Gemeenten staan klaar om een bijdrage te leveren aan grote maatschappelijke thema’s. Daarvoor hebben we wel een goede financiële uitgangspositie nodig en moeten we met het rijk als gelijkwaardige partners optrekken

Geüpdatet op 24 mei 2024

Financiële verhoudingen

Vanwege keuzes in de vorige formatie raakte de samenwerking met het kabinet verlamd en kreeg het onderling vertrouwen een knauw. Het Bestuurlijk Overleg Financiële verhoudingen van 21 november 2023 ervaarden we als een nieuw begin om de interbestuurlijke verhoudingen en de financiële balans tussen rijk en gemeenten te verbeteren. 

We willen graag verdere stappen zetten die ook echt leiden tot verbetering in de positie van gemeenten. We hechten veel belang aan dit herstel van vertrouwen en zijn gemotiveerd hierin verder te investeren. In de tussentijd zijn we iets vooruitgekomen, maar we zijn er nog lang niet. 

Gevolgen nieuw accres 

Gemeenten zijn gemiddeld voor 57% van hun inkomsten afhankelijk van het gemeentefonds, maar voor sommige gemeenten is dat zelfs meer dan 80%. Kabinet Rutte IV heeft bij de Voorjaarsnota 2023 eenzijdig een nieuwe financieringssystematiek aangekondigd: het rijk wil voortaan het accres koppelen aan de gemiddelde groei van het bbp over de afgelopen 8 jaar – een percentage van ongeveer 1,6% - 1,8%. 

Gemeenten ontvangen hierdoor minder uit het gemeentefonds, maar het rijk heeft in de Voorjaarsnota 2024 toegezegd dit verschil tussen 2026 en 2029 volledig te compenseren. Voor het jaar 2025 is dat echter niet het geval. Een zuivere toepassing van de nieuwe systematiek zou leiden tot een afname van de rijksbijdrage met ruim € 1,3 miljard. Het rijk brengt dit terug naar een afname van € 675 miljoen. Vanaf 2026 stijgt het structureel met € 750 miljoen oplopend tot ongeveer 1 miljard in 2029.

Als deze korting niet wordt hersteld, moet een volgend kabinet zich rekenschap geven van het feit dat dit reële gevolgen gaat hebben: investeringen worden uitgesteld of geannuleerd en er zal bezuinigd moeten worden op de uitvoering van vrijwel alle gemeentelijke taken. 

In balans brengen van taken en middelen

Gemeenten starten begin 2024 met het opstellen van hun meerjarenbegroting 2025-2028. Het is dan noodzaak om gezamenlijk te kijken welke taken nog binnen de beschikbare middelen kunnen worden uitgevoerd en op welke wijze. Anders moeten we noodgedwongen bezuinigingen in gang gaan zetten op woningbouw, zorg, beheer en onderhoud en andere belangrijke zaken. 

Het BMC-rapport en het advies van de Taskforce Taken en Middelen geven aan op welke terreinen dit zijn weerslag heeft. Het corrigeren van de ingrepen op het gemeentefonds en de normering daarvan moet met voorrang gebeuren. Dit is noodzakelijk om de basis op orde te brengen. Daarnaast moeten we ook het gesprek blijven voeren over bestaande tekorten op huidige taken. Te denken valt bijvoorbeeld aan onderwijshuisvesting,  uitvoering van de participatiewet en Wmo en jeugdzorg. Bij deze gesprekken moeten ook aspecten als arbeidsmarktkrapte betrokken worden. 

Stappen die in de tussentijd zijn gezet 

Terwijl de formatie liep, gingen de gesprekken met het demissionaire kabinet (de fondsbeheerders) en de VNG door over de financiële positie van gemeenten. Deze gesprekken hebben geleid tot enkele belangrijke keuzes die zijn opgenomen in de Voorjaarsnota (15 april 2024). Het gaat om 3 punten waar we ons voor hebben ingezet: het afschaffen van de opschalingskorting, een aparte indexering en fondsvorming voor zorgkosten en minder specifieke uitkeringen. Over de laatste 2 moeten nog goede afspraken gemaakt worden.

Afschaffen van de opschalingskorting 

De opschalingskorting is structureel geschrapt. Daar vochten we al langer dan 10 jaar voor. Het terugdraaien van deze korting verkleint het gat voor gemeenten in 2026 met € 675 miljoen. 

Indexering van de fondsen passend bij stijgende kosten op wettelijke (zorg)taken

De nieuwe bbp-systematiek voor het indexeren van het gemeentefonds werkt niet goed voor de kosten voor zorgtaken, zoals de Wmo. De zorgkosten stijgen onder andere door de vergrijzing veel harder dan het bbp en gemeenten hebben door de wettelijke zorgplicht zeer beperkte sturingsmogelijkheden qua taken. In de Voorjaarsnota zijn heldere afspraken opgenomen over de indexering van deze zorgkosten. Het demissionaire kabinet heeft dit kracht bijgezet door hiervoor direct een extra reservering van € 75 miljoen in 2026 oplopend tot € 300 miljoen in 2029 op te nemen. 

Dit is voor ons een teken dat we vertrouwen kunnen hebben in een haalbare gezamenlijke aanpak van de houdbaarheid Wmo. We maken ons sterk om de kabinetsvoornemens uit de Voorjaarsnota 2024 over de Wmo om te zetten in concrete, structurele en langjarige afspraken. 

Meer algemene en minder specifieke uitkeringen

In 2018 waren er nog 16 specifieke uitkeringen, in 2021 was dat aantal opgelopen tot 131. Een specifieke uitkering is geoormerkt geld voor decentrale overheden om specifiek beleid uit te voeren. Het nadeel is dat hiermee de beleidsvrijheid van decentrale overheden wordt ingeperkt. Daarnaast is de verantwoordings- en administratielast voor gemeenten groot en zorgt het voor hoge kostenstijgingen. 

In de Voorjaarsnota is een opschoningsactie van specifieke uitkeringen (spuks) aangekondigd. Deze opschoonactie is inmiddels ingehaald door een aankondiging in het hoofdlijnenakkoord waarin alle spuks worden overgeheveld naar het gemeentefonds, met een budgetkorting van 10%. 

Als deze korting direct in het gemeentefonds wordt verwerkt, dan zijn we terug bij af. Een korting die vooruit loopt op de eventuele lagere administratielasten doet sterk denken aan de opschalingskorting, waar we juist van af zijn. We willen dat deze worden ingeboekt op het moment van overheveling zelf en voor de looptijd van de betreffende specifieke uitkering.

Geen aanvullende bezuinigingen

Gelet op de grote maatschappelijke opgaven waar gemeenten een rol in spelen en de huidige toestand van de gemeentefinanciën, achten wij het vanzelfsprekend dat er geen enkele ruimte is voor extra of aanvullende bezuinigingen. Dit zou de goede uitgangspositie van gemeenten tenietdoen. 

Versterking partnerschap

We werken aan oplossingen die werken in onze buurten, wijken en gebieden. Oplossingen die uitlegbaar zijn aan onze inwoners en die uitvoerbaar voor onze organisaties. We brengen daarom graag onze praktijkkennis vanaf de start in. We vragen om in de interbestuurlijke verhouding meer zekerheden in te bouwen dat nieuwe plannen ook uitvoerbaar en effectief zijn. 

De Code interbestuurlijke verhoudingen en de Uitvoerbaarheidstoets decentrale overheden zijn daarin onmisbaar, evenals een uitvoeringstoets door de VNG en gemeenten zelf. Daarmee zijn we er nog niet: professionals, data en ICT, en geld zijn komende jaren schaars(er) in beschikbaarheid of aanpassingsvermogen. 

Maak samen met ons heldere keuzes waar gemeenten écht het verschil kunnen maken en welke taken beter centraal uitgevoerd kunnen worden – en stel hen hier ook toe in staat. Kijk ook waar vereenvoudiging mogelijk is, voor onze inwoners en onze mensen in de uitvoering. Alleen samen komen we uit de crisisstand en gaan we naar langetermijnoplossingen. Alleen samen kunnen wij een slagvaardige overheid zijn, die doet wat het belooft en waar de burger op vertrouwt.

Meer informatie

De informatie op deze pagina is op basis van resoluties die zijn aangenomen op de algemene ledenvergaderingen: ‘Formerende partijen, gebruik de kracht van lokaal bestuur!’ (1 december 2023), ‘Nieuw kabinet, gebruik en borg de kracht van het lokaal bestuur’ en de moties die hierop voortbouwen (24 mei 2024).