‘Topverdiensten voor zorgbedrijven, miljoenen niet naar de zorg’, kopte het Brabants Dagblad begin oktober, naar aanleiding een gezamenlijk onderzoek van het BD en Follow the Money. Het onderzoek toont aan dat bij 121 door Brabantse gemeenten gecontracteerde jeugdzorgaanbieders bijna €100 miljoen overblijft, terwijl de gemeenten miljoenen tekortkomen. Frans Swinkels, directeur sociaal domein bij de (centrum)gemeente Tilburg: ‘Ik zie zo’n kritische publicatie vooral als extra analyse waarmee wij ons inkoopmodel verder kunnen verbeteren.’

‘Het is nooit leuk om via zo’n krantenbericht op tafel te zien liggen wat er niet goed gaat’, stelt Swinkels, ‘maar we weten natuurlijk al langer dat dit speelt; in Hart van Brabant én daarbuiten. Overigens schept de kop met de suggestie dat er 100 miljoen euro van het zorggeld uit onze regio in de zakken van de zorgaanbieders verdwijnt wel een vertekend beeld. Zeker als je weet dat onze totale begroting voor jeugdhulp ‘slechts’ 112 miljoen euro is. Het gaat in het onderzoek dan ook om de totale brutowinst van zorgaanbieders die niet alleen jeugdzorg leveren, maar ook Wmo en Wlz-zorg. Dat doen ze bovendien veelal op landelijk niveau, niet alleen in onze regio. Er zijn dus wel wat nuances, maar dat neemt niet weg dat er aanbieders zijn die behoorlijk veel winst maken. En dat is moeilijk te verteren; het gaat om publiek geld dat is bedoeld om jeugdigen en gezinnen te helpen, niet om zorgondernemers te verrijken.’

Het gaat om publiek geld dat is bedoeld om jeugdigen en gezinnen te helpen, niet om zorgondernemers te verrijken

Te weinig inzicht

In Hart van Brabant kijkt men vanaf de transitie van de jeugdhulp naar de gemeenten in 2015 al kritisch naar de besteding van het zorggeld. Swinkels: ‘We hebben ook regelmatig ingegrepen waar we zagen dat het de verkeerde kant opging, zelfs tot aan de rechter toe. Maar een feit is dat we bij het afsluiten van contracten te weinig inzicht hebben gehad in wat een reële kostprijs is voor jeugdzorg, waardoor we nu soms teveel betalen. Bovendien hebben we - om de keuze voor cliënten zo ruim mogelijk te houden - maar liefst 130 aanbieders gecontracteerd, wat het vrijwel onmogelijk maakt bij allemaal de bedrijfsvoering op detail te controleren.’ Om meer zicht te krijgen op wat er nodig is en wat er echt werkt, zijn de gemeenten in Hart van Brabant in 2017 overgestapt naar een resultaatgerichte inkoopstrategie. Daarbij wordt gewerkt met ‘zorgarrangementen’ waarvoor elke zorgaanbieder dezelfde gemiddelde prijs krijgt. ‘Wat we daardoor zien gebeuren, is dat eenpitters en kleine aanbieders met weinig lasten daar aardig wat aan overhouden, terwijl die gemiddelde prijs voor grotere aanbieders met veel overhead juist vaak te krap is.’

Blackbox

‘Allemaal leermomenten’, realiseert Frans Swinkels zich terdege. ‘We begonnen in 2015 met een soort blackbox. Jeugdzorg was totaal nieuw voor de gemeenten. Inmiddels zijn we vijf jaar verder en weten we zóveel meer! Door ons eigen onderzoek hebben we beter zicht op welke prijzen worden gehanteerd, wat een reële kostprijs is, wat de resultaten zijn, of er alternatieven zijn, et cetera. We hebben inzicht gekregen in de ontwikkeling van de volumes en kunnen zien of de gegeven ondersteuning werkt of dat mensen blijven terugkomen met dezelfde hulpvraag. Zo’n rapport van BD en Follow the Money helpt ons óók weer verder, doordat zij aanvullende zaken onderzoeken en de brede discussie over de besteding van het zorggeld voeden.’

We begonnen in 2015 met een soort blackbox. Jeugdzorg was totaal nieuw voor de gemeenten.

Taakgerichte inkoop

Dat er binnen de Brabantse regio inmiddels zoveel meer inhoudelijke en financiële kennis is rond jeugdzorg, betekent ook dat gemeenten een veel sterkere gesprekspartner zijn geworden voor zorgaanbieders. Swinkels ziet dat als een ‘goede en fijne ontwikkeling’ die de samenwerking en het wederzijds vertrouwen zeker ten goede komt. Meer in partnerships werken in plaats van tegenover elkaar staan in een onderhandelingspositie; dat kan veel voordelen opleveren, weet hij. ‘We zien dat gebeuren in gemeenten zoals Utrecht, waar mooie ervaringen zijn opgedaan met taakgerichte inkoop. Daar deelt men de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg, door als partners nauw samen te werken met een beperkter aantal aanbieders. Het levert niet alleen meer grip op de budgetten op, maar ook meer begrip voor elkaar én een flinke vermindering van de administratieve lasten en bureaucratie. In Hart van Brabant willen wij daar ook meer naartoe, met een nieuwe inkoopstrategie waar wij op dit moment hard aan werken.’

Volwassen partnerschap

Die nieuwe strategie gaat niet alleen over taakgerichte financiering, zo benadrukt Frans Swinkels. ‘We gaan ook strakker contracteren. De meeste contracten lopen af op 1 januari 2022 maar waar dat kan willen we in 2021 al stappen zetten in nadere afspraken met de gecontracteerde partijen. In de nieuwe contracten nemen we clausules op waarmee we ongeoorloofde winstmarges ondervangen, zoals een winstplafond of een grens aan de solvabiliteit.’ Met een aantal grote aanbieders die de afgelopen jaren behoorlijk wat winst maakten, is de gemeente in gesprek over teruggave van (een deel van) dat geld. ‘Dat gaat op vrijwillige basis, omdat het in hun huidige contract nog niet ondervangen is. Enkele aanbieders zijn zelf bij ons aangekomen met het aanbod een deel van de winst terug te laten vloeien. Dat zijn de organisaties waar wij vertrouwen mee opbouwen. Waar we een volwassen partnerschap mee kunnen aangaan.’

Enkele aanbieders zijn zelf bij ons aangekomen met het aanbod een deel van de winst terug te laten vloeien.

Elkaar hard nodig

Wat Swinkels lastig vindt aan de berichtgeving rond de jeugdhulpverlening, is dat te makkelijk een sfeer gecreëerd wordt dat de gemeenten het niet goed doen, terwijl het met name een aantal autonome ontwikkelingen zijn die ervoor zorgen dat de gemeenten grote problemen hebben om de jeugdzorg binnen de financiële kaders uit te voeren. Als voorbeeld noemt hij de prestatiedruk die kinderen voelen en de enorme complexiteit van de samenleving, waardoor de zorgvraag groter is dan ooit. ‘Die ontwikkelingen, samen met de grote versnippering van de zorg en het feit dat we vanaf dag één met forse bezuinigingen werden geconfronteerd, maken dat het te gemakkelijk is om te zeggen: de gemeentes doen het niet goed, zij moeten het oplossen. Sommige dingen liggen in de beïnvloedingssfeer van de gemeenten, sommige in regio of bij de verzekeraars, en een aantal zaken ligt puur in de invloedsfeer van het rijk. We moeten het echt samen doen.’ Dat betekent volgens Swinkels ook dat het rijk voldoende middelen beschikbaar moet stellen aan gemeenten; niet alleen om de zorgtaken uit te kunnen voeren, maar ook om broodnodige investeringen in verbetering en innovatie mogelijk te maken. ‘Het ergste wat ons kan overkomen is dat we als rijk en gemeenten de komende tijd tegenover elkaar komen te staan. We hebben elkaar heel hard nodig.’