Vanaf de inwerkingtreding van de Omgevingswet maakt het bestemmingsplan officieel plaats voor het omgevingsplan. Elke gemeente heeft dan automatisch een gevuld plan en zal dit gaan aanpassen en aanvullen met de eigen regels voor activiteiten die gevolgen hebben voor de leefomgeving. Denk bijvoorbeeld aan regels voor bodem, lucht en water. Een belangrijke transitie! Maar ook één waar we met z’n allen nog een behoorlijke kluif aan hebben. Nico Statius Muller, Programmamanager en Coördinator Kernteam Omgevingsplan bij de VNG, neemt de huidige ontwikkelingen, dilemma’s en hulpmiddelen onder de loep. En steekt een hart onder de riem: “Laten we ons ook realiseren hóeveel er al gedaan is.”

De Omgevingswet heeft een geschiedenis van uitstel. Tot er afgelopen maart eindelijk een startdatum op de kalender verscheen: 1 januari 2024. “Dat gaf bij veel gemeenten toch wel even wat emotie”, merkte Nico. “Maar het aanvankelijke gevoel – er moet nog veel gebeuren! – vertaalde zich in mijn ogen al snel in: we zetten de schouders eronder en gaan ervoor.” Zo schoot in een paar maanden tijd het aantal deelnemers aan de sessies van het Netwerk omgevingsplan fors omhoog. Nico: “Van zo’n 100 naar ruim 300 per keer. De ene week dient de sessie als een soort vragenuurtje, de andere week gaan we dieper in op een actueel thema.” De blik is hierbij gericht op de toekomst, maar Statius Muller kijkt ook graag af en toe even achterom. “Er ligt absoluut een berg werk voor ons. Maar laten we ons ook realiseren hóeveel er al gedaan is. Zo mogen we er trots op zijn dat vrijwel alle gemeenten inmiddels met diverse systemen zijn aangesloten op het DSO, het Digitaal Stelsel Omgevingswet.”
 

“De aanvankelijke emotie vertaalde zich in mijn ogen al snel in: we zetten de schouders eronder en gaan ervoor”

 

Standaardiseren versus innoveren

Gemeenten steken momenteel veel energie in het nieuwe omgevingsplan. Een grote uitdaging is een goede structuur. “Gemeenten hebben veel vrijheid in hoe ze het plan vormgeven, maar logischerwijs nog weinig kennis en ervaring. Dit kan voor bevriezing zorgen”, merkt Nico in de praktijk. “De staalkaarten van de VNG zijn dan een goed startpunt.” De staalkaarten zijn onderdeel van een voorbeeldstructuur en bevatten allerlei juridische voorbeeldregels met annotaties en toepasbare regels. “Bijkomend voordeel is dat gemeenten die staalkaarten gebruiken van elkaar kunnen leren. Terwijl een gemeente die alles op eigen wijze doet, steeds zélf alles moet uitvogelen. De keuze voor een wat meer gestandaardiseerde aanpak biedt houvast.”
 
Toch plaatst Nico ook een kanttekening bij standaardiseren. “Het kan innovatie tegenwerken. Terwijl innovatie juist mogelijk tot verbetering leidt, bijvoorbeeld qua dienstverlening. Dus ik zeg ook: kom maar door met die slimme ideeën! Maar maak je structuur niet te rigide. En weersta de verleiding om meteen op een hoog detailniveau te gaan werken, zonder over beheer na te denken. Als je bijvoorbeeld met omvangrijke en gedetailleerde geometrieën gaat werken, denk ik dat je je totaal kunt vergalopperen op hoeveel werk een aanpassing dan met zich brengt. En aanpassingen zullen in dit stadium onvermijdelijk blijken. Zorg dus dat je wendbaar blijft.”
 

 

“Maak je structuur niet te rigide en weersta de verleiding om meteen op een hoog detailniveau te werken, zonder over beheer na te denken”

 

Wijzigingsdilemma’s


Een dilemma dat hieraan verwant is, is de keuze tussen een korte of een wat langere transitieperiode. In 2032 moet het omgevingsplan helemaal op orde zijn. Nico: “In de transitieperiode lopen oude en nieuwe informatie in het omgevingsplan door elkaar heen. Door het omzetten van het oude deel naar het nieuwe te versnellen, schep je duidelijkheid en begrijpelijkheid. Maar de winkel moet open blijven voor nieuwe initiatieven en gebiedsontwikkelingen en in deze beginfase weet nog niemand goed wat hiertoe best practices zijn. Misschien maak je vanwege de complexiteit nu toch niet de meest handige keuze en ben je vervolgens extra veel tijd kwijt aan het herstel daarvan. Dus voor het benutten van een wat groter deel van de transitieperiode is ook zeker wat te zeggen.”
 
Gemeenten bieden hun omgevingsplan aan bij de landelijke voorziening. Hiervoor zijn verschillende mogelijkheden beschikbaar. Nico: “Als je bent aangesloten op het Digitaal Stelsel Omgevingswet en onder meer de plansoftware werkt voldoende, dan kan je werken met de daartoe bedoelde DSO-uitwisselstandaard (STOP-TPOD) voor het omgevingsplan. Gemeenten zullen ongetwijfeld nog tegen zaken aanlopen, maar het scheelt later een sloot aanpassingswerk als je het meteen in deze standaard kunt aanbieden”. Maar nog niet bij elke gemeente is de software hier helemaal klaar voor. “Dan kan het omgevingsplan gewijzigd worden via een tijdelijke alternatieve maatregel, TAM-IMRO, een soort workaround zodat alles juridisch toch door kan gaan en niet op de techniek vastloopt”, vertelt Nico. “Deze oplossing doet alleen wel afbreuk aan de dienstverlening en de gemeente heeft er later meer werk aan. De informatie wordt minder overzichtelijk en samenhangend gepresenteerd. De gebruiker moet er zelf meer context en samenhang aan geven.”
 

 

De gouden driehoek


De VNG wil gemeenten zo goed mogelijk ondersteunen bij al deze uitdagingen. Het meest belangrijk hierbij zijn netwerksessies, werkplaatsen en de website. “In netwerksessies agenderen we belangrijke onderwerpen en gaan we met gemeenten in gesprek”, licht Nico toe. “In werkplaatsen gaan we met een selecter groepje meer de diepte in. De oplossingen en suggesties die hieruit voortkomen, delen we vervolgens weer breed. En onze website tot slot gebruiken we niet alleen om informatie over te dragen, maar ook als medium om alle informatie over het omgevingsplan in samenhang en context te kunnen duiden. Op het online forum kunnen gemeenten terecht voor kennisdeling en vragen.”

 

“We moeten allemaal ruimte nemen om te leren en accepteren dat er simpelweg nog veel te leren valt”


Hoe dichterbij de inwerkingtreding komt, hoe minder kennis de VNG zelf nog ontwikkelt. “We delen hoe langer hoe meer best practices van gemeenten”, vertelt Nico. “Zo hebben we laatst 15 transitieplannen online gezet, ter inspiratie. De rode draad hieruit verwerken wij vervolgens weer in ons ondersteuningsaanbod.” 
 
Statius Muller benadrukt dat we in deze fase allemaal ruimte moeten nemen om te leren. “Ook moeten we accepteren dat er simpelweg nog veel te leren valt. Met het huidige stelsel konden we op termijn niet verder doorontwikkelen. Uiteindelijk leiden de lessen en innovatie van deze transitie tot waardevolle stappen richting de toekomst.”
 

Handige links: