Het zou zinvol zijn als gemeenten de inzet van digitale technologie in de leefomgeving net zo serieus nemen als de inrichting van de fysieke leefomgeving, zegt Corien Prins, hoogleraar Recht en Informatisering aan de Universiteit van Tilburg en voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. ‘Gemeenten zijn nu veelal reactief en ad hoc bezig met technologie.'
Wat gaat er in uw ogen mis bij de inzet van technologie, specifiek voor crowd management, door de overheid?
‘Ik wil niet zeggen dat er veel misgaat, maar ik vind het wel jammer dat de overheid technologie vanuit een beperkt denkkader inzet. Technologie wordt vooral bekeken als een tool, terwijl het veel meer is dan dat. Het heeft sterke invloed op de relaties van de overheid met haar omgeving. Want technologie doet iets met de verhouding tussen de overheid en burgers. Dat wordt nu onvoldoende onderkend, met als gevolg dat burgers in toenemende mate het gevoel krijgen dat zij er niets over te zeggen hebben en de controle kwijtraken. De overheid kan burgers veel meer betrekken bij de inzet van technologie en dan met name de reden waarom die nodig of gewenst is.
Daarnaast beïnvloedt technologie de relatie van de overheid met de markt. Als je er vooraf niet goed over nadenkt, dan bestaat het risico dat je als gemeente te afhankelijk wordt van techbedrijven. Dat bijvoorbeeld de data die worden gegenereerd, niet van jou zijn. Dat maakt dat je er onvoldoende grip op hebt en dat kan botsen met de wezenlijke taak van de overheid om publieke belangen te beschermen. Bovendien, heel plat: het kan je veel geld kosten als de data niet van jou zijn en je er later nog iets mee wilt. Ik pleit er kortom dus voor dat de overheid veel breder nadenkt over de inzet van technologie, zodat de risico’s beter worden onderkend en de kansen beter worden benut.’
Stel: ik ben een gemeentebestuurder en ik wil de risico’s en kansen van digitale technologie in de leefomgeving beter onderkennen. Zodat deze technologie mij helpt bij het realiseren van maatschappelijke ambities. Hoe pak ik dat aan?
‘Gemeenten zijn nu veelal reactief als het gaat om het inzetten van digitale technologie, bijvoorbeeld voor crowd management. Het gebeurt ad hoc en wordt bovendien te veel overgelaten aan het ambtelijk niveau. Ik zou het zinvol vinden als gemeenten de inzet van technologie in de leefomgeving net zo serieus nemen als de ruimtelijke inrichting. Dat ook de gemeentelijke politiek aan de slag gaat met het maken van visies en plannen voor de digitale leefomgeving. Samen met inwoners en andere stakeholders, net zoals dat gebeurt voor de fysieke leefomgeving.
Een visie waarin je als gemeente je strategie neerlegt, met de kansen die technologie biedt, het belang dat je hecht aan publieke waarden en waar je voor staat als overheid. Daar worden uiteraard ook marktpartijen bij betrokken, maar die mogen het niet organiseren. Het is zogezegd een feestje van de overheid voor de burgers, het bedrijfsleven mag meedoen. Als je het zo aanpakt, dan neem je de maatschappelijke behoefte veel meer als uitgangspunt in plaats van primair de technologische innovatie. Daarmee kun je als gemeente veel beter sturen op wat er in de digitale leefomgeving gebeurt.’
Als het gaat om de inzet van technologie voor onder meer crowd management, dan wordt de AVG vaak als belemmerende factor gezien. Onterecht, volgens u. Kunt u dat toelichten?
‘De AVG wordt soms ook uit gemakzucht als argument gebruikt om iets niet te hoeven doen. Het tegenovergestelde zie ik ook: een instantie doet iets zonder een goede afweging te maken, wordt teruggefloten en dan krijgt de AVG de schuld. De wet wordt ook gebruikt als excuus door instanties die op hun eigen informatie-eilandje willen blijven zitten. Het zijn allemaal oneigenlijke argumenten, want er mag en kan best het een en ander onder de AVG. Maar je moet er wel goed over nadenken! De AVG is vooral een wettelijk kader met een groot aantal zorgvuldigheidsnormen. Dat zijn open normen, maar de concrete invulling daarvan vraagt wel om een goede discussie. Eén daarvan gaat over de taak van al- gemeen belang. Gemeenten hebben redelijk wat ruimte dankzij die norm. Maar om die goed te interpreteren, zul je een politieke en bestuurlijke afweging moeten maken. Neem crowd management: dat is als zodanig niet een taak van algemeen belang, daar zul je een afweging voor moeten maken. Je mag dit daarom niet over- laten aan het ambtelijk niveau, zoals nu wel vaak gebeurt. Het is een reden waarom ik blij ben dat de VNG de principes voor crowd management uitwerkt, want daarmee beleg je de discussie hierover op het juiste niveau, namelijk bij politiek en bestuur.’
U pleit voor actieve transparantie: het is niet voldoende als een overheid alleen passieve transparantie nastreeft. Waarom is dat belangrijk?
‘Ik denk dat de overheid gebaat is bij het idee dat je als overheid niks te verbergen hebt voor je burgers. Wat is er op tegen om openbaar te maken wat je als gemeente verzamelt voor crowd management, welke algoritmes je gebruikt bij de keuzes die je maakt? In de Wet openbaarheid van bestuur is sprake van zowel actieve als passieve transparantie. Sommige informatie moet je uit jezelf als overheid transparant maken en soms moet dat alleen als iemand er om vraagt. Ik pleit voor het uitgangspunt van zoveel mogelijk actieve transparantie bij de inzet van crowd management. Dat je bijvoorbeeld met een sensorenregister en een algoritmeregister burgers inzage geeft in wat je doet en gebruikt. En dan op een toegankelijke manier, die iedereen kan begrijpen. Niet met van die lange, nauwelijks te begrijpen privacyverklaringen.
In het rapport dat we als WRR recent uitbrachten over AI en publieke waarden geven we twee belangrijke redenen om transparant te zijn. Ten eerste omdat je ermee demystificeert: er zijn talloze beelden die niet kloppen en er zijn te hoge verwachtingen van crowd management. Ten tweede omdat we het als WRR belangrijk vinden dat er een maatschappelijk middenveld ontstaat dat de overheid kritisch volgt in de digitale leefomgeving. Om ervoor te zorgen dat meer inwoners op dit onderwerp gaan participeren, zul je ze moeten faciliteren met goed toegankelijke informatie.’
Met de principes voor crowd management kunnen gemeenten meer de regie nemen op de inzet van technologie in de openbare ruimte. Welk advies wilt u hen daarvoor geven?
‘Bij het maken van ons rapport over AI constateerden we onder meer dat er in het aanbestedingsrecht veel ruimte is om publieke belangen te vatten. Maar dat daar in de praktijk nauwelijks gebruik van wordt gemaakt. Met soms hetzelfde argument als bij de toepassing van de AVG wordt gebruikt! Er wordt gezegd ‘het kan niet en het mag niet van de wet’, maar er is wel degelijk ruimte om publieke waarden en belangen mee te nemen in aanbestedingen. Ik raad gemeenten aan om die ruimte beter te benutten. Het expertisecentrum aanbestedingen van de rijksoverheid, Pianoo, heeft daar veel relevante informatie over die ook gemeenten kan helpen.’