Binnen het thema bouwen en wonen speelt een aantal urgente opgaven dat de volle aandacht vraagt van gemeenten. 

De eerste opgave is het aanpakken van het nijpende woningtekort, dat in de komende jaren verder oploopt als er geen maatregelen worden getroffen. Op dit moment is er tekort van 331.000 woningen, 4,2% van de woningvoorraad. Het doel is om dit in 2035 terug te dringen naar 2,0%. In de komende jaren moet daarom niet alleen extra worden bijgebouwd om het tekort weg te werken, maar ook om aan de stijgende vraag te kunnen voldoen. De tweede opgave waarmee gemeenten te maken krijgen is de invoering van de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen (WKb) die per 1 januari 2022 stapsgewijs in werking treedt met als doel om de kwaliteit van bouwprojecten te verbeteren. De gevolgen voor gemeenten door invoering van Wkb zijn aanzienlijk; niet alleen doordat de rol en de werkzaamheden veranderen, maar ook financieel gezien. De derde opgave betreft het verduurzamen van woonwijken. Hierbij gaat het niet enkel om het verduurzamen van (bestaande) woningen, maar ook de afstemming te vinden met andere onderwerpen zoals klimaatadaptatie, warmtetransitie en energiebronnen. Ondanks de urgentie van deze opgaven hapert de uitvoeringskracht van gemeenten op dit thema. Deze casestudy stipt de belangrijkste knelpunten aan en toont de effecten op de uitvoeringskracht aan.

Onvoldoende geld beschikbaar voor het aanpakken van de woningbouwopgave

In de Staat van de Woningbouw 2020 stelt het ministerie van Binnenlandse Zaken dat in de periode 2020 en 2030 845.000 woningen gebouwd moeten worden (1). Gemeenten bouwen weliswaar zelf geen woningen, maar hebben een rol in het bestemmen en eventueel verwerven, bouwrijpmaken en inrichten van bouwlocaties. En ze kunnen een rol spelen in de financiering. Ze hebben echter onvoldoende geld beschikbaar om deze woningbouwopgave op gang te brengen én te houden. 

Om de opgave op gang te brengen heeft het kabinet met de Woningbouwimpuls € 1 miljard beschikbaar gesteld voor de bouw van tenminste 65.000 woningen (2). In Den Haag is bijvoorbeeld een deel van dit bedrag ingezet om een asfaltcentrale te verhuizen. Met de verhuizing van de centrale is € 71 miljoen gemoeid om zo woningbouw in het gebied mogelijk te maken (3). De Woningbouwimpuls wordt op deze manier ingezet om barrières weg te nemen en de benodigde investeringen in bijvoorbeeld mobiliteit en openbare ruimte te betalen. 

Daarnaast is de Woningbouwimpuls een incidentele investering om de woningbouw te stimuleren. Een structurele investering is wenselijk, omdat de Woningbouwimpuls wel het gewenste effect sorteert. Tegelijkertijd zijn er kanttekeningen te plaatsen bij deze subsidieregeling. In de eerste plaats betreft dat het feit dat cofinanciering wordt gevraagd van gemeenten. Deze cofinanciering kan een probleem zijn, wanneer gemeenten het financieel zwaar hebben door bijvoorbeeld problemen in het sociaal domein. Daarnaast vraagt de regeling om een significante investering van gemeenten bij de aanvraag. Zo heeft een bepaalde gemeente 3 ambtenaren voor een periode van 7 weken fulltime ingezet om de aanvraag rond te krijgen. Tot slot bereikt de Woningbouwimpuls niet gemeenten in een krimpregio of gemeenten die een kwalitatieve woningbouwopgave hebben; deze hebben veelal een (tijdelijke) mismatch van het woningaanbod ten opzichte van de behoefte. 

Ook bij woningbouwcorporaties ontbreekt het aan de financiële middelen om de woningbouw-opgave op gang te brengen. Corporaties hebben 2 maatschappelijke opgaven: het realiseren van DAEB-woningen en de bestaande woningvoorraad verduurzamen. Om in 2035 aan beide opgaven te hebben voldaan is € 116 miljard euro nodig, maar corporaties kunnen door het ontbreken van de benodigde financiën € 30 miljard aan opgaven niet oppakken. Bij een hogere demografische groei kan dit tekort zelfs oplopen tot € 40 miljard (4). 

Ontbreken van financiële compensatie voor uitvoeren van nieuwe taken 

Naast het ontbreken aan financiële middelen om de woningbouwopgave adequaat aan te kunnen pakken, ontbreekt het gemeenten ook aan gelden voor het uitvoeren van nieuwe taken. Gemeenten krijgen vaak met nieuwe taken te maken, terwijl er amper tot geen extra budget beschikbaar wordt gesteld om deze taken uit te voeren zoals beoogd. Zo is vanwege de herziening van de ‘Europese richtlijnen energieprestatie van gebouwen’ de algemene uitkering van het Gemeentefonds met € 1,797 miljoen verhoogd (5). Verdeeld over de 355 gemeenten komt dit neer op een gemiddelde verhoging van € 5.062 per gemeente. 

Ook de invoering van de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen (WKb) heeft financiële gevolgen voor de gemeenten. Gemeenten raken door de invoering van WKb taken, maar ook leges kwijt. Berenschot en De ANG Connectie hebben gekeken wat de financiële consequenties zijn van de invoering van de WKb (6). Afhankelijk van de grootte van de gemeente kan een daling van 11% tot 34% van de legesopbrengsten worden verwacht. Voor de gemeente Almere zou dit bijvoorbeeld resulteren in een daling van 20% in de legesopbrengsten wat gelijk staat aan € 2 miljoen (7). 

Casus: sloopmelding i.p.v. sloopvergunning

Met het invoeren van het Bouwbesluit in 2012 is de vergunning voor het slopen van bouwwerken komen te vervallen. In plaats daarvan geldt een meldingsplicht. Voor een sloopmelding is de sloper geen leges verschuldigd. Tegelijkertijd is het toezicht en de handhaving wel bij de gemeenten gebleven. 

Door het ontbreken van financiële compensatie verschuift de aandacht van gemeenteambtenaren (onbewust) naar taken waar wel leges tegenover staan om zo voldoende inkomsten te genereren. Hierdoor raken de taken zoals toezicht en handhaving van sloopwerkzaamheden in het geding, met meer (milieu)incidenten rondom sloopprojecten als gevolg. 

Weliswaar zijn gemeenten de kosten kwijt die aan deze leges verbonden waren, maar daar staat tegenover dat gemeenten er tegelijkertijd wel weer andere taken bij krijgen waarvoor geen leges gevraagd kunnen worden. De invoering van het Bouwbesluit in 2012 laat zien dat het op peil houden van de expertise en kennis noodzakelijk blijft, maar dat de mogelijkheden om legesinkomsten hiervoor te genereren worden beperkt. Eenzelfde scenario is mogelijk bij de invoering van de WKb.

Werken bij de gemeente geen aantrekkelijk carrièreperspectief voor jonge ambtenaren

Jonge ambtenaren willen graag bij hun gemeenten werkzaam blijven zo blijkt uit het onderzoek Jong @ Gemeenten, maar stuiten op bureaucratie en het ontbreken van (voldoende) doorgroeimogelijkheden (8). Deze conclusies komen ook naar voren in de Personeelsmonitor 2019 van A&O fonds gemeenten: 32% van de jongeren die uitstroomt, geeft onvoldoende carrièreperspectief of doorgroeimogelijkheden als reden (9). 

Dit blijkt ook uit de instroomcijfers van 25-35-jarigen. Ten opzichte van 2018 is er een daling zichtbaar (32% om 34%) in het aantal jongvolwassenen dat aan de slag gaat bij een gemeente. Naast het feit dat er een daling zichtbaar is, steekt het aandeel 25-35-jarigen dat werkzaam af bij een gemeente schril af ten opzichte van de rest van de beroepsbevolking. In een gemeente is gemiddeld 13% in de leef-tijd van 25 t/m 35 jaar, terwijl binnen de landelijke beroepsbevolking deze leeftijdscategorie 21% is.

Ambtelijke organisatie: te weinig capaciteit en niet de benodigde competenties

Uit de personeelsmonitor van A&O fonds gemeenten komt ook naar voren dat gemeenten te maken krijgen met een capaciteitstekort, of in sommige gevallen er al mee te maken hebben (9). In 2015 was de uitstroom van ambtenaren 5,2%, maar in 2019 was dit al opgelopen tot 8,2%. Dat heeft voor een deel te maken met (vroegtijdige) pensionering van ambtenaren, maar ook de jongere ambtenaren verlaten de gemeentelijke organisatie. In de leeftijd van 25 t/m 55 jaar is er zelfs een stijging zichtbaar ten opzichte van voorgaande jaren. De belangrijkste redenen voor vrijwillige uitstroom zijn verbetering van arbeidsvoorwaarden, kortere reistijd woon-werkverkeer en onvoldoende doorgroeimogelijkheden.

Uit de monitor komt ook naar voren dat de vacatures op het gebied van bouwkunde / civiele techniek en ruimtelijke ordening het moeilijkst te vervullen zijn. Het niet goed en tijdig kunnen invullen van de functies rondom bouwkunde / civiele techniek zorgen er zelfs voor dat gemeenten worden belemmerd in het uitvoeren van hun activiteiten (9).

Daarnaast worden van ambtenaren in de toekomst extra competenties verwacht, boven de al aanwezige competenties. De belangrijkste competenties die naar voren komen, zijn gericht op samenwerken en datagericht werken (10). Bij het samenwerken gaat het om zowel interne als externe stakeholders. Zeker de door de toenemende complexiteit in de afgelopen jaren (energietransitie, Omgevingswet, klimaatakkoord, enzovoort) is het belangrijk om het ‘gesprek te voeren’ en inzicht te hebben in de belangen van een ander. Tegelijkertijd zit een deel van de complexiteit ook in het tegemoet komen aan de (verschillende) belangen en toelichten waarom bepaalde keuzes wel of niet zijn gemaakt. Daarnaast gaan data een steeds grotere rol spelen. Hierbij is het niet de bedoeling dat elke ambtenaar data-analyses uitvoert, maar wel begrijpt wat data zijn en wat de meerwaarde ervan is (11).

Data over bouwen en wonen zijn versnipperd en gefragmenteerd aanwezig 

Datagedreven werken staat binnen het thema bouwen en wonen nog in de kinderschoenen. Een landelijk initiatief is de Lokale Monitor Wonen waarin sinds 2016 de betaalbaarheid en beschikbaarheid van sociale en particuliere huurwoningen per gemeente inzichtelijk wordt gemaakt (12). Weliswaar zijn bepaalde data op wijkniveau beschikbaar, maar de benodigde data om beslissingen te nemen is óf onvoldoende specifiek óf niet op het gewenste detailniveau beschikbaar. Hierdoor kunnen de data niet worden ingezet bij het nemen van dagelijkse beslissingen op het niveau van een gemeente.

De meerwaarde van datagedreven werken voor bouwen en wonen wordt in het algemeen erkend, maar het is veelal onduidelijk hoe deze toegevoegde waarde kan worden benut en wat daarvoor nodig is. Nu zijn de beschikbare data binnen gemeenten veelal gefragmenteerd aanwezig, worden ze niet continu geüpdatet en zijn ze niet gekoppeld aan andere databases om nieuwe inzichten te krijgen. Een concreet voorbeeld uit de praktijk is een Excel-bestand met een lijst van uitgevoerde asbestonderzoeken binnen een gemeente dat op een lokale computer staat. Gefragmenteerd, niet real-time en niet gekoppeld aan andere data. Tot slot blijkt dat grote hoeveelheden relevante data ook niet beschikbaar zijn voor gemeenten doordat het eigendom bij andere partijen ligt. 

Geen duidelijke coördinatie op het dossier bouwen en wonen

Gemeenten ervaren op het dossier bouwen en wonen een gebrek aan centrale coördinatie (13). Het gaat hierbij verder dan enkel de woningbouw, want ook op het gebied van doorstroming en verduurzaming is (centrale) coördinatie wenselijk, zeker doordat de thema’s bouwen en wonen vaak bij 2 verschillende afdelingen zijn ondergebracht. 

Qua woningbouwopgave onderkennen de betrokken bestuurslagen de urgentie, hebben op hoofdlijnen overeenstemming over het doel en hebben een duidelijk beeld over de rolverdeling. Toch vraagt de complexiteit van de woningbouwopgave in de eerste plaats om meer coördinatie vanuit het Rijk en de provincies, waarbij er tegelijkertijd aandacht is voor de lokale opgaven. Het Rijk heeft de afgelopen periode de handschoen opgepakt om de coördinerende rol op zich te pakken met het sluiten van 6 Woondeals in januari 2019 en zo een versnelling te realiseren voor de woningbouw. 

Voor bijvoorbeeld de doorstroming en het verduurzamen van woonwijken wordt ook gevraagd om meer coördinatie vanuit de rijksoverheid, maar dan gericht op het wegnemen van obstakels. Voor de doorstroming is het van belang dat in de eerste plaats senioren, die in eengezinswoningen wonen, verhuizen naar voor hen passende woonruimte in hun vertrouwde omgeving, waardoor doorstroming op gang komt (14). Hierbij is het wel van belang, dat er woningen voor ouderen beschikbaar zijn: op dit moment zijn er een kwart miljoen extra ouderenwoningen benodigd om de doorstroming op gang te brengen, en voor de komende 20 jaar zelfs 400.000 in totaal (15). Als op deze manier de doorstroming op gang kan worden gebracht, kan ook beter invulling worden gegeven aan het programma ‘Langer thuis’ van het ministerie van VWS. Dit is erop gericht om ouderen zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen (16). 

Ook voor het verduurzamen van woonwijken zijn nog de nodige obstakels waar een rol ligt weggelegd voor de rijksoverheid om deze hindernissen weg te nemen. In het TNO-rapport ‘Alle bestaande woningen aardgasvrij in 2050. Wie moet wat, wanneer en hoe doen?’ wordt bijvoorbeeld aangegeven dat onduidelijk is welke partij welke taak heeft en dat gemeenten onvoldoende toegang hebben tot objectieve informatie om goede besluiten te nemen. In de rapportage werd benoemd dat het borgen en delen van geleerde lessen bij het verduurzamen essentieel is (17). In het afgelopen jaar zijn daarom diverse initiatieven opgestart om de geleerde lessen te borgen en delen, maar er dit zijn veelal gefragmenteerde initiatieven. Er is hiervoor nog geen centraal punt. 

Lokale woonbehoeften worden onvoldoende ingevuld door lokale kennis en expertise

De invulling voor de woningbouw ligt nu vaak nog gecombineerd bij provincies en gemeenten, met de gedachte dat op deze niveaus het beste zicht is wat de kwantitatieve behoefte aan woningen is en op welke wijze hier invulling aan kan worden gegeven (18). Tegelijkertijd ervaren gemeenten ook met enige regelmaat dat de provinciale prognoses voor de woningbouwbehoefte verouderd en incompleet zijn, en daardoor geen goed beeld geven van de werkelijke behoefte binnen een gemeente. 

Daarnaast moeten er niet alleen woningen worden gebouwd, maar ook leefbare wijken en buurten worden gerealiseerd en behouden. Hierbij moet er continu aandacht zijn vanuit de verschillende betrokken overheden, zowel voor de fysieke als sociale kant. Het Platform31-rapport ‘Wijk in zicht’ benoemt als 1 van de succesfactoren voor leefbare wijken de samenhang tussen fysieke en sociale programma’s: programma’s die drijven op de betrokkenheid en inbreng van lokale kennis, omdat op deze manier de juiste tools en handvatten worden geboden (19). Het beschikbaar stellen van een Volkshuisvestingsfonds van € 450 miljoen is een eerste stap in de richting, maar ook dit betreft voor nu een eenmalige investering (20).

Gemeenten fungeren enkel als uitvoeringsorganisaties van het Rijk

In de rapportage ‘Als één overheid’ van de Studiegroep Interbestuurlijke en Financiële Verhoudingen (21) wordt het ingrijpen door het Rijk door middel van wet- en regelgeving in de gemeentelijke taakuitvoering gezien als 1 van de oude patronen in de samenwerking tussen het Rijk en de decentrale overheden. Deze reflexen zorgen ervoor dat wet- en regelgeving wordt bedacht vanuit het Rijk, zonder te veel inzicht in de impact op de gemeentelijke uitvoeringskracht, welke (financiële) middelen nodig zijn om uitvoering te geven aan datgene wat is bedacht of hoe de verschillende opgaven met elkaar conflicteren. De certificeringsregeling stookinstallaties (CV-ketels) is hier een voorbeeld van: vanaf 2022 mogen CV-ketels alleen nog worden geïnstalleerd of gerepareerd door gecertificeerde installateurs. Handhaving dreigt te komen te liggen bij gemeenten, maar gemeenten zien in de wet zoals die er nu ligt geen rol voor zichzelf weggelegd (22).

Ook het ontbreken van voldoende afstemming tussen ministeries en departementen in de wet- en regelgeving wakkert het beeld aan dat gemeenten vooral worden gezien als uitvoeringsorganisaties. Gemeenten worden onvoldoende betrokken bij het bepalen van de impact van nieuwe wet- en regelgeving of welke conflicten ontstaan door regelgeving vanuit verschillende richtingen. Een voorbeeld hiervan is het asbeststelsel waarbij de ministeries van SZW en IenW vanuit een eigen oogpunt bij zijn betrokken (arbo respectievelijk leefomgeving en milieu), maar ook de ministeries van BZK (bouwbesluit) en EZK (subsidies plaatsen zonnepanelen) zijn aangehaakt (23). Elk ministerie vanuit zijn eigen belang. Met de gemeente als organisatie, die naast de (beperkte) private controle, verantwoordelijk is voor de handhaving en toezicht, maar onvoldoende betrokken is bij de vormgeving van dit stelsel.

Complexiteit van de opgave is in de afgelopen jaren toegenomen

Tot slot is de complexiteit rondom het thema bouwen en wonen de afgelopen jaren alleen maar toegenomen, zowel in kwalitatief als kwantitatief. Er zijn meer raakvlakken gekomen met andere onderwerpen, maar ook de opgave waar de sector voor staat is in absolute zin toegenomen. Het doel van het landelijke klimaatakkoord is om in 2030 de CO2-uitstoot van ons land met 49% te hebben gereduceerd ten opzichte van 1990. Voor de gebouwde omgeving betekent dit dat onder meer 7 miljoen woningen in 2050 van het aardgas af moeten. De eerste stap in deze energietransitie is om de bestaande woningvoorraad te verduurzamen (24). Tot 2021 zijn gemeenten planmatig aan de slag en wordt bijvoorbeeld inzichtelijk gemaakt wanneer wijken van het aardgas af kunnen (Transitievisie warmte). In de zogeheten Proeftuinen Aardgasvrije Wijken wordt de wijkgerichte aanpak verder in de praktijk beproefd. Desondanks komt een jaar na de presentatie van het Klimaatakkoord al naar voren dat binnen de gebouwde omgeving gemeenten onvoldoende gefaciliteerd worden in de opgave: meer capaciteit, kennis en bevoegdheden zijn nodig om de gewenste CO2-reductie te realiseren (25). Om vanaf 2022 uitvoering te kunnen geven aan de volle breedte van het Klimaatakkoord zijn verdere afspraken nodig met het Rijk, waaronder financiële tegemoetkoming in de decentrale uitvoeringslasten.

Andere opgaven waarmee gemeenten binnen dit thema te maken hebben, zijn onder andere circulair bouwen, de Omgevingswet en klimaatadaptatie. Nederland wil in 2050 grondstoffenneutraal zijn. Voor de woningbouw geldt dat het grondstoffenverbruik bij renovaties en nieuwbouw moeten worden beperkt en dat moet worden gekeken naar het hergebruik en recyclen van grondstoffen. De (woning)bouw moet meer circulair en innovatief worden. Hoe gemeenten hier invulling aan kunnen en moeten geven is een actuele vraag, gezien het aantal bijeenkomsten, trainingen en leidraden dat beschikbaar is gekomen de laatste jaren (26) (27) (28). Ook moet worden gekeken naar de wet- en regelgeving met betrekking op dit onderwerp, want regelgeving kan een blokkade zijn voor innovatie (29). Daarnaast krijgen gemeenten te maken met de Omgevingswet. De invoering hiervan is met een jaar uitgesteld tot 1 januari 2022, maar 51% van de ambtenaren die betrokken zijn bij dit onderwerp geven aan dat hun gemeenten in 2022 nog niet klaar is voor de Omgevingswet doordat kennis en middelen ontbreken (30). Voor klimaatadaptatie blijkt bijvoorbeeld dat binnen het huidige wettelijke stelsel al veel mogelijk is op het gebied van klimaatadaptief bouwen, maar dat gemeenten vaak hier geen weet van hebben (31). Er is sprake van een zekere onbalans tussen de beleidsvormers (Rijksoverheid) en potentieel uitvoerenden (gemeenten). 

Referenties

1. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Staat van de Woningmarkt - Jaarrapportage 2020. 2020.
2. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koningrijkrelaties. Woningbouwimpuls. Woningmarktbeleid. [Online] [Citaat van: 16 11 2020.]
3. Dirks, Bart. Hoera, als de asfaltcentrale verhuist, kan Den Haag gaan bouwen. De Volkskrant. 10 09 2020.
4. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Opgaven en middelen corporatiesector - Hoofdrapport. 2020.
5. VNG. Extra geld voor toezicht en handhaving EPBD. VNG. [Online] 26 05 2020. [Citaat van: 15 11 2020.] 
6. Berenschot & De ANG Connectie. Wet kwaliteitsborging voor het bouwen. 2020.
7. Hendriksma, Martin. 'Omgevingswet kan niet voor hetzelfde budget'. Binnenlands Bestuur. [Online] 25 09 2020. [Citaat van: 15 11 2020.] 
8. Jong @ Gemeenten. Een onderzoek naar de werkbeleving van jonge ambtenaren. 2020.
9. A&O fonds gemeenten. Personeelsmonitor gemeenten 2019. 2020.
10. Niezing, Corien. Gemeenten lijken geen interesse te hebben in ambtenaar van de toekomst. Yacht. [Online] 20 12 2017. [Citaat van: 16 11 2020.] 
11. The Green Land. De competentietaart krijgt nieuwe laag met de komst van de open ambtenaar. The Green Land. [Online] 01 11 2019. [Citaat van: 16 11 2020.] 
12. VNG. Lokale Monitor Wonen. Waarstaatjegemeente.nl. [Online] [Citaat van: 16 11 2020.] 
13. I&O Research. Verkenning rollen op de Woningmarkt. 2020.
14. Kramer, Ivar. Vitale senior wordt sleutel op de woningmarkt. Geografie.nl. [Online] 21 juli 2020. [Citaat van: 18 december 2020.]
15. Groot, Carola de. Kwart miljoen ouderenwoningen gevraagd, liefst in eigen buurt. Rabobank. [Online] 20 april 2020. [Citaat van: 3 februari 2021.] 
16. Zeelenberg, Sjoerd en Van Kessel, Eline. Senioren in beweging: Handreiking voor de doorstroming van senioren. sl : Platform31, 2014.
17. TNO. Alle bestaande woningen aardgasvrij in 2050. Wie moet wat, wanneer en hoe doen? 2019.
18. Randstedelijke Rekenkamer. Bouwen aan regie - Onderzoek naar de provinciale rol op het gebied van wonen. 2019.
19. Platform31. Wijk in zicht: Kwalitatief onderzoek naar de dynamiek van leefbaarheid in kwetsbare wijken. 2020.
20. Rijksoverheid. Huurverhoging verder gemaximeerd en 450 miljoen voor leefbare en duurzame gebieden. Rijksoverheid. [Online] 6 november 2020. [Citaat van: 3 februari 2021.] 
21. Studiegroep Interbestuurlijke en Financiële Verhoudingen. Als één overheid slagvaardig de toekomst tegemoet! 2020.
22. Zee, Tijdo van der. Gemeenten vertikken handhaving Gasketelwet. Installatie.nl. 20 mei 2020.
23. Nederlandse School voor Openbaar Bestuur. Gevangen door belangen? 2020.
24. Klimaatberaad. Afspraken voor gebouwde omgeving. Klimaatakkoord. [Online] [Citaat van: 24 11 2020.] 
25. Van Poelgeest, Maarten. Reflectie Een jaar Klimaatakkoord Gebouwde Omgeving. 2020.
26. Platform31. Verbindingsbijeenkomst Omgevingswet en (circulaire) economie. Platform31. [Online] [Citaat van: 25 11 2020.] 
27. Binnenlands Bestuur. Nieuwe handreikingen circulair inkopen in 8 stappen. Binnenlands bestuur. [Online] 06 11 2020. [Citaat van: 25 11 2020.] 
28. Bouwwereld. Factsheet ‘Aan de slag met circulaire woningbouw’. Bouwwereld. [Online] 01 04 2019. [Citaat van: 25 11 2020.] 
29. Eerenbeemt, Marc van den. Minder regels, meer woningen? Vijf oplossingen voor de achterstand in de woningbouw. De Volkskrant. 22 januari 2020.
30. Binnenlands Bestuur. Helft gemeenteambtenaren is klaar voor de invoering Omgevingswet per januari 2022. Binnenlands Bestuur. [Online] 25 09 2020. [Citaat van: 24 11 2020.]
31. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Handreiking decentrale regelgeving klimaatadaptief bouwen en inrichten. 2020.