De begroting is het document waar de gemeentelijke uitgaven (lasten) en inkomsten (baten) bij elkaar worden gebracht. Het is als het ware de offerte van het college aan de gemeenteraad voor het uitvoeren van activiteiten in het komende jaar. 

De gemeenteraad heeft de bevoegdheid om financiële middelen beschikbaar te stellen. Dat heet ‘budgetrecht’. Door de begroting vast te stellen geeft de gemeenteraad het college toestemming om geld uit te geven aan de afgesproken activiteiten. De begroting is dan ook voor ieder raadslid van belang.

Totstandkoming begroting

Al in het voorjaar voor een nieuw begrotingsjaar worden de grote lijnen van de nieuwe begroting aangegeven in de Kadernota. Soms wordt de Kadernota ook wel ‘voorjaarsnota’ of ‘perspectiefnota’ genoemd. Dit is een belangrijke nota omdat het college hier de prioriteiten aangeeft waar vervolgens de begroting op gebaseerd wordt. De gemeenteraad kan op dat moment nog daadwerkelijk keuzes maken en aangeven waaraan meer of minder moet worden uitgegeven. Vervolgens is het aan het college om deze voorstellen van de raad uit te werken in de begroting die in het najaar wordt behandeld. Tijdens deze begrotingsbehandelingen gaat het vaak om beperkte bijstellingen van de eerder afgesproken kaders.

Vinger aan de pols

Door het jaar heen houdt de gemeenteraad een vinger aan de pols. De raad kan vragen om een aantal tussentijdse rapportages over de uitwerking van de begroting. Hierover maken raad en college afspraken.

Kaderstellend en controlerend

De rol die de raad heeft bij de begroting is vierledig:

1. In de eerste plaats beleidsmatig: welke maatschappelijke effecten wil de raad bereiken? Welke voorzieningen voor welk niveau streeft de gemeente na? Welke prioriteiten stelt de raad daarbij?

2. In de tweede plaats financieel: volgens de Gemeentewet (art. 189) heeft de raad expliciet als taak om ervoor te zorgen er geen financieel tekort is (de begroting moet in ieder geval meerjarig, sluitend zijn). Ook is de raad verantwoordelijk voor het toekennen van geld aan de diverse gemeentelijke taken. Het gaat daarbij niet alleen om de uitgaven en inkomsten in een jaar, maar om de financiële positie over de jaren heen. Ook investeringen, grondbeleid, reserves en voorzieningen worden meegewogen in de beslissingen

3. In de derde plaats sturend: de raad moet sturen op de regie-voering van andere organisaties die taken voor de gemeente uitvoeren. Het gaat dan om zogeheten verbonden partijen (gemeenschappelijke regelingen en BV’s en NV’s waarvan de gemeente aandelen heeft) en om instellingen die de gemeente subsidieert of waarvan zij producten inkoopt. Belangrijke vragen daarbij zijn: doen deze partijen wat beleidsmatig nodig is? Welke financiële consequenties zijn eraan verbonden?

4. Tot slot controlerend: de raad moet controleren of de afspraken op een doelmatige en rechtmatige wijze zijn nagekomen. De raad wordt daarbij ondersteund door met name de accountant en de lokale rekenkamer. De provincie kan, als financieel toezichthouder, ook een rol spelen bij de controlerende taak.