VNG Magazine nummer 8, 7 mei 2021

Tekst: Leo Mudde | Beeld: ANP

De VNG laat haar eigen oorlogsverleden onderzoeken. NIOD-onderzoeker Afke Berger bestudeert de organisatie en activiteiten van de VNG tijdens de bezetting, de aanloop daarnaartoe en het rechtsherstel na de oorlog. Ze hoopt over ongeveer vier jaar op dit onderzoek te promoveren.
 

VNG-gebouw Paleisstraat Den Haag

Dat er nooit onderzoek is gedaan naar de VNG in oorlogstijd, verbaast Afke Berger niet. ‘De VNG was toen relatief onbekend. Dan ligt een onderzoek niet voor de hand, andere zaken sprongen meer in het oog. Dat het nu wel gebeurt, past in een golf van onderzoeken van organisaties die naar zichzelf kijken.’

Wanneer een onderzoek als dit wordt aangekondigd, wordt al snel gedacht: die club zal wel fout zijn geweest, zegt Berger. Dat is niet per se het geval. ‘De vraag is, hoe ze overeind is gebleven. Welke positie nam ze in? En waar ik zelf erg benieuwd naar ben: hoe legitimeerden de medewerkers van de VNG hun eigen daden? Als wij nu praten over de Tweede Wereldoorlog, denken we automatisch aan een periode van vijf jaar. Maar als je er middenin zit, weet je niet hoelang het gaat duren. Hoe gaan mensen met dat soort onzekerheden om, hoe houden ze zich staande?’

Berger staat nog aan het begin van haar onderzoekstraject. Veel informatie ligt nog op haar te wachten in het Nationaal Archief, waar ze nog niet bij kan wegens corona. Maar de contouren tekenen zich al af. ‘De VNG was nog een jonge organisatie (opgericht in 1912, red.) en volop in ontwikkeling. Vrijwel alle gemeenten waren al aangesloten, maar het was nog geen instituut zoals nu. Ze vond zelf dat ze bestaansrecht had, maar moest dat nog bevechten.’

Hoe legitimeerden de medewerkers hun eigen daden?

Dagboek

Ze kon haar geluk niet op toen ze bij het NIOD een dagboek van Hermine Revers aantrof. ‘Juffrouw Revers’, zoals iedereen haar kende, was in de jaren ’30 al een belangrijke medewerker van de VNG en zou later, in 1948, nog adjunct-directeur worden. Berger: ‘Zij begon in 1939 al met haar oorlogsdagboek, zo noemde ze het ook, en zou daarmee tot het einde van de oorlog doorgaan. Meer dan duizend pagina’s, een goudschat voor een onderzoeker.’

Op 5 september 1939, twee dagen nadat Groot-Brittannië Duitsland de oorlog verklaarde, schreef ze: ‘Er vliegen al meer vliegtuigen over ons grondgebied. Iedereen krijgt het benauwd. Op een goeden dag zijn we erin betrokken. We beginnen maar a.d. lucht bewaking op kantoor. Op kantoor: niemand voert iets uit. Wij zitten beneden en praten. Meestal over den oorlog. Maar het over het weer hebben is het om te constateeren dat wij niets te doen hebben, dat we niets op kunnen zetten. Al mijn belangrijke dingen die ik had voor dit najaar, waar ik met zooveel plezier aan ging beginnen: gaat niet door. Brieven en adviezen zijn er niet. Als het zoo blijft, vgl Arkema, krijgen we een heelen tijd niets te doen, alleen wat stomme vragen over distributie en derg. Vergaderingen kun je niet houden, want de burgemeesters mogen niet weg. Je kan niets doen wat geld kost. Je moet er zelfs mee rekenen dat de gem. zullen gaan bedanken...’

Berger: ‘Ze hield er toen al rekening mee dat gemeenten hun lidmaatschap zouden opzeggen. Het dagboek geeft een prachtige inkijk in het leven op kantoor, maar ze schrijft ook veel over haar eigen leven.’

Dilemma

Twee dagen later noteerde Revers: ‘Ik dacht mij ook in dat als Duitschers hier den heelen dag liepen, en de baas waren, net als in België in den vorigen oorlog. Misschien op ons eigen kantoor, als ik daar dan nog mocht blijven. Wat zou je doen? Niets. Je mond dicht houden en hun bevelen opvolgen – met de kans anders te worden opgepakt, misschien naar een concentratiekamp gezonden. Je weet niet wat je zou doen, je kan het van te voren niet zeggen, wat de over hand zou hebben, je opstandigheid of je angst.’

Het was het dilemma waarmee de gemeenten zelf ook worstelden. Veel gemeenteambtenaren kwamen in verzet en moesten dat soms met de dood bekopen.

De VNG werd nauwlettend in de gaten gehouden, zegt Berger. ‘Er waren twee directeuren, Nicholas Arkema en Aleid Jonker. Beiden werden door de bezetter als Duitsvijandig beschouwd. Daarom werd in 1942 een bekende NSB’er als toezichthouder aangesteld, Johan Carp. Jonker werd ontslagen en vervangen door een NSB’er. Arkema wilde daarna niet per se aanblijven, maar Pieter Oud heeft hem waarschijnlijk overgehaald op z’n post te blijven om voor de goede mensen te zorgen. Oud was voorzitter van de VNG van 1938 tot 1941, toen hij terugtrad als burgemeester van Rotterdam. Revers heeft bijgehouden wat in die dagen allemaal gebeurde, er werd veel heen en weer geschreven tussen Carp en Arkema waarbij de laatste ook lijkt te zijn bedreigd.’
Wat zich die dagen precies heeft afgespeeld op de VNG-burelen, probeert Berger de komende tijd te achterhalen.

Dat de VNG mocht blijven functioneren, was vooral pragmatisch, denkt Berger. ‘Ze stond al onder controle van de bezetter en was ook voor een deel minder relevant gemaakt. Veel beleid werd rechtstreeks met de individuele gemeenten gecommuniceerd. En de VNG bleef een handige plek waar de leden met praktische vragen terechtkonden.’

Wie is...

Afke Berger Is onderzoeker bij het NIOD en onderzoekt het oorlogsverleden van de VNG.

Wie waren...

In 2012 verscheen de jubileumspecial '100 jaar VNG' van VNG Magazine. Daarin stonden ook portretten van Hermine Revers, Nicholas Arkema en Aleid Jonker, opgetekend door de journalist en oud-voorlichter van de VNG Dick Hillenius.