Gemeenten zijn bezig om te bepalen met welke percentage de contracten voor maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp voor 2023 geïndexeerd moeten worden. De Nza heeft tussentijds de percentages voor de Overheidsbijdrage in de Arbeidskostenontwikkeling (OVA) en het prijsindexcijfer particuliere consumptie (PPC) bijgesteld. In dit artikel leest u meer over de verschillende regimes van indexatie voor de Jeugdwet en de Wmo.

[Dit is een artikel bij een bericht van 19 december 2022]

Het gemeentefonds wordt geïndexeerd via het accres, bestaande uit een samenvoeging van het volumeaccres en het accres voortkomend uit de loon- en prijsontwikkeling. In de septembercirculaire zijn de indices voor loon- en prijsontwikkeling op basis van de Macro Economische Verkenningen (MEV)-raming geactualiseerd. In de Najaarsnota is daarna aangekondigd dat in 2023 een extra prijsbijstelling over 2022 plaatsvindt vanwege de uitzonderlijk gestegen prijzen. Dit alles betekent dat gemeenten in 2023 tarieven en budgetten kunnen aanbieden die aansluiten bij deze indices. Hieronder wordt dit nader toegelicht.

Dekking hogere inkoopkosten gemeenten (in principe) uit accres

Over de algemene uitkering van het gemeentefonds, waaruit ook de uitvoering van de Wmo en Jeugdwet (en met ingang van 1 januari 2023 Voogdij 18+) wordt bekostigd, wordt accres uitgekeerd. Het accres is een vergoeding vanuit het rijk voor onder meer loon- en prijsstijgingen en volumeontwikkeling. Het accres is voor gemeenten vrij besteedbaar. De gemeenteraad heeft budgetrecht en besluit hoe deze vrij besteedbare middelen uit het gemeentefonds, inclusief de toevoeging aan deze middelen via het accres, willen toedelen aan de verschillende gemeentelijke taken, waaronder maatschappelijke ondersteuning en jeugdzorg. Voor pleegzorg en beschermd wonen gelden andere indexaties. Deze twee worden onderaan dit artikel nader toegelicht.

Het accrespercentage voor 2023 is nu berekend op 4,12%, maar wordt in mei 2023 nogmaals geactualiseerd voor loon- en prijsontwikkelingen. Dan wordt ook het extra accres, zoals aangekondigd in de Najaarsnota, vastgesteld.

Extra accres over 2022

In de Najaarsnota kondigde het kabinet aan eenmalig af te wijken van de reguliere systematiek. Ze doen dit vanwege de uitzonderlijke stijging van de prijzen sinds het uitkeren van de prijsbijstelling voor het jaar 2022 met de meicirculaire.

Bij de Voorjaarsnota 2023 wil het kabinet nu een extra prijsbijstelling uitkeren die terugkijkt naar het jaar 2022. Dit extra accres wordt dan gebaseerd op de desbetreffende indices voor prijsontwikkelingen voor het jaar 2022 van het Centraal Economisch Plan 2023 en structureel toegevoegd aan het gemeentefonds. Geschat wordt dat het om ongeveer € 300 miljoen gaat.

De exacte effecten van deze extra compensatie worden in de meicirculaire 2023 bekend gemaakt. Het extra accres is voor gemeenten vrij besteedbaar. Gemeenten kunnen ervoor kiezen deze middelen (deels) in te zetten voor indexatie. In de meicirculaire wordt ook de raming voor de loon- en prijsmutaties voor 2023 en 2024 aangepast. Het is nu niet aan te geven welke compensatie de gemeenten via het accres van het gemeentefonds ontvangen voor de hogere inkoopkosten 2023 van maatschappelijke ondersteuning en jeugdzorg. Ook de hogere kosten van het minimumloon met ingang van 2023 zal uit het accres gedekt moeten worden. Daarvoor is vooralsnog geen aparte compensatie voorzien, omdat deze beleidswijziging effect heeft op alle overheidslagen.

OVA en PPC-percentages leidend

Op 17 oktober jl. meldde de minister van VWS aan de Tweede Kamer dat vanwege de uitzonderlijke situatie de Nza gevraagd is om tussentijds alle gereguleerde tarieven, budgetten en vergoedingsbedragen in de Zvw en Wlz voor 2023 te actualiseren. Hiermee wordt volgens VWS voorkomen dat te lage tarieven worden gehanteerd en deze een belemmering vormen om zorgaanbieders al in 2023 te compenseren voor de hogere lonen en prijzen. Als de stijging van de energieprijzen niet (sterk) doorzet ten opzichte van de MEV-raming, is de verwachting dat de ophoging van de tarieven en budgetten voldoende dekkend is.

De Nza heeft vervolgens de raming van het OVA-percentage 2023 bijgesteld naar 4,74% en het prijsindexcijfer voor de materiële kosten (ppc-index) voor 2023 naar 4,87%. Hierin is rekening gehouden met loon- en prijsontwikkelingen voor 2023 die op dat moment bekend en verwacht werden.

De Nza heeft tussentijds ook de ppc-index voor 2022 verhoogd van 6,3% naar 9,25%. Normaal gesproken vindt tussentijds geen actualisatie plaats, maar door de inflatie en snel gestegen (energie)kosten is dat dit jaar wel gedaan. Hoewel het aan gemeenten is om deze actualisatie te volgen, vragen wij gemeenten bij de indexering met en toepassing van de OVA-percentages rekening te houden met de arbeidsmarktkrapte in welzijn en zorg en stijgende kosten waar ook de aanbieders mee te maken hebben. Het gaat om onder meer loonsverhogingen door de nieuwe cao, de stijging van het minimumloon met 10% en huisvestingskosten. De extra compensatie voor het hiervoor genoemde accres zou hier de ruimte voor moeten bieden. Daarom adviseren wij gemeenten om deze actualisatie te volgen.

Nog onduidelijk is in welke mate de hogere OVA-percentages volgend jaar worden gecompenseerd in het accres van de algemene uitkering. Het accres gemeentefonds gaat voor 2023 uit van een loon en prijsontwikkeling van 4,12%. Dit percentage wordt op basis van het Centraal Economisch Plan 2023 opnieuw geraamd.

Nadere informatie over herkomst en berekening OVA en PPC-index

Loonkosten zijn binnen de meeste vormen van zorg het belangrijkste onderdeel van de kostenopbouw van aanbieders. Binnen de Wmo en jeugdzorg geldt dit ook. Over het algemeen wordt ongeveer 90% van de kosten van (jeugd)zorgaanbieders als loongerelateerd beschouwd en 10% als prijsgerelateerd (materiële kosten). De OVA komt voort uit het OVA-convenant uit 1999 tussen het rijk en zorgaanbieders. In het convenant zijn de afspraken vastgelegd tussen de werkgevers in het zorgveld en het ministerie van VWS.

De NZa gebruikt de OVA om het loongerelateerde deel van de vaste- en maximumtarieven in de Zorgverzekeringswet (Zvw) en Wet langdurige zorg (Wlz) te indexeren. Het ministerie van VWS gebruikt de OVA om het loongerelateerde deel van (macro)kaders te indexeren, zodat zorginkopers in staat worden gesteld om gecontracteerde aanbieders loon- en prijsindexatie te geven.

In de verschillende hoofdlijnakkoorden (curatieve zorg) zijn afspraken gemaakt over doorvertaling van de OVA door verzekeraars in de tarieven. Verder is de OVA een richtinggevende indicator voor werkgevers bij het sluiten van cao’s. Immers, cao-afspraken die de OVA overstijgen, worden niet gedekt vanuit indexatieafspraken waarin de OVA als uitgangspunt is genomen. Voor OVA-overstijgende afspraken moeten werkgevers – en dus ook gemeenten –zelf dekking te vinden, of moeten aparte afspraken met het rijk worden gemaakt.

In de tarieven die de NZa voor 2023 heeft vastgesteld is rekening gehouden met de loon- en prijsontwikkeling die het Centraal Planbureau (CPB) voorzag in het Centraal Economisch Plan 2022 (CEP). Sinds dat moment zijn de ramingen van de lonen en prijzen fors aangepast. De NZa heeft alle tarieven, budgetten en vergoedingsbedragen in de Zvw en de Wlz voor 2023 aangepast, om de indexering mogelijk te maken.

Bij de aanpassing van gereguleerde budgetten, vergoedingsbedragen en tarieven is voor het OVA-percentage uitgegaan van het PPC van de laatste raming van het CPB (MEV 2022) in plaats van de raming uit het CEP 2022 (die bij de reguliere systematiek worden gebruikt). Dit leidt naar verwachting tot een kleinere nacalculatie over 2023.

 

2022

2023

 

CEP

MEV

Verschil

CEP

MEV

Verschil

Raming OVA

4,42%

4,42%

-

3,72%

4,74%

1,02%

Raming PPC

6,30%

9,25%

2,95%

2,52%

4,87%

2,35%

 

Specifieke indexeringsafspraken voor onderdelen gemeentefonds

Pleegvergoeding voor pleegouders

De indexatie voor de pleegvergoeding aan pleegouders is vastgesteld op 14,3%. Pleegzorgaanbieders zijn verplicht deze indexatie van 14,3% van de pleegvergoeding door te betalen aan pleegouders. De pleegvergoeding maakt circa 50% uit van het gehele pleegzorgtarief. Gemeenten moeten dit indexeringspercentage van 14,3% betrekken bij de indexatie van de pleegzorgtarieven voor de aanbieders.

Beschermd Wonen

De middelen voor Beschermd Wonen worden via een integratie uitkering uitgekeerd aan gemeenten (de IU BW). Hiervoor gelden aparte indexeringsafspraken. De IU BW wordt, in tegenstelling tot de algemene uitkering van het gemeentefonds, geïndexeerd conform de indexatieregels vanuit de NZa. Deze afspraken behelzen dat er jaarlijks een tussentijdse bijstelling van de loon- en prijsontwikkeling over het jaar t (i.c. 2022) plaats vindt in het voorjaar van jaar t+1 (2023). Gemeenten kunnen hier de OVA- en PPC-percentages van de NZA volgen.

Maatschappelijke Opvang

Voor de decentralisatie-uitkering Maatschappelijke Opvang is geen aparte indexatie afgesproken. De loon- en prijsstijgingen moeten uit het accres van de algemene uitkering worden bekostigd. Wij adviseren om voor de indexatie van de tarieven van MO-aanbieders hetzelfde percentage te nemen als voor aanbieders binnen de Wmo.

Schakel de hulp in van het Regioteam!

Kunt u ondersteuning gebruiken bij de verduidelijking of toepassing van de OVA-indexatie of Energiecompensatie? Schakel dan de hulp in van het Regioteam. Regioadviseur Peter Paul Doodkorte is het eerste aanspreekpunt voor gemeenten en aanbieders. Hij is bereikbaar via peterpaul.doodkorte@i-sociaaldomein.nl of tel. (06) 5316 5996.

Peter Paul pakt het signaal – eventueel in samenspraak met de Regioadviseur van de betreffende regio - binnen vijf werkdagen op en organiseert het gesprek met de betrokken partijen.