Volgende week publiceert VNG Naleving het rapport van Edward van der Torre over de aanpak van zorgfraude door gemeenten. Hij vertelt alvast wat gemeenten kunnen verwachten.

Portret Edward van der Torre

‘Nee, gemeenten kunnen het niet alleen’, begint onderzoeker Van der Torre, die naast zijn specialisme ondermijning ook zorgfraude heeft omarmd. ‘Maar gemeenten kunnen zelf wel flinke stappen zetten.’ In zijn rapport schetst hij een ‘menukaart’ waar gemeenten al naar gelang hun huidige positie mee aan de slag kunnen. Twee jaar geleden nam Van der Torre zorgfraude al onder de loep in zijn rapport ‘Een wereld te winnen’. Dat ging met name over fraude, fraude detecteren en sancties opleggen. In dit onderzoek keek hij breder. Fraudebestrijding én kostenbeheersing dienen wat hem betreft een volwaardige pijler te worden van het gemeentelijk zorgbeleid.   

Organiseer voorliggende zorg

Het kan niet vaak genoeg worden herhaald: preventie, preventie, preventie. Tijdige zorg, dicht bij de burgers georganiseerd, voorkomt onnodige, dure, gespecialiseerde zorg. ‘Organiseer bijvoorbeeld goede, niet specialistische ambulante zorg’, geeft Van der Torre als voorbeeld. ‘Organiseer dagbesteding in een buurthuis, bied jongeren van wie de schoolprestaties achteruit hollen een kort ambulant jeugdhulptraject en zet rond huisartsen wat jeugdconsulenten in. Zo indiceert de huisarts niet meteen, maar kan hij of zij ambulante zorg inschakelen. Op deze manier kun je in veel gevallen voorkomen dat je in duurdere, specialistische trajecten terechtkomt. Bovendien komen cliënten in contact met betrouwbare professionals, op afstand van frauderende aanbieders.’

Zorg dat toegangsmedewerkers specialisten zijn

Van der Torre waagt zich aan een inschatting van de schaal waarop toegangsmedewerkers in zijn ogen zouden moeten functioneren. ‘Schaal 10! Het is echt een specialistische taak. Deze medewerkers indiceren, herindiceren, beoordelen de situatie van de cliënten en beoordelen de hulpvraag en zelfredzaamheid. Dat is echt geen sinecure. Helemaal als je bedenkt dat ze daarbij moeten beschikken over medische kennis, goede sociale vaardigheden, kostenbewustzijn en kennis van het zorglandschap. En liefst ook nog zicht op aanbieders moeten hebben. En bedenk je wel, in feite wordt hier het geld uitgegeven. Wie investeert in de toegang, verdient dat terug.’

Ga een partnerschap aan met aanbieders

Wat Van der Torre onder meer opviel in vergelijking met zijn eerdere rapport, is de beweging van pgb naar gecontracteerde zorg. ‘Daar vindt niet zozeer fraude plaats, maar er lekt wel geld weg. Het betreft systematische, ondoelmatige, ontoereikende zorg bij een categorie aanbieders. Dat moeten en kunnen gemeenten bijsturen.’ Als voorwaarde noemt hij een landschap dat is te overzien. Niet te veel aanbieders dus. Met het stellen van kwaliteits- en integriteitseisen kunnen gemeenten het kaf al van het koren scheiden.

‘Veel gemeenten gaven dit zelf ook aan’, vertelt Van der Torre. ‘We zien door de bomen het bos niet meer. En met minder aanbieders kun je instrumenten als contractbeheer, kwaliteitstoezicht en rechtmatigheidstoezicht veel gerichter inzetten. Je kunt goede gesprekken voeren met aanbieders, locatiebezoeken doen, bijsturen. Het is niet zo dat gemeenten deze aanbieders op hun blauwe ogen vertrouwen. Maar met een ‘solide partnerschap’ kun je een hoop – of erger - voorkomen.’ 

Scheid horizontaal en verticaal toezicht

Van der Torre waarschuwt ervoor om horizontaal en verticaal toezicht beide in één functie – de accounthouder of contractmanager – te beleggen. ‘Deze medewerkers zouden zich enkel met horizontaal relatiebeheer bezig moeten houden. Een goed instrument voor monitoring is daarbij wel onmisbaar. Dan kunnen zij kijken naar de winst, de doorstroom, het aantal cliënten. Komen hier geen gekke dingen in naar voren en komen er ook vanuit de toegangsorganisatie geen signalen, dan is een periodiek gesprek met de betreffende aanbieder voldoende. Maar blijkt bijvoorbeeld dat een aanbieder ondoelmatige zorg verleend, dan is de controle een taak voor de toezichthouder kwaliteit en wellicht ook rechtmatigheid. Anders beoordeelt een accounthouder ook zijn of haar eigen handelen.’ Van der Torre ziet hierbij nog wel een adder onder het gras. ‘Het komt nog veel voor dat bij gecontracteerde zorg niet nauwkeurig is omschreven aan welke normen de zorg moet voldoen. Ik pleit zeker niet voor een enorme bureaucratie. Maar een aantal realistische minimumeisen geven je wel een positie in geval het fout gaat. Ook bij gecontracteerde zorg.’ 

Kijk door een lichtblauwe bril

Hij beseft dat hij met zijn vorige rapport door een ‘blauwe bril’ keek. Het was dan ook vooral voedsel voor de rechtmatigheidstoezichthouder. ‘Ja, mijn focus lag op toezicht. Door de ontwikkelingen in gemeenten ben ik breder gaan kijken naar het fenomeen. En het is ook echt interessant voor meerdere domeinen. De wethouder zorg, sociaal domein, financiën. En zeker, goede voorliggende zorg is bijvoorbeeld een goede stap. Maar je ontkomt er niet aan dat je daar dingen bij moet organiseren. En hoe breng je die basis op orde? Dus hoe organiseer je kwaliteitstoezicht, rechtmatigheidstoezicht en een meldpunt? Daarvoor ligt er al een kant-en-klaar product van VNG Naleving: de routekaart Toezicht, Handhaving en Naleving Wmo 2015 en Jeugdwet. 

Ik hoop dat het rapport gemeenten inspireert tot het – verder – ontwikkelen van zowel de harde als de zachte kant. Zodat er steeds minder lacunes overblijven waarin geld dat bestemd is voor zorg kan weglekken naar bestemming ‘onbekend’.’  

Het nieuwe rapport van Edward van der Torre, Van pionieren naar structureren, verschijnt naar verwachting op donderdag 19 mei a.s.

Meer informatie