VNG Magazine nummer 2, 3 februari 2023

Missing media-item.

De wethouder deed zijn best, maar mijn buurtbewoners hadden hun verzet krachtig georganiseerd. Er was onbegrip alom. De wethouder was zich van geen kwaad bewust: het plan werd toch voorgelegd? Buurtgenoten waren boos dat er al een plan was. Allebei hadden ze een beetje gelijk. Enkele dagen later was het plan van tafel. En iedereen bleef boos.
Deze ervaring schetst het participatiedilemma. Gemeenten willen bewoners betrekken, bewoners willen participeren. Toch raken ze elkaar ondanks goede bedoelingen kwijt. De oplossing ligt in het expliciet stellen van twee vragen: wie heeft het eerste woord, en wie het laatste? Als we het eerste en laatste woord in een matrix zetten, dan ontstaan vier varianten voor huis-tuin-en-keukenontwerp van participatieprocessen: wie heeft het eerste woord en wie het laatste? 
Het eerste woord gaat over wie begint. Wie bepaalt de opgave en schetst de contouren? Is dat de gemeente, of burgers zelf? Is het burgerparticipatie, of is het overheidsparticipatie? Het laatste woord gaat over wie beslist. Wie weegt belangen en neemt een besluit? Burgers kunnen geen besluiten nemen, maar de gemeenteraad kan zich aan de wil van de burger houden.

Wie heeft het eerste woord, en wie het laatste?

In de eerste variant doet de gemeente een voorstel, maar besluit de burger. De gemeente het eerste, de burger het laatste woord. De gemeente werkt varianten uit, burgers kiezen welke ze willen en passen details aan. In een tweede variant heeft de burger het eerste, en de gemeente het laatste woord. Burgers komen met ideeën. Zij werken plannen uit, waarna de gemeente het besluit neemt. Burgers zetten de agenda, de gemeente besluit. In een derde variant heeft de burger het eerste én het laatste woord. Burgers initiëren, nemen de gemeente mee, maar nemen zelf het besluit. De gemeente ondersteunt, is betrokken, maar heeft het eerste noch het laatste woord. In de laatste variant heeft de gemeente het eerste en het laatste woord. De gemeente initieert en neemt het besluit, met daartussenin ruimte voor burgers om te participeren. Burgers doen dan mee, maar in het proces van de gemeente. 
Veel participatieprocessen staan impliciet in het midden van deze matrix. Niemand neemt écht de eerste stap, onduidelijk is wie het laatste woord heeft. Dan ontstaat troebele participatie die gegarandeerd tot wederzijdse ontevredenheid leidt. Niet omdat mensen niet willen, maar omdat de rol waarin ze participeren onduidelijk is.  
Gemeenten zouden niet te veel vast moeten houden aan het woord. Ik geloof in variant drie. Participeren betekent letterlijk deelnemen. Het is meer dan meedoen in andermans proces, het gaat om eigenaarschap. En eigenaarschap, zo weet ik uit mijn buurt, ontstaat als je verantwoordelijkheid draagt voor het proces. Gemeente, geef de burger het woord. Het eerste, én het laatste.

Martijn van der Steen is co-decaan van de NSOB en bijzonder hoogleraar aan de EUR, @martijnvdsteen.