De grondslag van de omgevingsvisie is terug te vinden in de artikelen 3.1 en 3.2 van de Omgevingswet. Samen met de bijbehorende memorie van toelichting geeft dit een kader voor wat een omgevingsvisie zou moeten zijn. Dit betekent dat de visie onder andere de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling, gebruik, beheer, bescherming en behoud van het grondgebied moet bevatten.
Afdeling 3.4 Awb
Op de voorbereiding van een omgevingsvisie is afdeling 3.4 Awb van toepassing. Daarin staan de vereisten met betrekking tot o.a. terinzagelegging. Een omgevingsvisie die vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet is vastgesteld wordt gelijkgesteld aan een omgevingsvisie zoals bedoeld in de Omgevingswet, mits deze voldoet aan de inhoudelijke vereisten van artikel 3.2 en 3.3 van de Omgevingswet.
MER-plicht
Voor de omgevingsvisie geldt een MER-plicht, wanneer het een kader vormt voor activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Dit is al gauw het geval. Een milieueffectrapportage kan helpen in het maken van de afwegingen en keuzes in een omgevingsvisie.
Digitalisering
Iedere gemeente moet ten minste drie jaar na inwerkingtreding van de Omgevingswet haar omgevingsvisie digitaal beschikbaar hebben in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Om de functionaliteiten in het DSO optimaal te benutten is het aan te raden direct bij de start met het werken aan de omgevingsvisie daar rekening mee te houden. Zie het webinar over digitalisering van de omgevingsvisie.
Participatie
In het Omgevingsbesluit is een motiveringsbesluit opgenomen over vroegtijdige publieksparticipatie. Bij het vaststellen van een omgevingsvisie moet worden aangegeven hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding zijn betrokken. Daarbij moet worden aangegeven hoe invulling gegeven is aan het participatiebeleid van de gemeente zelf. Ook moet worden aangegeven wat daarvan de resultaten zijn.
Over de wijze waarop deze groepen worden betrokken en wat de invloed van de resultaten van de participatie moeten zijn, is in de wet niets vastgelegd. De keuze of hiervoor een specifieke procedure wordt ontwikkeld is overgelaten aan het gemeentebestuur. Deze beslist ook wat er met de resultaten wordt gedaan. Dit kan dus per gemeente verschillen. Voor goede voorbeelden en ‘best practices’, zie de Inspiratiegids Participatie Omgevingswet.