Het uitgangspunt van de wetgever bij handhaving op grond van de Wet inburgering (WI2021) is dat sanctionering een uiterste redmiddel is. Preventie verdient de voorkeur. Een sanctie moet bijdragen aan het bereiken van het beoogde effect, te weten: onwillige inburgeraars stimuleren hun verplichtingen na te komen. De boetes op grond van de WI2021 zijn op dit uitgangspunt afgestemd. 

Sanctie als stimulans

Maatregelen op grond van de Participatiewet kunnen fors hoger uitpakken. Het zou een averechts effect kunnen hebben wanneer een maatregel door de hoogte ervan zoveel stress veroorzaakt dat de inburgeraar niet langer in staat is om zich te focussen op het voltooien van zijn inburgeringstraject. Om het beoogde effect te bereiken kan dus een boete op grond van de WI2021 een passender en effectiever middel zijn. Maatwerk lijkt hier aangewezen. 

Zie ook de volgende uitleg vanuit de Memorie van toelichting:
'Het opleggen van een boete dient uiteraard niet lichtvaardig te gebeuren: het is uitdrukkelijk bedoeld als een allerlaatste redmiddel om onwillige inburgeringsplichtigen te stimuleren om de verplichtingen na te komen. Teveel nadruk op sanctionering kan ertoe leiden dat inburgeringsplichtigen gedemotiveerd raken. Ook blijkt uit de evaluatie van de Wet inburgering dat boetes kunnen leiden tot financiële problemen en stress. Dergelijke situaties moeten dan ook zoveel mogelijk worden voorkomen.'

Wanneer legt u een boete op en wanneer een maatregel? Wat te doen als er een gedraging voorkomt die in aanraking komt voor een boete én een maatregel? Als gemeente heb je te maken met een aantal wettelijke kaders en een vijftal opties om dit in te regelen in beleid. Hiervoor kunt u het informatiedocument Samenloop Wet inburgering 2021 en Participatiewet raadplegen.

Informatie & Instrumenten