Een omgevingsvisie is de integrale langetermijnvisie van een bestuursorgaan voor de hele fysieke leefomgeving en haar grondgebied. De omgevingsvisie is, onder de Omgevingswet, een verplicht instrument voor het Rijk, provincies en gemeenten. Het Rijk maakt een nationale omgevingsvisie, de provincie een provinciale omgevingsvisie en de gemeente een gemeentelijke omgevingsvisie.

De fysieke leefomgeving houdt niet op bij de grens van een gemeente, waterschap of provincie. De verantwoordelijkheden en omgevingsvisies van andere bestuursorganen maken daarmee deel uit van de context van de zelf op te stellen omgevingsvisie. Goede samenwerking, afstemming en verbinding is dus van groot belang.

De omgevingsvisie is zelfbindend voor de bestuurs­laag die het heeft opgesteld. De omgevingsvisies van het Rijk en de provincies werken dus niet rechtstreeks door in de omgevingsvi­sie van de gemeente. De gemeenteraad dient uiteraard wel reke­ning te houden met omgevingsvisies van andere bestuursorganen.

Vormvrij

De Omgevingswet en bijbehorende memorie van toelichting geven een kader voor wat een omgevingsvisie moet zijn. De omgevingsvisie is vormvrij, maar moet wel elektronisch raadpleegbaar zijn en voldoen aan de publicatiestandaarden in het digitale stelsel (DSO). Afhankelijk van ambities, tijdhorizon en thematiek kan daar op eigen wijze inhoud aan worden gegeven.

Vaste elementen

De omgevingsvisie moet inhoudelijk in elk geval de volgende elementen bevatten:

  • Een beschrijving van de hoofdlijnen van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving: waar bestaat de fysieke leefomgeving uit en wat is de kwaliteit ervan?
  • De hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling, gebruik, beheer, bescherming en behoud van het grondgebied: wat gebeurt er/ gaat er gebeuren aan ontwikkelingen en instandhouding van het grondgebied?
  • De hoofdzaken van het voor de fysieke leefomgeving te voeren integrale beleid: wat zijn de na te streven doelen en op welke manier worden die bereikt?

Daarnaast moet in een omgevingsvisie rekening worden gehouden met het voorzorgsbeginsel, het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron dienen te worden bestreden en het beginsel dat de vervuiler betaalt.

Instrumenten

Naast de omgevingsvisie kent de Omgevingswet ook de instrumenten omgevingsplan, omgevingsvergunning en programma. Deze instrumenten zijn belangrijke schakels in de beleidscyclus en vormen gezamenlijk een samenhangend geheel. Een omgevingsvisie biedt aan het startpunt van de beleidscyclus een samenhangende beleidsmatige basis voor inzet van juridische, financiële of andere instrumenten om de in de visie vastgelegde beleidsdoelen na te streven.

Fysieke leefomgeving

De fysieke leefomgeving omvat meer dan alleen ruim­telijke aspecten. In de Omgevingswet staat onder artikel 1.2 een opsomming van onderwerpen waar rekening mee gehouden moet worden. Daarin zit bijvoorbeeld het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, activiteiten waardoor emissies, hinder of risico’s worden veroorzaakt en het nalaten van activi­teiten. Ook ontwikkelingen op het gebied van cultu­reel erfgoed, energie-infrastructuur, landbouw, land­schap, milieu, natuur en water worden volgens de memorie van toelichting bij de wet meegewogen en beschreven.

Een omgevingsvisie bestrijkt daarmee de hele breedte van de fysieke leefomgeving zoals bedoeld in de Omgevingswet. De omgevingsvisie is dus niet een optelsom van beleidsvisies voor de diverse domeinen, maar een samenhangende visie op strategisch niveau.

Meer informatie