In veel gemeenten hebben aangescherpte brandveiligheidseisen sinds medio 2025 geleid tot een verbod op het stallen van scootmobielen in gangen en trappenhuizen, omdat deze altijd als vluchtweg bij brand vrij moeten blijven. De VNG heeft in september via het bericht Brandveilig stallen van scootmobielen: advies VNG gewezen op de brandveiligheidseisen, waardoor stallen op gangen en in trappenhuizen niet meer mogelijk is. We hebben ook geadviseerd om bij Wmo-verstrekking van scootmobielen de eis te stellen dat iemand over een brandveilige stallingsplek beschikt. Het factsheet/advies hieronder geeft nader uitleg en advies.
Ruimte voor stallingen zal steeds meer gaan knellen
In veel appartementengebouwen en wooncomplexen is brandveilige stallingsruimte niet zonder meer beschikbaar, momenteel werken veel gebouweigenaren/verhuurders en gemeenten er hard aan om deze alsnog te realiseren. Gemeenten betrekken hierbij vaak een veiligheidsregio of eigen afdeling VTH. Naar verwachting zal ruimte voor stallingen in de toekomst steeds meer gaan knellen vanwege het toenemende aantal mensen dat een scootmobiel gebruikt (mede door de vergrijzing).
Kosten voor stallingen: probeer er samen uit te komen
Diverse gemeenten hebben de VNG gevraagd of er een juridische verplichting is om als gemeente de (aanleg van) brandveilige stallingsruimte te betalen, omdat de Wmo gemeenten ertoe verplicht om mobiliteitsbeperkingen van burgers te compenseren. De Wmo is zeer algemeen geformuleerd, zodat hieruit geen aanwijzing kan worden gehaald en er pas duidelijkheid ontstaat nadat een rechtszaak in hoger beroep (bij de Centrale Raad van Beroep) is gevoerd. Dat is rondom de stalling van scootmobielen nog niet aan de orde geweest. Wel is er jurisprudentie uit 2009 en 2010 over de vraag wie de kosten moet dragen voor het rolstoeltoegankelijk maken van gebouwen, op de website van Schulink is daar ook informatie over te vinden: Wmo-woonvoorziening in doelgroepgebouwen
Het artikel van Schulinck wijst uit dat de rechtspraak in 2010 verschil aanbracht tussen ‘doelgroepgebouwen’ (specifiek voor bijvoorbeeld ouderen of gehandicapten) en overige gebouwen. Bij een ‘doelgroepgebouw’ kan rolstoeltoegankelijkheid worden beschouwd als iets ‘algemeen gebruikelijks’ en moet de eigenaar of verhuurder de aanpassingen vergoeden. Bij overige gebouwen hoeven voorzieningen voor rolstoeltoegankelijkheid niet als algemeen gebruikelijk te worden verondersteld, daardoor wordt ook naar de gemeente gekeken voor het vergoeden van aanpassingen. Let wel: het groeiende gebruik van scootmobielen en vooral de brandveiligheidseisen zijn relatief recente ontwikkelingen, bij invoering van de Wmo konden gebouweigenaren noch gemeenten deze problemen voorzien.
Er zijn (nog) geen rechtszaken gevoerd over deze kwestie, daardoor ontbreekt het nog aan volledige juridische duidelijkheid op basis van rechtspraak. We adviseren gemeenten om rechtszaken te voorkomen door afspraken te maken over de (kosten van) aanleg van brandveilige stallingen in samenwerking met gebouweigenaren, bewoners- en cliëntorganisaties en andere betrokkenen. Daarnaast is inzet op andere oplossingen nodig.
Digitale deelsystemen: onontkoombaar in de (nabije) toekomst
Door vergrijzing wordt een flinke toename van het gebruik van scootmobiels verwacht, zodat het in hoogbouw (portiekwoningen, appartementencomplexen, galerijflats) meestal onmogelijk wordt om iedereen die het nodig heeft, van een stallingsruimte voor de eigen scootmobiel te voorzien. Daarom adviseren we gemeenten om ook de invoering van (digitale) deelsystemen voor scootmobielen te gaan verkennen en dat als een aantrekkelijke en voorliggende voorziening te introduceren. De ervaring van Rogplus-gemeenten en Zwolle is dat 1 deelscootmobiel met 3 á 4 bewoners (die behoefte hebben aan een scootmobiel) genoeg is. Deze ervaringen zijn opgedaan bij seniorenflats, mogelijk gebruiken jongeren met beperkingen de scootmobielen wat vaker.
Digitale systemen zorgen ervoor dat de beheerder informatie krijgt over het aantal reserveringen en werkelijke gebruik, daardoor kan men besluiten om waar nodig extra scootmobielen te plaatsen (als de stalling daar ruimte voor heeft). De ervaringen (tot nog toe) bij seniorencomplexen wijzen uit dat mensen ze gemiddeld 2 maal per week gebruiken, vooral ‘s middags en op vrijdag en zondag. Ook het weer en seizoen hebben invloed: in de winter worden ze minder gebruikt dan in de zomer. Het deelsysteem leidt in elk geval tot een forse vermindering van de behoefte aan stallingsruimte.
De meest eenvoudige variant voor het delen is: een stalling met enkele deelscootmobielen die alleen toegankelijk is voor gebruikers met een digitale pas (‘druppel’). Bij een relatief klein wooncomplex en beperkt aantal scootmobielen is het uitvoerbaar om het beheer (uitgifte van de sleutels, bijhouden van een agenda met reserveringen en dergelijke) mogelijk nog door een vrijwilliger of een specifieke medewerker te doen.
Bij een groter aantal gebruikers wordt het beheer van een set deelscootmobielen al ingewikkelder en is het raadzaam om over te stappen naar een digitaal reserveer- en volgsysteem. Sinds kort kunnen de meeste grote hulpmiddelenleveranciers ook dergelijke systemen leveren en het advies is om daarmee in gesprek te gaan. De voorloper bij de introductie van een digitaal deelsysteem voor scootmobiels is Rogplus, het Wmo-uitvoeringsorgaan van de gemeenten Vlaardingen, Maassluis en Schiedam. Daar is na een succesvolle proefperiode met deelystemen bij 2 seniorencomplexen, een aanbesteding gedaan voor digitale deelsystemen op 10 locaties. Zie voor meer informatie over deze pilot: De Deelscootmobiel: veilig gestald en eenvoudig in gebruik.
Deelscootmobiels als algemene mobiliteitsvoorziening of deelvervoer
Enkele gemeenten zoals Almere, Zwolle en Maastricht, stellen (deel)scootmobielen ook ter beschikking als een van de varianten binnen het aanbod van algemeen toegankelijk deelvervoer. Scootmobielen kunnen dan gebruikt worden zonder dat er een Wmo-indicatie nodig is, of slechts een snelle toets. Sommige gemeente hanteren een leeftijdsgrens of andere toets op de reden van aanvraag. Het deelsysteem stelt meer mensen in staat op eigen kracht vervoer te regelen, zodat ook minder scootmobielen als individueel maatwerk (op basis van de Wmo) hoeven te worden verstrekt. Bij scootmobielen als deelvervoer laten gemeenten overigens wel rijvaardigheidstoetsen afleggen.
Kosten verbonden aan deelsystemen
De kosten van een systeem zijn nog moeilijk schetsen. Door deelsystemen worden er op termijn beduidend minder scootmobielen toegekend dan bij individuele verstrekking, de ervaringen van Rogplus en Zwolle wijzen uit dat 3 á 4 mensen met een Wmo-indicatie genoeg hebben aan 1 gedeelde scootmobiel. De deelsystemen zorgen ook voor bijkomende kosten: van de IT-licenties, de huur of aanschaf van apparatuur op de scootmobielen en de modules en schermen van reserveersystemen. Op de achtergrond spelen vooral de fabrikanten een grote rol in de kosten, omdat zij voor de technische aanpassingen waarmee een gewone scootmobiel verandert in een deelscootmobiel (inbouwen van een kastje met GPS en andere electronica voor het digitale deelsysteem) opnieuw een MDR (Medical Device Regulation)-goedkeuring moet aanvragen. Hierin zijn momenteel veel ontwikkelingen gaande, waardoor er geen beschrijving te geven is van de kosten en te verwachten ontwikkeling daarin.
We kunnen ook stellen dat deelsystemen primair nodig zijn vanwege het groeiende aantal gebruikers en de beperkt beschikbare ruimte voor brandveilige stallingen. Kostenbesparing is misschien een bijvangst, maar misschien ook niet. Van belang is het effect op de kosten van deelscootmobielen als algemeen toegankelijke mobiliteitsvoorziening of deelvervoer: in deze vorm kunnen gemeenten de BTW compenseren, wat niet mogelijk is als deelname aan een deelsysteem toegekend wordt op basis van een Wmo-indicatie.
Adviezen/tips VNG
Op basis van ervaringen in onder meer Schiedam, Vlaardingen, en Maassluis (Rogplus), Almere en Zwolle hebben we een aantal tips voor het aanpakken van stallingsproblemen en het voorbereiden van deelsystemen voor de scootmobiel en andere vormen van vervoer:
- Maak op korte termijn afspraken met de veiligheidsregio, corporaties en andere verhuurders van senioren- en zorgcomplexen over de aanleg en het beheer van stallingen. Probeer de kosten daarvan te delen.
- Betrek het college en de raad, leg het probleem uit en gebruik demografische cijfers en Wmo-cijfers en prognoses voor de komende 8 á 10 jaar, om eventuele noodzaak voor deelsystemen te tonen.
- Start deelsystemen klein, met pilots bij een of enkele woonzorgcomplexen, seniorenflats of appartementencomplexen. De meest eenvoudige oplossing zijn stallingen met digitale sleutels, die alleen voor de scootmobielgebruikers toegankelijk zijn.
- De meeste landelijke hulpmiddelenleveranciers hebben inmiddels aanbod voor deelsystemen, ga met hun in gesprek. Ook zijn er nieuwe kleine aanbieders, zoals www.deelscootmobiel.nl.
- Maak een deelsysteem aantrekkelijk door geen of een lage eigen Wmo-bijdrage te vragen en luxere types scootmobielen in te zetten. Neem geen Wmo-scootmobielen af van burgers die er al een hebben.
- Overweeg een eenmalige financiële bonus voor het inleveren van de individuele eigen Wmo-scootmobiel en het overstappen op een deelsysteem. Daarbij is zorgvuldige communicatie van belang, om te voorkomen dat bewoners hiermee snel geld proberen te krijgen en later inzien dat ze toch een eigen scootmobiel nodig hebben en weer aanvragen.
- Maak het deelsysteem voorliggend ten opzichte van de individuele scootmobiel.
- Uit oogpunt van reablement en het stimuleren van beweging is het goed om (aanvullend) driewiel- of ligfietsen aan te bieden via een deelsysteem.
- Let op: elektrische driewiel- of ligfietsen zijn vanwege de lithium-ionaccu’s brandgevaarlijker dan loodaccu’s van scootmobiels! Brandveilige stallingen zijn bij fietsen met accu’s minstens zo noodzakelijk.