Het Rijk en de VNG herhalen hun oproep aan gemeenten en andere opdrachtgevers in het doelgroepenvervoer om lokaal en regionaal met alle betrokken partijen breed de continuïteit van voorzieningen na te streven. Te bezien welke afspraken de komende tijd, in ieder geval tot eind 2020, nodig zijn om de continuïteit van het (sociaal-recreatief) doelgroepenvervoer te borgen.

Aanleiding

Doelgroepenvervoer [1] is een belangrijke en onmisbare schakel voor de continuïteit van zorg en ondersteuning. In lijn met de overige landelijke continuïteitsafspraken die in het sociaal domein zijn gemaakt hebben de VNG en het Rijk gemeenten opgeroepen ook afspraken te maken om de continuïteit van de vervoervoorzieningen tijdens en na de coronacrisis van waarborgen te voorzien. Deze afspraken zijn gemaakt voor de periode van maart t/m mei 2020 en later verlengd tot 1 juli 2020.

Wat betreft het doelgroepenvervoer dat door de gemeenten wordt uitgevoerd, is toen geconstateerd dat een belangrijk deel van het doelgroepenvervoer, bijvoorbeeld het leerlingenvervoer, weer opgepakt was of opgestart kon worden. Vooral het vraagafhankelijk (sociaal-recreatief) vervoer in de Wmo is minder snel op gang gekomen. De snelheid waarmee mensen hun ‘gewone’ leven weer durven op te pakken is bijvoorbeeld hierop in belangrijke mate van invloed. Daarom hebben het Rijk en VNG gemeenten opgeroepen om ook na 1 juli 2020 lokaal, actief met betrokken partijen het overleg aan te en gerichte continuïteitsafspraken te maken voor de periode van juli tot september 2020. Het bieden van (lokaal) maatwerk is hierbij het uitgangspunt geweest [2].

Huidige situatie

De versoepeling van coronamaatregelen per 1 juli 2020 heeft een positief effect op de vraag naar doelgroepenvervoer, inclusief vraagafhankelijk (sociaal-recreatief) vervoer gehad. Mensen hebben hun ‘gewone’ leven weer geleidelijk opgepakt en de vraag naar vraagafhankelijk (sociaal-recreatief) vervoer is de afgelopen maanden aanvankelijk toegenomen. Het vervoersvolume herstelde in veel gevallen tot 60% van het niveau van 2019. De opdrachtgevers en vervoerders hebben echter geconstateerd dat de groei van de zomerperiode daarna niet doorzette en dat de stijgende trend in het aantal Covid-19 besmettingen en de nieuwe beschermingsmaatregelen een (negatief) effect hebben op het reisgedrag van gebruikers van vooral het vraagafhankelijk (sociaal-recreatief) vervoer. De vraag naar dit type vervoer is inmiddels weer aan het dalen.

Deze context brengt nog steeds risico’s met zich mee voor de continuïteit van de gecontracteerde vervoerders en daarmee voor het duurzaam in stand houden van het vervoersnetwerk en de vervoervoorziening. Compensatie voor omzetderving door opdrachtgevers zal daarom op dit moment veelal nog nodig zijn om doorlopende vaste kosten van de vervoerders te betalen en hiermee het vervoersnetwerk en de beschikbaarheid van de voorziening in de nabije toekomst in stand te houden. Dit betekent overigens niet dat compensatie van omzetderving in ongewijzigde vorm moet worden doorgezet. Ervan uitgaande dat de vraag naar vraagafhankelijk (sociaal-recreatief) vervoer langere tijd op een lager niveau dan voor de corona uitbraak blijft, is het niet realistisch of haalbaar om het vervoersnetwerk op niveau van voor de uitbraak van corona in stand te houden. Vervoersondernemingen zullen dan ook geleidelijk aanpassingen in hun vervoerdersnetwerk en bedrijfsvoering moeten doen om deze aan te passen aan de nieuwe omstandigheden. Compensatie van omzetderving kan ondernemingen helpen deze aanpassingen geleidelijk en op een verantwoorde wijze voort te zetten. Goed opdrachtgeverschap en het bieden van kwaliteit en dienstverlening voor de klant blijven hierbij de uitgangspunten.   

Oproep tot lokaal overleg en vervolg continuïteitsafspraken op basis van maatwerk blijft onverminderd geldig

Gelet op de huidige situatie herhalen het Rijk en de VNG hun oproep aan gemeenten en andere opdrachtgevers in het (sociaal-recreatief) doelgroepenvervoer om lokaal en regionaal met alle betrokken partijen breed de continuïteit van voorzieningen na te streven en te bezien welke afspraken de komende tijd, in ieder geval tot eind 2020, nodig zijn om de continuïteit van het (sociaal-recreatief) doelgroepenvervoer te borgen. Hiervoor wordt gemeenten nogmaals gevraagd de middelen die ze voor het doelgroepenvervoer hebben begroot vanuit de reguliere uitkering van het gemeentefonds voor dit doel in te zetten.

Het in stand houden van het vervoersnetwerk en het borgen van de continuïteit van de voorziening vraagt om maatwerk, toegesneden op de lokale omstandigheden. Ook zal dit om afstemming op de nieuwe realiteit vragen, waaronder een te verwachten vraaguitval voor langere tijd, hetgeen de nodige aanpassingen in bedrijfsvoering en vervoersnetwerk met zich meebrengt. Het Rijk en VNG doen hierbij een beroep op alle betrokken partijen, gemeenten maar ook vervoerders, om verantwoordelijkheid te nemen en samen ervoor te zorgen dat het (sociaal-recreatief) doelgroepenzorgvervoer zijn belangrijke maatschappelijke functie kan blijven vervullen.

Zoals in de eerdere oproep is toegelicht, is het met het oog op continuïteit van voorzieningen belangrijk dat alle publieke partners zo veel als mogelijk samen optrekken. Vervoerders rijden in meerdere gemeenten vaak meerdere vormen van vervoer, veelal gecombineerd of in de tijd aansluitend. Het niet meedoen van één gemeente of opdrachtgever kan directe gevolgen hebben op de continuïteit van het vervoer in andere gemeenten.

Meerkosten

Het Rijk en de VNG hebben eerder afspraken gemaakt over de vergoeding van meerkosten in het sociaal domein die het gevolg zijn van het opvolgen van RIVM-adviezen [3]. In opdracht van het Rijk en de VNG heeft AEF een onderzoek uitgevoerd naar de meerkosten voor Jeugd en Wmo, inclusief inhaalzorg. AEF heeft bij een groot aantal zorgaanbieders in verschillende delen van het land onderzoek gedaan naar meerkosten. De uitkomsten zijn vervolgens geëxtrapoleerd voor het hele jaar. De uitkomst heeft geleid tot een bestuurlijke afspraak tussen het Rijk en de VNG over het bedrag voor de vergoeding van meerkosten voor 2020. Totaal gaat het om een bedrag van €170 miljoen in 2020. Het AEF-onderzoek is inmiddels gepubliceerd [4].

Bij meerkosten gaat het om extra kosten die gemeenten aan hun aanbieders en/of opdrachtnemers betalen en die het directe gevolg zijn van de RIVM-maatregelen.

Hierbij kan gedacht worden aan kosten van:

  • beschermingsmiddelen zoals mondkapjes en handschoenen,
  • noodzakelijke aanpassingen aan het voortuig,
  • extra personeel door verminderde inzetbaarheid van bestaand personeel of
  • extra inzet van middelen (voertuigen, kapitaal en/of arbeid) door verminderde efficiency bij het vervoer.

Kosten die al op een andere wijze worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door verleende omzetcompensatie of door een beroep op het crisispakket van het kabinet, vallen niet onder de afspraak over meerkosten.

Platform opdrachtgevers in het doelgroepenvervoer

Dit platform bestaat uit een groeiend aantal gemeentelijke opdrachtgevers en heeft als doel om gemeenten te ondersteunen en samen antwoord te geven op de uitdagingen waar gemeentelijke opdrachtgevers in het doelgroepenvervoer mee geconfronteerd worden. Daarnaast wil het platform als eerste aanspreekpunt fungeren voor vragen van gemeenten en betrokken partijen, waaronder het Rijk en Koninklijk Nederlands Vervoer (KNV). Ook wil het platform het delen van kennis en ervaring tussen partijen en met derden vergemakkelijken.

Uiteraard heeft de situatie rondom continuïteit van het doelgroepenvervoer in verband met corona op dit moment prioriteit voor het platform. Er zijn inmiddels themagroepen gevormd om te werken aan onderwerpen zoals een verantwoordingskader en controleprotocol van de uitbetaalde continuïteitsafspraken, de continuïteitsafspraken en vragen rondom de aanpak van staatssteun [5] ende uitwerking van afspraken over meerkosten. 

Het platform gaat ook in overleg met het Rijk en het KNV om de effecten van de afspraken te monitoren en de samenwerking tussen alle relevante stakeholders te versterken.


[1] Er zijn verschillende vormen van doelgroepenvervoer. Een aantal vormen valt onder de verantwoordelijkheid van gemeenten: Wmo-vervoer; vervoer van en naar de dagbesteding; leerlingenvervoer; het vervoer in het kader van de Jeugdwet en het vervoer in het kader van de Participatiewet en CVV/Regiotaxi (vangnetfunctie OV). Daarnaast zijn er vormen van doelgroepenvervoer, die door andere overheden worden uitgevoerd en bekostigd door het Rijk, zoals Valys of door de zorgverzekeraar (ziekenvervoer).

[2] https://vng.nl/nieuws/oproep-vng-en-rijk-voor-continuiteit-doelgroepenvervoer;

[3] Er zijn afspraken gemaakt over het vergoeden van meerkosten die direct voortvloeien uit de coronamaatregelen van het kabinet en het volgen van de RIVM-maatregelen. Deze gelden tot 1 januari 2021. https://vng.nl/nieuws/uitwerking-afspraken-over-meerkosten-in-wmo-en-jeugd Zie voor nadere informatie over de financiële afspraken corona Jeugd en Wmo: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2020/07/20/financiele-afspraken-coronacrisis-jeugd-en-wmo

[4] https://vng.nl/nieuws/bedrag-voor-coronakosten-jeugd-en-wmo-2020-vastgesteld

[5] Raadpleeg voor nadere informatie over staatssteun de website van het Kenniscentrum Europa decentraal (KED): www.europadecentraal.nl/coronacrisis/. Voor eerstelijnsadvies over staatssteunmaatregelen vanwege COVID-19, en de toepassing van de Europese wet- en beleidskaders daarbij, is KED het eerste aanspreekpunt, via helpdesk@europadecentraal.nl.