De Centrale Raad van Beroep (CRvB) deed 20 februari 2024 uitspraak in 3 Wmo-zaken (bij 2 gemeenten) over het meewegen van (financiële) draagkracht bij de toegang tot Wmo-huishoudelijke hulp. De beide gemeenten die met steun van de VNG en de gemeente Krimpen aan de IJssel in hoger beroep zijn gegaan vroegen de CRvB om een uitspraak te doen dat het abonnementstarief principieel in strijd is met de bedoeling van de Wmo. De CRvB heeft de gemeenten helaas niet in het gelijk gesteld. 

Hieronder de deeplinks naar de 3 uitspraken zoals gepubliceerd op Rechtspaak.nl

Samenvatting van de uitspraken

De CRvB is van oordeel dat de Wmo 2015 biedt geen ruimte om in het kader van de toegang tot maatschappelijke ondersteuning rekening te houden met de financiële mogelijkheden van een betrokkene om voorzieningen zelf te bekostigen. Dit uitgangspunt is met de invoering van het abonnementstarief onveranderd van kracht gebleven.

Daarom hebben de colleges de aanvragen van betrokkenen voor maatschappelijke ondersteuning in de vorm van een voorziening voor huishoudelijke hulp niet op basis van financiële draagkracht mogen afwijzen. De CRvB gaat niet in op de principiële vraag van de gemeenten en de VNG over de bedoeling van de Wmo en de zorgplicht van gemeenten.

Achtergrond: kerngedachte Wmo en eigen bijdrage

Met de invoering van de Wmo 2015 beoogde de wetgever dat iedere inwoner met een beperking in  zijn zelfredzaamheid en/of participatie een melding bij de Wmo kon doen. De kerngedachte van de Wmo was en is dat inwoners eerst nagaan wat zij zelf aan het probleem kunnen doen, pas daarna bood de gemeente aanvullend ondersteuning vanuit de Wmo. 

Voor Wmo-ondersteuning gold tot 2019 een landelijke inkomensafhankelijke eigen bijdrage. De eigen bijdrage stimuleerde inwoners met een hoger inkomen een afweging te maken of zij de voorziening niet beter zelf konden regelen en betalen. Daardoor bleef het beroep op de Wmo beperkt en konden gemeenten aan hun zorgplicht blijven voldoen. Tegen die achtergrond was het logisch dat de wetgever in de Memorie van Toelichting aangeeft dat er naast de inkomensafhankelijke eigen bijdrage in de wet voor gemeenten geen ruimte was om zelf nog inkomensmaatregelen te nemen.

Abonnementsarief ondergraaft kerngedachte Wmo

Door de invoering van het abonnementsarief werd deze kerngedachte van de Wmo echter ondergraven. De spelregels waar gemeenten zich in 2015 aan gecommitteerd hadden werden 'tijdens de wedstrijd' veranderd. De gevolgen daarvan voor gemeenten en inwoners zijn bekend. Inwoners maakten geen afweging meer of zij het beter zelf konden regelen, maar vroegen massaal huishoudelijke hulp, hulpmiddelen en woningaanpassingen aan. Niet alleen had dit negatieve gevolgen voor het budget van gemeenten, maar de kwetsbare inwoners die echt afhankelijk waren van de Wmo kregen te maken met wachtlijsten en minder uren ondersteuning.

De houdbaarheid van de Wmo staat steeds meer onder druk. Ondanks dat uit de monitor abonnementstarief overduidelijk bleek dat de kosten toenamen, kregen gemeenten van het rijk geen financiële compensatie. Dat is de reden dat de VNG in een ledenbrief van 23 november 2020 (pdf, 135 kB) heeft aangemoedigd om maatregelen te nemen om de kosten te beheersen en daarbij de grenzen van de Wmo op te zoeken teneinde een proefproces uit te lokken. Het hoger beroep dat de gemeenten Leusden en Beesel hebben aangespannen voorziet daarin. Nu het hoger beroep niet is geslaagd zullen beide gemeenten hun beleid moeten aanpassen en is het rijk aan zet.

Nieuwe inkomensafhankelijke eigen bijdrage, zorgen blijven voorlopig bestaan

Inmiddels bereidt het demissionaire kabinet een wetswijziging van de Wmo voor waarmee de inkomensafhankelijke eigen bijdrage voor alle Wmo-voorzieningen met uitzondering van rolstoelen, opnieuw mogelijk wordt. De VNG en gemeenten zij blij met deze ontwikkeling. Wel zijn er twijfels of de eigen bijdrage werkelijk zal gaan leiden tot een lagere instroom van cliënten. De invoering van de eigen bijdrage-regeling gaat bovendien gepaard met een bezuiniging op het gemeentefonds.

De invoering is op zijn vroegst gepland op 1 januari 2026.  Dat betekent dat gemeenten nog 2 jaar lang een doelgroep tot de Wmo moeten toelaten die de voorziening zelf zou kunnen regelen, maar het niet doet vanwege het abonnementstarief. De zorgen over de houdbaarheid van de Wmo (zowel financieel als vanwege personele krapte) blijven voorlopig bestaan.

We hopen dat het lopende onderzoeksproject naar de houdbaarheid van de Wmo (dat de VNG uitvoert samen met de ministeries van VWS, BZK en Financiën) op termijn een gezamenlijk beeld oplevert van de opgaven in de Wmo 2015. Daardoor wordt het mogelijk proactief te sturen op de fundamentele vraagstukken voor de lange termijn. Het nieuwe kabinet zal in overleg met de VNG moeten besluiten welke beleidskeuzes nodig zijn om tot een houdbare en toekomstbestendige Wmo te komen.