Voordat gemeenten aan de slag kunnen met de Bibob, moet er aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Zo moet er bestuurlijk en ambtelijk draagvlak zijn, de Bibob moet zijn ingericht en er is een netwerk nodig. Maar bovenal zien we dat er betrokken en gedreven mensen nodig zijn die lef hebben en het initiatief nemen om de Bibob op te zetten.
Bestuurlijk- en ambtelijk draagvlak
De Bibob-initiator heeft tijd nodig om met de Bibob aan de slag te gaan. Ambtelijk draagvlak is nodig voor het ondersteunen van het initiatief en het ontwikkelen van breed gedeeld draagvlak, zodat er capaciteit voor het onderwerp beschikbaar wordt gesteld.
De burgemeester kent vaak vanuit de openbare en orde en veiligheid (OOV) de Bibob als instrument dat wordt ingezet voor onder andere horeca en het vastgoed. Wethouders hebben veelal Wmo en Jeugdwet in hun portefeuille. Deze bestuurders kunnen gezamenlijk voor bestuurlijk draagvlak zorgen.
Het bouwen en onderhouden van een netwerk
Om tot een resultaat te kunnen komen is het bouwen van een netwerk noodzakelijk. De Bibob-initiator zal op zoek moeten gaan naar relevante partners. Hoe is de Wmo georganiseerd? En op welke wijze de Jeugdhulp? Binnen de gemeente zijn de relevante professionals in elk geval de contractmanager, de beleidsadviseur en de toezichthouder.
Maar ook buiten de gemeente bestaat een netwerk, denk aan andere gemeenten in de regio, de Politie, de Belastingdienst, en het Landelijk Bureau Bibob (LBB). De VNG-regioadviseur (Naleving Wmo en Jeugdwet) kan ook onderdeel van het netwerk zijn. Na het opstellen van een netwerk is het belangrijk om het netwerk actief te onderhouden. En vraagt daarmee ook op de langere termijn structureel tijd en aandacht.
Het inrichten van de Bibob organisatie
Bibob in de zorg moet een plaats krijgen in de gemeentelijke organisatie. Grofweg zijn daarvoor 2 mogelijkheden: óf de Bibob wordt centraal georganiseerd óf het wordt decentraal gepositioneerd.
De nieuwe Bibob taak kan centraal onder worden gebracht bij de al bestaande Bibob-taken. De Bibob-coördinator en de -onderzoeker breiden hun takenpakket dan uit. Zo worden zij ook specialist op het gebied van Bibob in de zorg en krijgen hun inhoudelijke input van de inhoudelijk specialisten, zoals de toezichthouder en de contractbeheerder, uit de organisatie. Gemeenten die ervoor kiezen om de Bibob in de zorg decentraal te positioneren, zullen het Bibob-specialisme binnen de inhoudelijke vakafdelingen ontwikkelen en input vragen aan de Bibob-coördinator.
Welke variant ook gekozen wordt, er is professionalisering en ontwikkeling van kennis over Bibob in de zorg nodig. Er zijn daarvoor opleidingen die gevolgd kunnen worden. Er zijn ook professionals die elkaar zoeken om kennis en ervaring uit te wisselen.
Het is noodzakelijk dat zorgaanbieders weten dat de gemeente Bibob in de zorg kan toepassen. We adviseren gemeenten om dat op te nemen in de Wmo-verordening, in de Jeugdwet-verordening, in het beleid en in werkprocessen. In de landelijke gestandaardiseerde inkoopdocumenten en contracten Wmo en Jeugdwet is de mogelijkheid tot inzet van Bibob in de zorg al opgenomen.