot deel van de informatie al hebben) of dat die gemeente informatie aanlevert voor dit onderzoek bij de wensgemeente.
Hoe ga je om met een aanvraag voor Beschermd Wonen als iemand graag wil gaan wonen in een voorziening die wettelijk gezien niet onder beschermd wonen valt?
Gemeenten verschillen in de wijze waarop zij beschermd wonen- en beschermd thuis-aanbod hebben ingekocht. Sommige regio's hebben bijvoorbeeld scheiden van wonen en zorg ver doorgevoerd en hebben daarom vooral veel ambulante (beschermd thuis-)voorzieningen die lijken op beschermd wonen, maar dat wettelijk gezien niet zijn. Beschermd Wonen in de wet betreft namelijk alleen het wonen in een instelling, inclusief verblijfscomponent en bijbehorende eigen bijdrage aan het CAK.
Deze verschillende tussen gemeenten kunnen invloed hebben op de criteria die gemeenten hanteren voor het besluit of iemand in aanmerking komt voor beschermd wonen. Het kan dus zo zijn dat een wensgemeente oordeelt dat iemand niet in aanmerking komt voor beschermd wonen, terwijl de ondersteuningsvraag in de gemeente van herkomst wel als een ondersteuningsvraag voor beschermd wonen wordt gezien. Aangezien voor ambulante Wmo-ondersteuning (alle ondersteuning zónder verblijfscomponent) geen landelijke toegankelijkheid geldt, bestaat hier een risico dat de inwoner van het kastje naar de muurt wordt gestuurd. Om dat te voorkomen is het daarom helpend als gemeenten samen optrekken of contact hebben in het onderzoek.
(BW) Mag een gemeente een aanvraag of melding voor beschermd wonen afwijzen en iemand verwijzen naar een andere regio zonder onderzoek te doen?
Elke aanvraag bij voor beschermd wonen wordt gevolgd door een onderzoek en een besluit (in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht) door de (centrum)gemeente waar de aanvrager zich wil vestigen. Het besluit noemt en onderbouwt in ieder geval de zorginhoudelijke argumenten uit de handreiking. Dit is van belang voor een mogelijke bezwaarprocedure van de aanvrager en voor het voorleggen van een geschil tussen centrumgemeenten, aan de geschillencommissie. Het onderzoek plus het besluit op de aanvraag duurt 8 weken (6 weken onderzoek, 2 weken aanvraag/besluit).
Als iemand alleen een melding heeft gedaan en nog geen aanvraag, dan is een besluit niet nodig als blijkt dat een inwoner elders beter geholpen kan worden. Het is daarbij wel raadzaam om met de inwoner de nodige vervolgstappen te zetten of iemand te wijzen op onafhankelijke cliëntondersteuning. Daarover zijn geen strikte afspraken gemaakt en dit vraagt dus om overleg tussen gemeenten, zodat een inwoner niet ‘blijft hangen’ tussen twee gemeenten in. De ervaring leert dat dit risico groot is en dat mensen dan tussen wal en schip vallen. Een nette afhandeling van een melding dient erop gericht te zijn dit zoveel mogelijk te voorkomen.
(MO/BW) Moet de wensgemeente, indien deze heeft vastgesteld dat er geen regiobinding is, een afwijzingsbeschikking sturen?
Elke aanvraag bij voor beschermd wonen wordt gevolgd door een onderzoek en een besluit door de (centrum)gemeente waar de aanvrager zich wil vestigen. Het besluit noemt en onderbouwt in ieder geval de zorginhoudelijke argumenten uit de handreiking. Dit is van belang voor een mogelijke bezwaarprocedure van de aanvrager en voor het voorleggen van een geschil tussen centrumgemeenten, aan de geschillencommissie.
Bij een melding (nog geen aanvraag) is een besluit niet nodig als blijkt dat een inwoner elders beter geholpen kan worden. Het is daarbij wel raadzaam om met de inwoner de nodige vervolgstappen te zetten of iemand te wijzen op onafhankelijke cliëntondersteuning, zodat een inwoner niet ‘blijft hangen’ tussen twee gemeenten in.
(MO/BW) Welke gemeente is verantwoordelijk als iemand vanuit een forensisch zorg traject beschermd wonen nodig heeft?
De handreiking Kansen bieden voor re-integratie: In de praktijk gaat over de terugkeer van gedetineerden naar de gemeente. 'In principe keert de gedetineerde terug naar de gemeente van herkomst. Indien de gedetineerde zich in een andere gemeente wil vestigen, neemt de gemeente van herkomst contact op met de gemeente van hervestiging.'
De informatie-deling tussen DJI en gemeenten is hier ook op gericht (criterium: waar stond iemand in de Brp ingeschreven?). Er staan maar heel beperkt afspraken in over diegenen die na een forensisch traject nog beschermd wonen vanuit de Wmo nodig hebben. 'De PI informeert de verantwoordelijke gemeente over een eventuele hulpvraag m.b.t. onderdak en/of huisvesting. Bij beschermd wonen zet de gemeente de gedetineerde zo snel mogelijk op de wachtlijst.'
Als een forensische titel vervalt kan een burger zich dus in principe bij elke gemeente melden voor beschermd wonen of voor opvang. Dan is het aan de gemeente om te bepalen of de gemeente van aanmelding inderdaad de beste gemeente is om het leven vorm te geven.
Onderdeel van de Werkagenda 'Verbeteren van de aansluiting tussen de forensische zorg en reguliere zorg forensische zorg' (2024) is het verbeteren van de samenwerking bij de doorstroom van forensische zorg naar gemeenten. De VNG zet zich ervoor in daarin ook werkafspraken te maken over de toepassing van landelijke toegankelijkheid.
Welke gemeente is verantwoordelijk voor het beoordelen van het recht op opvang van iemand die zich meldt op basis van een Chavez-verblijfsstatus (op grond van de Nederlandse nationaliteit van het kind)?
Het betreft in dit geval een aanvraag voor opvang in het kader van de Wmo, niet de Jeugdwet. Dus geldt landelijke toegankelijkheid en geen Woonplaatsbeginsel Jeugd. De gemeenten waar de ouder met het kind zich meldt, is dus verantwoordelijk om die melding op te pakken.
Bij een Chavez-verblijfsstatus, mag een ouder in Nederland verblijven op grond van de zorg voor een minderjarig kind met een Nederlandse nationaliteit. Als er vervolgens iets gebeurt waardoor de ouder dakloos raakt, heeft die ouder (vanwege de verblijfsstatus) vaak geen recht op maatschappelijke voorzieningen, zoals maatschappelijke opvang. Het kind wel, maar dat kan natuurlijk niet alleen in de opvang verblijven. Omwille van de rechten van het kind is het niet wenselijk om ouder en kind te splitsen. Het is daarom in deze situaties goede praktijk dat er gezocht wordt naar een opvangplek voor ouder én kind. Van daaruit kan men verder zoeken naar een vervolg. Afhankelijk van de situatie kan dat bijvoorbeeld een asielprocedure zijn of terugkeer.
(BW) Wie is verantwoordelijk voor beschermd wonen als iemand vanuit de Jeugdwet (uit een andere regio) komt?
Binnen de Jeugdwet geldt het Woonplaatsbeginsel. Dat betekent dat de gemeente van herkomst verantwoordelijk is voor de zorg die de jeugdige in het kader van de Jeugdwet ontvangt. Binnen beschermd wonen geldt op dit moment geen Woonplaatsbeginsel. Dat is een risico voor de continuïteit van zorg. Een jeugdige die uitstroomt uit de Jeugdwet (18-23 jaar) en die nog beschermd wonen nodig heeft, kan zich melden bij de gemeente waar hij of zij beschermd wil gaan wonen. Dit kan dus een andere gemeenten zijn dan de verantwoordelijke gemeente voor de Jeugdwet. Deze gemeente onderzoekt de melding of aanvraag volgens de Wmo en de beleidsregels landelijke toegankelijkheid en neemt een besluit over het al dan niet toekennen van bschermd wonen.
Het is raadzaam dat gemeenten afspraken maken over tijdige afstemming over uitstroom met Jeugdzorg instellingen uit de regio, om te voorkomen dat een gemeente op het laatste moment wordt geconfronteerd met een aanvraag voor beschermd wonen.
(MO/BW) Hoe kan de regeling goed werken als tegelijkertijd overal capaciteitsproblemen spelen? Hoe houden we het uitvoerbaar?
Iedereen in Nederland mag wonen waar hij wil, maar niet iedereen kàn wonen waar hij wil. Dat laatste komt door de beperkte mogelijkheden van veel woningzoekenden en beperkingen in het woningaanbod. Dat is bij beschermd wonen en maatschappelijke opvang niet anders. Mensen die hier gebruik van (willen) maken, mogen verhuizen maar er is geen garantie dat ze ergens anders onmiddellijk terecht kunnen. Centrumgemeenten nemen kennis van de wens en beoordelen vervolgens op basis van zorginhoudelijke en participatiecriteria waar de aanvrager de beste ondersteuning kan vinden, voor de korte en langere termijn. De gemeente informeert de aanvrager ook over eventuele wachttijden. De aanvrager kan op basis van deze informatie besluiten om elders een verzoek tot opvang of beschermd wonen in te dienen. Om onderzoekstijd te besparen is het dan ook raadzaam dat gemeenten onderling contact hebben als iemand zich ook al elders heeft gemeld, om op die manier samen met de aanvrager te kijken voor welk traject in welke gemeente hij of zij wil gaan.
(BW) Welke gemeenten zijn verantwoordelijk voor de financiering van Beschermd Wonen voor zintuiglijk gehandicapten?
Er zijn op dit moment geen landelijke inkoopafspraken voor beschermd wonen voor mensen met een zintuiglijke beperking of ander beperkt beschikbaar zeer specialistisch aanbod. Dit betekent dat ook voor deze mensen de wettelijke landelijke toegankelijkheid geldt: mensen kunnen bij elke centrumgemeente een aanvraag indienen voor beschermd wonen.
(BW) In hoeverre is een aanvraag voor beschermd wonen in een andere regio geldig, als die regio zelf geen passend aanbod heeft?
De gezamenlijke ambitie is om kwalitatief goede, beschikbare en betaalbare hulp dichtbij mensen te borgen. Alle gemeenten hebben daarom niet-vrijblijvende afspraken gemaakt in de Norm voor Opdrachtgeverschap (NvO) beschermd wonen en maatschappelijke opvang (2020). Uitgangspunt daarin is dat elke regio passend aanbod beschermd wonen moet hebben voor haar inwoners. Deze afspraken zijn gemaakt in het licht van de beoogde doordecentralisatie, invoering van een objectief financieel verdeelmodel en Woonplaatsbeginsel BW. In de huidige praktijk zien we dat nog niet in alle regio's hetzelfde voorzieningenniveau aanwezig is. Er is een ongelijke spreiding van voorzieningen over het land. Ook is er een klein aantal voorzieningen in Nederland dat hoog complexe zorg biedt, wat maar voor een zeer beperkt aantal mensen nodig is. Die voorzieningen zijn logischerwijs ook niet in iedere regio aanwezig. Het huidige historische verdeelmodel voor de financiële middelen BW is gebaseerd op een historische verdeling van dat aanbod in regio's.
Het is dus aannemelijk dat er bepaald type voorzieningen bestaan die niet in alle regio's aanwezig zijn Anderzijds is de inzet wel dat alle regio's zoveel mogelijk hun eigen inwoners kunnen bedienen met beschermd wonen-voorzieningen. Hoe gaan we hier nu mee om in het licht van landelijke toegankelijkheid? Dat vraagt afstemming tussen gemeenten in het licht van deze ontwikkelingen en de wettelijke opdracht om te zorgen dat mensen die beschermd wonen nodig hebben zich ook elders in Nederland kunnen vestigen. Daarbij zijn de volgende overwegingen bruikbaar:
- Is het mogelijk om binnen het bestaande aanbod in de regio van herkomst maatwerk te leveren, zodat de inwoner niet hoeft te verhuizen naar een andere regio? Zeker als dit past bij de wens van de inwoner, heeft dit de voorkeur. Het past immers bij de ambitie dat mensen zo dichtbij mogelijk ondersteuning en zorg ontvangen.
- Probeer als gemeenten onderling tot een redelijke oplossing te komen die recht doet aan de hulpvraag en wens van de betrokkene én het herstelperspectief. Betrek daarbij eventueel ook de optie van 'tijdelijk verblijf' in de handreiking.
- Betreft het zeer specialistisch beschermd wonen-aanbod dat niet in iedere regio beschikbaar kan zijn? Dan heeft de aanbieder vaak een afspraak met de gemeente waar de voorziening staat over een passende manier van financieren. Vaak wordt er dan een beroep gedaan op de gemeente van herkomst voor financiering van (een gedeelte van) het traject. Partijen grijpen dan terug op de passage over 'tijdelijk verblijf' in de handreiking.
- Komt u er onderling niet uit? De regioadviseurs van het Platform Sociaal Domein kunnen een neutrale, bemiddelende rol op zich nemen. Komt u er dan nog niet uit, dan is het mogelijk om een geschil voor te leggen aan de landelijke geschillencommissie.
(MO/BW) Mag iemand zich in een andere gemeente melden vanwege een sanctie of wachtlijst in een andere gemeente?
We gaan er van uit dat iemand zich in dat geval niet meldt bij een andere gemeente omdat hij/zij graag in die gemeente een leven op wil bouwen, maar dat iemand dat noodgedwongen doet, omdat hij of zij in de regio van herkomst geen mogelijkheden meer ziet.
De gezamenlijke ambitie is om kwalitatief goede, beschikbare en betaalbare hulp dichtbij mensen te borgen. Alle gemeenten hebben daarom niet-vrijblijvende afspraken gemaakt in de Norm voor Opdrachtgeverschap (NvO) BW en MO (2020). Uitgangspunt daarin is dat elke regio passend aanbod beschermd wonen moet hebben voor haar inwoners. Ook als er sprake is van een wachtlijst of een schorsing. In het licht van de toewijzing die iemand krijgt voor de opvang of beschermd wonen (als maatwerkvoorziening) moet de gemeente zich inspannen om overbruggingszorg te organiseren als sprake is van een wachtlijst. Tijdelijke overbrugging in een andere regio is dan een mogelijkheid, in overleg met die regio en in het kader van 'tijdelijk verblijf'. Een schorsing is een verstrekkende maatregel die niet moet leiden tot dakloosheid en die in principe tijdelijk is. Het is de verantwoordelijkheid van de gemeente waar iemand toegang tot opvang of beschermd wonen heeft gekregen om in samenspraak met betreffende zorgaanbieders zorg te dragen voor een passend vervolg in de regio.
(BW) Wie is verantwoordelijk voor beschermd wonen als iemand zich in een andere regio meldt omdat er veiligheidsproblematiek speelt in de regio van herkomst?
Soms is het vanwege een aanwezig negatief netwerk nog niet wenselijk om een hersteltraject dichtbij huis te starten. Het is dan wenselijk dat iemand (tijdelijk) elders beschermd kan wonen, buiten de invloedsfeer van dat netwerk. In de praktijk zien we dat gemeenten dan de volgende uitgangspunten hanteren:
- Iemand die vanuit een andere gemeente in een beschermde woonvorm komt wonen, alleen maar omdat er in de regio van herkomst een negatief netwerk is, wordt veelal gezien als een wat 'dunne' uitleg van beste plaats voor herstel.
- De inzet van de ondersteuning is primair erop gericht dat de burger na het beschermd wonen-traject weer terugkeert naar de gemeente van herkomst. Er is dan sprake van ‘tijdelijk verblijf’, waarbij de gemeente van herkomst verantwoordelijk is voor het organiseren van passende ondersteuning.
- Het is vrij gebruikelijk dat gemeenten onderling overeenkomen dat na tijdelijk verblijf van 1 jaar wordt bekeken of de beste plek van herstel nog steeds is in de gemeente van herkomst of dat iemand inmiddels iets heeft opgebouwd in de regio waar hij of zij beschermd woont, zodat het herstel daar beter voortgezet kan worden. Dit laatste in lijn met de criteria 'best passende plek voor herstel'. In dat laatste geval komen gemeenten onderling overeen dat de gemeente waar iemand beschermd woont het vervolgtraject (en de financiering) overneemt.
- In een enkel geval is het aan de voorkant duidelijk dat er geen sprake is van 'tijdelijk verblijf', maar een langdurig hersteltraject en komen gemeenten meteen aan de voorkant overeen dat de gemeente waar iemand beschermd gaat wonen meteen het traject en de financiering op zich neemt.
- Dit laatste is ook aan de orde als iemand geen duidelijke woonplaats heeft (gehad). Er is dan geen regio aanwijsbaar waar iemand op grond van de criteria het beste naar terug kan en wil keren.
(MO/BW) Geldt er een verplichting van overname als gedurende een traject blijkt dat een andere regio beter geschikt is voor het voortzetten van het traject?
Het kan voorkomen dat iemand die gebruik maakt van beschermd wonen zich meldt bij de gemeente dat hij of zij elders wil wonen. Het is dan belangrijk om te kijken wat de motivatie is van de inwoner om elders beschermd te gaan wonen. Is dit omdat de omgeving van een andere gemeente meer kansen biedt voor herstel? Dan kan de gemeenten met de inwoner contact opnemen met de wensgemeente om de mogelijkheden te onderzoeken. Als gemeenten hier onderling niet uitkomen, ook niet met de bemiddeling van een regioadviseur van het Platform Sociaal Domein, kunnen zij het geschil voorleggen aan de geschillencommissie Sociaal Domein.
Komt deze wens echter voort uit het ontbreken van passend aanbod in de eigen regio? Dan kan de gemeente in eerste instantie beter met de inwoner op zoek gaan naar een passende plek in de eigen regio. Zie ook het antwoord op de vraag 'In hoeverre is een aanvraag voor beschermd wonen in een andere regio geldig, als die regio zelf geen passend aanbod heeft?' (onder Aanbod).
(MO/BW) Wat kun je doen als een andere gemeente niet samen wil werken aan een warme overdracht van inwoners?
Als gemeenten hier onderling niet uitkomen, dan proberen ze er eerst alsnog samen uit te komen met de bemiddeling van een regioadviseur van het Platform Sociaal Domein. Als zij daarna nog niet tot een oplossing komen, kunnen zij het geschil voorleggen aan de geschillencommissie Sociaal Domein.
(BW) Hoe moeten we omgaan met de financiering van het eerste jaar beschermd wonen bij 'tijdelijk verblijf'?
In beginsel is de gemeente waar iemand zich meldt voor beschermd wonen, na een positief besluit genomen op basis van de criteria, verantwoordelijk voor het traject en de financiering daarvan.
Omdat het soms de nadrukkelijke intentie is dat iemand maar kort elders verblijft, staat in de beleidsregels 'Landelijke toegankelijkheid beschermd wonen' de optie van tijdelijk verblijf omschreven als 'verblijf korter dan een jaar, waarbij vanaf het begin de intentie aanwezig is om de cliënt terug te laten keren naar een instelling van centrumgemeente A of om uitstroom te realiseren. Centrumgemeente A financiert in dit geval de plek voor de cliënt in centrumgemeente B.
In de praktijk is dit een optie die gemeenten onderling vaak overeenkomen in gevallen waarbij het nog niet duidelijk is of iemand zich op de langere termijn gaat vestigen in de wensgemeente.
(MO/BW) Is er een termijn waarbinnen een gemeente verplicht is om iemand terug te nemen als iemand zich meldt in een andere gemeente?
Landelijke toegankelijkheid betekent dat iemand zich in iedere gemeente mag melden voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang. De gemeente moet deze aanvraag in behandeling nemen, onderzoeken en tot een besluit komen. De handreikingen geven hiervoor houvast. Contact opnemen met de gemeente van herkomst kan onderdeel zijn van dit onderzoek. Als duidelijk is dat iemand zich ook in een andere gemeenten heeft gemeld dan is het altijd aan te bevelen contact op te nemen met deze gemeenten om te overleggen over welke gemeenten het onderzoek uitvoert.
(MO/BW) Wat is de verantwoordelijkheid van de gemeente van herkomst en hoe lang geldt die verantwoordelijkheid?
Landelijke toegankelijkheid betekent dat iemand zich in iedere gemeente mag melden voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang. De gemeente moet deze aanvraag in behandeling nemen, onderzoeken en tot een besluit komen. Bij het onderzoek wordt gekeken naar de beste plek voor herstel. Als dit een andere gemeente lijkt te zijn, neemt de gemeente die het onderzoek uitvoert hierover contact op met die gemeente. Zie ook het antwoord op de vraag 'Geldt er een verplichting van overname als gedurende een traject blijkt dat een andere regio beter geschikt is voor het voortzetten van het traject?' (onder Samenwerking).
(MO/BW) Waar kan ik een geschil indienen en wordt er vaak gebruik gemaakt van de geschillencommissie bij geschillen over landelijke toegankelijkheid?
Op de website van de geschillencommissie kunt u lezen waar en hoe u een geschil kunt voorleggen. Ook de voorwaarden zijn hier te lezen. Er worden jaarlijks slechts een paar geschillen voorgelegd. U kunt dit teruglezen in het jaarverslag van de geschillencommissie. Op de website vindt u ook de uitspraken in geschillen.