Als er geen sprake is van een publiekrechtelijke regeling die dezelfde belangen beoogt te dienen en de doorkruisingsleer dus niet van toepassing kan zijn, kan er op een andere manier worden gekeken of het gebruik van privaatrecht mogelijk is. Voor de beoordeling van het gemeentelijk privaatrechtelijk handelen in kwestie wordt dan artikel 3:13 BW, misbruik van bevoegdheid, toegepast.

Illustratief voor deze toepassing is het arrest Amsterdam/Geschiere (HR 5 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH7845). De gemeente had op grond van de Verordening op de Straathandel een standplaatsvergunning verleend, maar de privaatrechtelijke toestemming om de standplaats in te nemen geweigerd. Volgens de Hoge Raad levert die weigering misbruik van bevoegdheid op, tenzij de belangen die zich verzetten tegen het gebruik van de locatie volgens de vergunning zo zwaar wegen, dat niet gezegd kan worden dat de gemeente haar belang onevenredig zwaar heeft laten wegen. Van doorkruising – laat staan onaanvaardbare doorkruising – kan volgens de Hoge Raad in dit geval geen sprake zijn, omdat het door de gemeente aangevoerde belang bij onbelemmerde uitgifte in erfpacht in de toekomst, niet is verdisconteerd in de Verordening op de Straathandel.

Meer informatie

  • De doorkruisingsleer in perspectief (VNG, 2010) (pdf, 1,2 MB): Deze handreiking bevat een onderzoek naar de mogelijke inzet van het privaatrecht om de publieke belangen in de gemeentelijke praktijk te bewaken

Jurisprudentie

Wetsartikelen