Het toenmalige (demissionaire) kabinet heeft op 23 september 2021 een brief aan de Tweede Kamer gestuurd over de wijze waarop het kabinet invulling geeft aan de op 16 september 2021 door de Tweede Kamer aangenomen motie van de leden Hijink en Bikker om extra middelen voor zorgsalarissen vrij te maken (Kamerstuk 25 295, nr. 1426).

De motie verwijst naar het SER-advies ’Aan de slag voor zorg; een actieagenda voor de zorgarbeidsmarkt’. De SER constateert in dit advies dat de salarisontwikkeling in de zorg gelijke pas houdt met de ontwikkeling van de salarissen in de andere sectoren, maar dat het salarisniveau van de eindsalarissen in de middengroepen van het functiegebouw achterblijft bij dat in de publieke sector en in de marktsector.

Het kabinet geeft in de reactie op de motie aan ervoor gekozen te hebben om 675 miljoen euro beschikbaar te stellen waarmee voor de middengroepen een extra loonsverhoging van circa 1,5% mogelijk wordt gemaakt. Tot deze middengroep behoort circa 60% procent van de zorgprofessionals.

Hogere uitgaven gemeenten

Om tot de gewenste extra loonsverhoging voor de groepen in het midden van het loongebouw te komen maken sociale partners hierover afspraken in de nieuwe of vernieuwde cao’s. De doorvertaling door sociale partners van de hogere overheidsbijdrage voor loonsverhoging in een hogere cao zal tot hogere uitgaven leiden voor gemeenten die contracten hebben met of subsidies verlenen aan zorg- en welzijnsaanbieders in het sociaal domein (Wmo en Jeugdzorg). Het betreft zowel maatwerk- als algemene voorzieningen zolang deze maar onder de Wmo of Jeugdwet vallen.

Om de beoogde salarisverhogingen voor de middengroepen te kunnen betalen moeten de zorg- en welzijnsaanbieders voor deze hogere salariskosten gecompenseerd worden door de zorginkopers en/of subsidie verstrekkers. Dit vraagt van de zorginkopers en subsidieverstrekkers dat zij deze hogere budgettaire ruimte ook door vertalen naar hogere tarieven bij de inkoop en subsidieverstrekking. Daartoe is de ophoging van de beschikbare middelen met 675 miljoen euro dan ook vertaald in hogere budgettaire kaders voor de zorginkopers en subsidieverstrekkers, waaronder dus ook de gemeenten.

Op basis van de methodiek zoals ook gehanteerd bij Zorgkeuzes in Kaart van het Centraal Planbureau is berekend dat met die 675 miljoen euro voldoende middelen beschikbaar zijn om de werknemers in de middengroepen van het loongebouw in de zorg een extra salarisverhoging van 1,5% te kunnen geven. Hiervan is 94 miljoen euro bestemd voor Maatschappelijke ondersteuning en Jeugd.

Ophoging budget toereikend voor salarisstijging

De 94 miljoen euro correspondeert met een op de geschatte uitgaven aan maatschappelijke ondersteuning en jeugdzorg gebaseerd, structureel beschikbaar budget (‘fictief budget’) voor maatschappelijke ondersteuning en jeugdzorg binnen het gemeentefonds van circa 10,4 miljard euro. Het gaat daarbij om het gehele fictieve budget voor Wmo en Jeugdwet (dus ook de budgetten die al voor 2015 voor taken in het kader van de Wmo 2015 aan gemeenten ter beschikking zijn gesteld door het Rijk). Daarvan is volgens het CPB circa 80% loongevoelig, oftewel 8,3 miljard euro. Een ophoging van dat budget met 1,13% komt overeen met ongeveer 94 miljoen euro, waarvan 14 miljoen euro voor beschermd wonen. Wij hebben met VWS geconcludeerd dat een deze ophoging van het budget toereikend moet zijn om een salarisstijging conform de door de SER en het kabinet beoogde insteek - 1,5% extra voor de middengroepen in het loongebouw – te kunnen financieren.

Het grootste deel van het beschikbaar gestelde budget van 80 miljoen euro (94 miljoen minus 14 miljoen voor beschermd wonen) landt in de Algemene Uitkering. Dit wordt verdeeld via het subcluster Jeugdhulp, subcluster Wmo 2015 en subcluster Huishoudelijk hulp. De verdeling tussen deze drie subclusters vindt naar rato van de omvang van de clusters plaats. Hierbij zijn de budgetten uit de decentralisatie-uitkeringen Vrouwenopvang en Maatschappelijke opvang meegewogen bij het subcluster Wmo 2015. Bij het subcluster Jeugdhulp is de integratie-uitkering voogdij en 18+ meegewogen.

De overige 14 miljoen euro landt in de integratie-uitkering Beschermd Wonen. Deze zal als ophoging bij de loon- en prijsbijstelling 2022 in de meicirculaire 2022 worden verwerkt.

Extra geld voor jeugdzorg

Aan het budget is de voor 2022 ter beschikking gestelde 1,3 miljard euro voor jeugdzorg niet betrokken. De berekening van het fictieve budget is immers gebaseerd op geschatte structurele uitgaven en wordt geen rekening gehouden met incidenteel beschikbare middelen. De reeks van € 80 miljoen is daarmee een structurele vlakke reeks (welke vanzelfsprekend wel via het accres op zal lopen). Deze reeks zal bijgevolg ook niet gekort worden wanneer het budget voor jeugdzorg conform regeerakkoord in de komende jaren afneemt doordat gemeenten en rijk gezamenlijk maatregelen doorvoeren gericht op verbeteringen in het jeugdzorgstelsel. 

Meer informatie