Het programma is een beleidsinstrument. Net als de omgevingsvisie is een programma zelfbindend voor het bestuursorgaan dat het vaststelt (binnen een gemeente is dat het college van B&W). Anders dan het omgevingsplan is het programma dus niet direct bindend voor derden.

Het instrument programma leent zich primair voor de fase van beleidsdoorwerking in de beleidscyclus van de Omgevingswet en kan daarnaast in de volgende onderdelen van de beleidscyclus ingezet worden:

  • In de fase beleidsontwikkeling: bij de uitwerking van de omgevingsvisie voor een bepaald beleidsthema of een te ontwikkelen gebied;
  • In de fase uitvoering: als verdeelmodel van ontwikkelingsruimte of als toetsingskader voor activiteiten (programmatische aanpak en waterprogramma's).

Voorbereidingsprocedure en zienswijze

Op het vaststellen van een groot deel van programma’s is op grond van artikel 16.27 van de Omgevingswet, afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Dit betekent dat deze afdeling voor de verplichte programma’s, het gemeentelijk rioleringsprogramma en de programmatische aanpak afdeling 3.4 Awb van toepassing word (zie pagina 555 van de MvT bij de Omgevingswet, Kamerstukken II, 2013–2014, 33 962, nr. 3).

Dat betekent dat een programma wordt voorbereid met de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure (van 26 weken). Een ieder kan op grond hiervan een zienswijze indienen. Als het gaat om een wijziging van het programma van ondergeschikte aard kan het bestuursorgaan afzien van het toepassen van afdeling 3.4 Awb (onder de voorwaarden genoemd in artikel 16.27, tweede lid Ow). Daarbij moet wel worden gedacht aan de verplichtingen uit het verdrag van Aarhus en de MER-richtlijn. Alleen voor onverplichte programma’s is het wettelijk niet verplicht afdeling 3.4 toe te passen, het bestuursorgaan kan daar wel toe besluiten op grond van artikel 3.10 Awb. Het programma is uitgezonderd van beroep en hoger beroep.

Participatie

Participatie is een belangrijk uitgangspunt van de Omgevingswet. Dit geldt ook bij de inzet van het instrument programma. Stelt de gemeente een programma op dan moet bij het besluit tot vaststelling gemotiveerd worden hoe de samenleving en andere bestuursorganen bij de voorbereiding betrokken zijn geweest en wat de resultaten daarvan waren. Dat volgt uit het Omgevingsbesluit. Hoe het college hier invulling aan geeft hangt onder meer af van het type programma: de aard, de omvang en invloed op de fysieke leefomgeving. De gemeente heeft vrijheid zelf de participatie op de best passende manier vorm te geven.