Met het Klimaatakkoord krijgen gemeenten, provincies en waterschappen te maken met nieuwe taken. Dit leidt tot extra lasten in de bestuurlijke en ambtelijke uitvoering. Om het akkoord uit te voeren, hebben het Rijk en decentrale overheden de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) om advies gevraagd. In zijn onderzoek concludeert de raad onder andere dat de uitvoeringslasten voor gemeenten optellen van € 450 miljoen in 2022 tot € 599 miljoen in 2024. Wat dit betekent en hoe de kosten worden ondervangen is onderwerp van de kabinetsformatie.

Bevindingen

Infographic met de uitkomsten van het ROB-rapport over de uitvoeringslasten van het Klimaatakkoord

In zijn rapport ‘Van Parijs naar praktijk’ komt de ROB onder andere tot de volgende bevindingen:

  • Voor de uitvoering van het Klimaatakkoord in de eerstvolgende jaren hebben gemeenten een bedrag nodig van € 450 miljoen in 2022, € 540 miljoen in 2023 en € 599 miljoen in 2024. Dit bedrag is opgebouwd uit uitvoeringslasten in de sector gebouwde omgeving voor 60%, elektriciteit 15%, mobiliteit 10% en landbouw 5% en overige kosten 10%. De hoogte van de uitvoeringslasten neemt jaarlijks toe doordat ook het aantal plannen dat gemeenten moeten uitvoeren toeneemt.
  • De raad adviseert de bekostiging voor de periode 2022-2024 vorm te geven via een specifieke uitkering en deze voor 10% te laten bestaan uit een vast bedrag. De uitkering moet het mogelijk maken dat gemeenten al vanaf volgend jaar aan de slag kunnen gaan met eigen 'no-regretmaatregelen' die snel en eenvoudig zijn uit te voeren.
  • Aangezien het onderzoek een momentopname is, wordt geadviseerd het onderzoek te evalueren in de eerste helft van 2024. Voor de periode 2025-2030 kunnen de uitvoeringslasten dan worden onderbouwd op basis van daadwerkelijk gemaakte kosten, lokale plannen en regionale doelstellingen (zie volgende punt).
  • Voor het organiseren van de uitvoering wordt voorgesteld een structuur op te zetten vergelijkbaar met de RES en het Nationaal Programma RES. Gemeenten, provincies en waterschappen wordt gevraagd om elk een integraal klimaatplan op te stellen met concrete doelen en maatregelen. Deze plannen worden gebundeld op regionaal niveau en tellen op tot een regionale doelstelling voor het verminderen van CO2-uitstoot. Een overheidsbreed 'interbestuurlijk programmateam' onderzoekt vervolgens hoe de regionale inzet optelt tot de landelijke ambities. De regionale en landelijke structuur heeft tevens een bredere ondersteunde rol, zoals het bundelen van kennis, bieden van inkoopkracht en helpen bij de lokale uitvoering.

Meer informatie

Lees het eindrapport Van Parijs naar praktijk (website ROB)