Heeft u te maken met een aanvraag van een inwoner met een Wlz-indicatie? Dan is het type hulpmiddel en de woonvorm (thuiswonend, geclusterd of in een instelling) bepalend of de gemeente deze voorziening moet verstrekken onder de Wmo 2015.

Het onderscheid tussen de verschillende woonvormen is niet altijd duidelijk, maar als iemand een eigen huisarts kan kiezen, is op dit moment sprake van ‘zelfstandig thuiswonend’.

  • Mensen die thuiswonend zijn kunnen onder de Wmo aanspraak maken op zowel roerende voorzieningen (zoals tilliften) als mobiliteitshulpmiddelen (zoals rolstoelen en scootmobielen). Dit betreft ook kinderen/jeugdigen onder de Jeugdwet.
  • Mensen die geclusterd wonen vallen op dit moment onder ‘thuiswonend’. Het aantal mensen dat met meerdere zorgvragers bij elkaar woont groeit ieder jaar. Gemeenten kunnen binnen de Wmo in principe alleen individuele maatwerkvoorzieningen verstrekken, maar bij dit soort initiatieven past het baak beter te werken met gedeelde hulpmiddelen. Zo kunnen bijvoorbeeld gedeelde tilliften, driewielfietsen en scootmobielen bijdragen aan het wooncomfort maar wordt voorkomen dat er onnodig veel vergelijkbare hulpmiddelen aanwezig zijn in het wooninitiatief.
  • Mensen die in een instelling zonder behandeling wonen kunnen een aanvraag doen voor bepaalde mobiliteitshulpmiddelen. Roerende voorzieningen zoals tilliften, douchestoelen, etc. vallen officieel niet onder de Wmo, maar onder de Wlz. In de praktijk verstrekken veel gemeenten deze roerende voorzieningen nog steeds in een aantal instellingen. Naar verwachting gaat deze taak per 2020 over van de Wmo naar de Wlz.
  • Mensen die in een instelling met behandeling wonen kunnen alleen een aanvraag doen voor bepaalde mobiliteitshulpmiddelen, zoals een scootmobiel of driewielfiets. De verstrekking van deze mobiliteitshulpmiddelen gaat waarschijnlijk per 2020 over naar de Wlz. 

Zie ook