In Noord-Holland hebben negen jeugdhulpregio’s (Amsterdam-Amstelland, Gooi- en Vechtstreek, Haarlemmermeer, Kop van Noord-Holland, Midden Kennemerland, Noord-Kennemerland, West-Friesland, Zaanstreek – Waterland en Zuid-Kennemerland) gezamenlijk een bovenregionaal overleg ingericht rond Jeugdhulp.
Hierdoor wordt niet alleen het collectief opdrachtgeverschap versterkt. Men leert ook over het perspectief van andere jeugdregio’s die werken met dezelfde aanbieders, hun keuzes en tot welke uitkomsten dit leidt.
Een belangrijk uitgangspunt daarbij is om niet te focussen op de verschillen in keuzes die jeugdregio’s maken, maar juist de motieven achter de keuzes en de lessen die eruit voortkomen te delen.
George Ziedses des Plantes, categoriemanager Jeugd bij de gemeente Haarlemmermeer, vertelt hoe het bovenregionaal overleg tot stand kwam, wat agendapunten zijn en welke lessen getrokken kunnen worden uit de samenwerking.
J42 als startpunt
“De verschillende jeugdhulpregio’s in Noord-Holland spraken elkaar regelmatig tijdens de J42bijeenkomsten. Hier ontstonden de eerste ideeën voor het bovenregionaal overleg, want de keuzes van één jeugdregio hebben nu eenmaal een impact op de andere jeugdregio’s. Uit een korte inventarisatie bleek er breed draagvlak voor een regulier overleg met vertegenwoordigers van de verschillende Noord-Hollandse jeugdregio’s.
Vrijwel tezelfdertijd ontstond er ook een externe prikkel om elkaar te ontmoeten: één van onze belangrijkste aanbieders bleek in zwaar weer te verkeren waardoor er voor ons, als verantwoordelijk opdrachtgevers, een concrete aanleiding was om met elkaar het gesprek te voeren.”
Overleg zonder oordeel en ruimte bieden aan verschillen
“Eén van de succesfactoren van het bovenregionaal overleg is de grondhouding van de verschillende jeugdregio’s ten aanzien van de verschillen tussen regio’s: dit overleg is oordeelvrij. De discussie of iets wenselijk is of juist niet, vindt hier niet plaats. Er wordt niet gezegd ‘dit zou je echt niet moeten doen’. Soms heeft een regio die mening wel en dan worden de zorgen bestuurlijk gedeeld, maar ambtelijk is het vooral het zaak om het van elkaar te weten zodat je erop kunt anticiperen.
Daarnaast leidt het erkennen van verschillen tussen jeugdregio’s ook tot betere oplossingen. Zo zijn we bijvoorbeeld bezig met de ontwikkelingen rondom onderwijs-jeugdhulp, waarvan de lokale inrichting sterk verschilt. We organiseren nu dat de beleidsadviseurs die met dit specifieke thema aan de slag zijn elkaar kunnen ontmoeten om best practices uit te wisselen. Ook rond het thema administratie is eerder met succes een gelijkaardig overleg georganiseerd.”
Collectief opdrachtgeverschap hoog op de agenda
“In het bovenregionaal overleg komen diverse thema’s aan de orde. De agendapunten worden gezamenlijk bepaald, waarbij collectief opdrachtgeverschap een telkens terugkerend thema is. We hebben met elkaar geconstateerd dat als wij een belangrijk deel van de omzet zijn van bepaalde zorgaanbieders, dat zijn er bovenregionaal zo’n tien, het ook logisch is dat wij als gezamenlijke opdrachtgevers bezig zijn met wat er gebeurt bij die zorgaanbieder en wat we aan die zorgaanbieder vragen.
We bespreken hoe we invulling kunnen geven aan collectief opdrachtgeverschap zonder verschillen in lokale uitgangspunten en invullingen te verloochenen. Belangrijk daarbij is om in ieder geval een overzicht te maken van de aanspreekpunten per zorgaanbieder in de verschillende jeugdregio’s.
Als er dan onrust is bij een zorgaanbieder in één van de jeugdregio’s kan makkelijk contact worden gelegd met de andere jeugdregio’s: wat is jouw indruk, kloppen onze bevindingen en kunnen we hierin iets voor elkaar betekenen? Ook dat is collectief opdrachtgeverschap.”
Van woonplaatsbeginsel tot bekostigingsystematiek: samen weet je meer
“Naast collectief opdrachtgeverschap worden in dit overleg diverse thema’s besproken: van landelijke ontwikkelingen – wat betekent het woonplaatsbeginsel voor onze jeugdregio’s? – tot ontwikkelingen bij bovenregionale jeugdhulpaanbieders.
Wanneer een regio bijvoorbeeld aangeeft niet zeker te weten of aanbieder A of B in de nabije toekomst nog wel zorg in die regio blijft bieden, heeft dat een impact op de omgeving. Het is dan ook waardevol om die informatie met elkaar te delen.
Andere actuele thema’s zijn de ontwikkelingen rond de gecertificeerde instellingen, inrichting van expertteams jeugdzorg, de wetswijziging in persoonlijke verzorging voor kinderen met somatische problematiek en wachtlijsten bij aanbieders. Zaak is om telkens met elkaar te kijken naar wat we in den lande zien gebeuren, wat dat betekent voor onze regio’s en of actief samen optrekken wel of juist geen meerwaarde heeft.
Ook houden de jeugdhulpregio’s elkaar op de hoogte van verschillende aanbestedingsprocessen, wijzen van bekostiging en afspraken hieromtrent. Daarbij leren we van elkaar wat wel of juist niet goed werkt en waarom.”
Ruimte voor discussie
“Het erkennen van verschillen neemt niet weg dat er soms stevige discussies zijn. De uitgangspunten van regio’s staan soms haaks op elkaar. De discussie is dan niet gericht op ‘moge de sterkste winnen en het beste model als winnaar uit de bus komen’, maar kenmerkt zich veel meer door nieuwsgierigheid. Nieuwsgierigheid naar de verschillen in keuzes en hoe beslissingen in de praktijk anders uitpakken in verschillende jeugdregio’s.
Hierbij is het belangrijk aandacht te hebben voor verschillen die er van oudsher tussen regio’s zijn. Ben je een grote stad met omliggende kernen, of ben je een landelijk gebied met heel veel verspreide kernen, dat maakt echt uit. Het maakt ook uit welke partijen er van oudsher met elkaar samenwerken en hoe dat is ingebed in het lokale zorglandschap. Die verschillen zijn er en maken dat er voor andere uitgangspunten wordt gekozen.”
Samen bouwen aan een gedegen zorglandschap voor de specialistische jeugdhulp
“Veel bespreekpunten in het bovenregionaal overleg gaan feitelijk over de vraag hoe we, met elkaar, het zorglandschap voor de specialistische jeugdhulp willen inrichten. De afspraken die jeugdregio’s vervolgens individueel met aanbieders maken, zijn daar een afgeleide van. Daarbij zien we dat verschillende regio’s verschillende keuzes maken. D
at impliceert ook dat de precieze inrichting van het zorglandschap niet in alle regio’s identiek is. Dat is prima, zolang we elkaar goed weten te vinden voor wat betreft de partijen die een cruciale functie hebben in de regio en die we dus niet zomaar willen verliezen en hoe we daar als collectief van opdrachtgevers op willen sturen.
Dat betekent dat we met elkaar nagaan welke andere partijen betrokken zijn, bijvoorbeeld de Transitie Autoriteit Jeugd, en welke rol we zelf op willen pakken.”
Tips en trucs
- Probeer de ‘bril’ van je eigen regio af en toe af te zetten en over de grens te kijken. Hier kun je slimme ideeën opdoen en delen, en in die uitwisseling jezelf en de ander sterker maken.
- Geef het overleg een zekere vrijblijvendheid. Er hoeven geen harde afspraken gemaakt te worden, het uitwisselen van ideeën en ervaringen staat centraal. Zonder de autonomie van regio’s in te perken, blijkt over veel zaken goede afstemming en overeenstemming mogelijk.
- Accepteer dat er altijd discussie over verschillende invullingen zal ontstaan. Dit heeft ook te maken met de verschillende kenmerken van de regio’s. Er hoeft geen consensus over het beste model te ontstaan.
- Wat betreft de invulling:
- Gebruik voor een bovenregionaal overleg díe schaalgrootte waarin je elkaar nog wel fysiek kunt opzoeken.
- Een dynamische opzet werkt prima. Gezamenlijk “al doende” bepalen wat het programma wordt, zorgt ervoor dat het overleg een nauwe band houdt met de praktijk.
- Thema’s die in de J42 aan de orde zijn geweest kunnen inspiratie vormen voor invulling van een bovenregionaal overleg.