De monitor Omgevingswet en Wet kwaliteitsborging voor het bouwen is in april 2024 van start gegaan. Informatie over waarom we de Omgevingswet en Wkb monitoren, het doel en de scope van de monitor, lopende andere onderzoeken, het verwerken van landelijke en lokale data en informatie over de frequentie vindt u op deze pagina. Deze informatie wordt elk kwartaal, bij elke monitoringsuitvraag, geactualiseerd. Het is raadzaam om deze pagina regelmatig in de gaten te houden voor updates.
Meer informatie over de inhoud van de monitor vindt u op onze webpagina 'Onderwerpen monitoring Omgevingswet.'
- Waarom monitoren we de Omgevingswet en Wkb?
- Doel en scope van de monitor
- Meer informatie over de uitvoering en de frequentie
- Voor en nadelen van open deelname
- Gebruik van landelijke en lokale data
- De interbestuurlijke samenhang van verschillende onderzoeken
Bestuurlijk is afgesproken dat de werking van de Omgevingswet (en de Wkb) na één en na vijf jaar (de Wkb na drie jaar) geëvalueerd gaan worden en de minister heeft aan de kamers toegezegd om jaarlijks een monitoringsrapportage op te leveren. De VNG-monitor ondersteunt aan deze bestuurlijke processen.
Op het gebied van de financiële effecten is eerder tussen de bestuurlijke partners besproken dat de investeringen die bevoegd gezagen doen in de implementatie van de Omgevingswet, in een periode van 10 jaar terugverdiend zouden moeten kunnen worden. Eerdere onderzoeken en rapportages hierover hebben al laten zien dat het niet de verwachting is dat terugverdienen binnen 10 jaar gerealiseerd zal zijn. Dit vraagt om een langdurige monitoring van de financiële effecten.
Ook inhoudelijk zijn de Omgevingswet en de Wkb nog lang niet ‘af’: er wordt de komende jaren nog flink uitgebouwd op het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO), de gemeenten hebben nog tot 2032 de tijd om alle kerninstrumenten volledig te implementeren en delen van de Wkb worden mogelijk pas over een jaar of 5 ingevoerd. Dit heeft impact op gemeenten. Dit geeft nogmaals de noodzaak aan om de VNG monitoring enige jaren te blijven uitvoeren.
Doelen
Deze monitor, en vooral haar uitkomsten, dient verschillende doelen:
- Ten eerste zijn er in interbestuurlijk verband afspraken gemaakt over monitoring: de stelselverantwoordelijke minister laat jaarlijks een monitoring uitvoeren onder auspiciën van de Evaluatiecommissie Omgevingswet. De VNG rapporteert haar bevindingen ook aan deze Evaluatiecommissie. Meer informatie over de evaluatiecommissie.
- Ten tweede zijn er interbestuurlijke afspraken gemaakt over de monitoring van de financiële effecten van de Omgevingswet en de Wkb, eerst één jaar na inwerkingtreding, daarna na drie jaar (Wkb) en na vijf jaar (Ow). De VNG-monitoring levert daarbij de input voor het gemeentelijk domein.
- Ten derde levert de monitoring voor gemeenten waardevolle sturingsinformatie. Om die reden wordt de monitor elk kwartaal uitgevoerd, waarmee gemeenten de resultaten snel te kunnen omzetten in actie. Specifiek voor dit doel is een tool ingericht langs de lijnen van waarstaatjegemeente.nl. Hiermee kunnen deelnemende gemeenten hun ingevulde gegevens vergelijken met die van andere, vergelijkbare deelnemende gemeenten, een benchmark. Deze benchmark kan door u ook gedownload worden als pdf, om deze makkelijk te kunnen delen binnen de organisatie.
Scope
De VNG-monitor wordt gericht op verschillende onderdelen van de stelselwijzigingen. Er is bewust voor gekozen om deze onderdelen in uitvraag, verwerking en rapportage samen te voegen, om de werklast te minimaliseren. De onderdelen zijn op dit moment:
- Werking van de Omgevingswet
- Werking van de Wkb
- Financiële effecten van de Omgevingswet
- Financiële effecten van de Wkb
- Specifieke werking t.a.v. participatie
In de toekomst kunnen hier nog onderdelen aan toegevoegd worden. Meer informatie over de verschillende onderwerpen.
Het monitoringsproces zit in de opstartfase. Op dit moment, december 2024, zijn er drie enquêtes uitgevraagd. Er zijn 3 rapportages beschikbaar:
De monitor wordt elk kwartaal uitgevoerd, in elk geval de komende jaren. Niet alle informatie in de monitor is op kwartaalbasis beschikbaar, denk aan financiële cijfers uit begrotingen of jaarrekeningen. Volumecijfers zijn echter wel periodiek beschikbaar – en relevant als sturingsinformatie. De inhoud van de uitvraag voor een enquêteronde kan derhalve per kwartaal verschillen, zo bevat de komende enquête (oktober 2024) geen vragen ten aanzien van de financiële effecten.
Beschikbare informatie
De beschikbare informatie in de monitor wordt van kwartaal op kwartaal in drie dimensies uitgebreid, waardoor de informatie completer, gedetailleerder en sterker wordt:
Hoger aantal deelnemers en respondenten
Het aantal deelnemers en vooral ook de respons van deelnemers wordt de komende kwartalen verder ontwikkeld door specifieke communicatieve aandacht voor monitoring, persoonlijke begeleiding, en vooral door het tonen van de resultaten van de monitoring op landelijk en op lokaal niveau. Het aantal deelnemende gemeenten staat op dit moment op 72. Het totaal aantal respondenten staat in het derde kwartaal op 43 (31 in het eerste kwartaal en 39 in het tweede kwartaal).
Tegelijk met deze rapportage is er een benchmark beschikbaar voor deelnemende gemeenten, waarin zij hun informatie kunnen vergelijken met de informatie van andere deelnemende gemeenten. Met deze benchmark wordt duidelijk wat de monitoring oplevert aan concrete sturingsinformatie voor de deelnemende gemeenten.
De doelstelling voor de monitoring is om 50-70 deelnemende en responderende gemeenten te hebben. Er zit overigens geen maximumaantal aan de deelnemers: meer deelnemers betekent enkel meer gemeenten met goede sturingsinformatie en betere (sterkere) landelijke bevindingen.
Frequente data door de tijd heen
Door van meerdere monitoring-cycli de gegevens door de tijd heen te vergelijken, gaan we een beter beeld krijgen van de ontwikkelingen. Bij de volgende monitoringscyclus (oktober 2024) kan hiermee een eerste aanzet gemaakt worden door de gegevens van de eerste twee kwartalen te vergelijken met het derde kwartaal en daarna gaat dat steeds verder. Deze informatie zal aan de volgende rapportages worden toegevoegd.
Meer gedetailleerde informatie
In de eerste twee ronden is geworsteld met het detailniveau van de enquête-uitvraag. Door de ontwikkelaars van de enquête, maar vooral ook door de deelnemende gemeenten. Door de enquêtes steeds verder te verfijnen, mede ook door feedback vanuit respondenten en af te stemmen op de praktijkervaringen, wordt de kwaliteit van de respons verbeterd. Daarnaast zal verbeterd detailinzicht en vooral ook meer ervaring door meer volumes in de processen (denk aan gepubliceerde omgevingsplannen, ontvangen Wkb-meldingen of verstrekte milieuvergunningen) tot meer aanlevering van detailgegevens leiden, waarop de volgende rapportages ook weer worden aangepast.
Deelname aan de monitor is voor alle gemeenten vrijwillig, toegankelijk en er wordt niet met een specifiek geselecteerde steekproef gewerkt. Open deelname heeft een paar voor- en nadelen:
Voordelen
- Actieve en gemotiveerde deelname, ondersteund door actieve begeleiding en onderling contact met en tussen de deelnemers
- Langdurige binding van gemeenten aan het proces
- Deelname is niet beperkt tot een specifiek aantal (of een aantal specifiek geselecteerde) gemeenten, waardoor de deelnemersgroep groter kan zijn
Nadelen
- Mogelijk beperkte deelname (op dit moment (september 2024) 39 respondenten)
- Vertekening van de resultaten wanneer wordt geëxtrapoleerd naar een landelijk beeld. De monitor ambieert niet om een statistisch verantwoorde extrapolatie te bieden van de effecten, dit is door de variatie in het gemeentelijk domein ook onmogelijk.1
- Scheve verdeling van de deelname. We zien nu in de deelnemersgroep een sterke oververtegenwoordiging van grotere gemeenten (daarvoor corrigeren we via de groottecategorieën), maar er zal ook een scheve verdeling zijn als gemeenten meer geneigd zijn om deel te nemen als zij verder zijn gevorderd op het transitiepad.
Nog niet aangemeld voor de monitor? U kunt zich via dit aanmeldformulier aanmelden. Team monitoring neemt dan contact met u op voor een intakegesprek.
1 Voor een statistisch robuuste steekproef in het gemeentelijk domein van 342 gemeenten, zou bij voldoende significantie en een homogene onderzoeksgroep een steekproef van rond de 180 gemeenten nodig zijn. Als ook nog rekening wordt gehouden met de variabiliteit in kenmerken tussen gemeenten, zou deze steekproef dicht bij 342 moeten liggen. Andere onderzoeksbureaus selecteren een steekproef van meestal zo’n 30 gemeenten, waarmee deze monitor uiteindelijk bij deelname van 50-70 gemeenten een veel sterker beeld gaat geven dan deze andere onderzoeken.
De monitor en de kwartaalrapportages maken gebruik van verschillende bronnen:
- Landelijke bronnen
Ten eerste worden gegevens verzameld uit landelijke bronnen, primair het DSO. Deze gegevens zijn dus van álle gemeenten, niet een steekproef of een deelverzameling. Deze gegevens geven daarmee direct een landelijk beeld. De landelijke bronnen worden nu vooral gebruikt voor de volume-gerelateerde vragen op het gebied van ontwikkeling van kerninstrumenten en stroomvolumes in de verschillende operationele processen, m.n. vergunningverlening.
- Lokale bronnen
Ten tweede wordt via enquêtes bij gemeenten lokale informatie uitgevraagd. De antwoorden worden samengevoegd, meestal op basis van een categorisering naar gemeentegrootte (op inwonertal), en geëxtrapoleerd naar een landelijk beeld. Daarbij worden in de enquête ook open vragen gesteld. Een selectie van deze toelichtingen worden (in een tekstblok) bij de betreffende onderdelen in de rapportage weergegeven.
Meer informatie over hoe data van deelnemers wordt verwerkt
Resultaatberekening
Om uit beide soorten data een landelijk beeld samen te stellen, wordt de volgende aanpak gehanteerd:
De landelijke data is van zichzelf landelijk dekkend en hoeft dus niet geëxtrapoleerd te worden. Deze data is geen steekproef.
De lokale data zijn gebaseerd op een deelverzameling van alle gemeenten, vergelijkbaar met een steekproef. Deze lokale data wordt voor de ‘landelijke uitkomst’ geëxtrapoleerd. De extrapolatie wordt als volgt gedaan:
- Eerst wordt de respons op elke vraag ingedeeld in de groep van de gemeentegrootte
- Voor elk antwoord wordt het gemiddelde van de respons (naar inwonertal) in die groottecategorie berekend
- Dat gemiddelde wordt vermenigvuldigd met het landelijke aantal gemeenten in die groottecategorie
- De vier groottecategorieën worden bij elkaar opgeteld om tot een landelijk beeld te komen
- In sommige gevallen, bij de vragen van financiële aard, zit bij stap 3 een tussenstap, bijvoorbeeld wanneer eerst de vraag gesteld is óf bepaalde kosten voorkomen (daar wordt dan het percentage “ja” bepaald) en vervolgens de vraag hoeveel kosten er dan zijn. Dan wordt bij stap drie het gemiddelde vermenigvuldigd met het percentage “ja” en dán vermenigvuldigd met het landelijk aantal gemeenten in die categorie.
Naast de VNG-monitor vinden in het gemeentelijk domein ook andere monitors en onderzoeken plaats. De VNG probeert deze onderzoeken zoveel mogelijk te coördineren en overlap te beperken, ook hier om de werklast te minimaliseren. Onderzoeken die op dit moment bekend zijn, zijn:
- Een onderzoek naar de werking van het omgevingsplan, door KokxDevoogd, in opdracht van de Evaluatiecommissie;
- Een onderzoek naar de werking van de buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA), door Kwink, in opdracht van de Evaluatiecommissie;
- Een onderzoek naar de transitiekosten Omgevingswet en een nulmeting voor de financiële omvang van het domein, door KPMG en Cebeon gezamenlijk, in opdracht van de Interbestuurlijke Financiële Werkgroep Omgevingswet (VNG is mede-opdrachtgever);
- Een landelijk kwantitatief onderzoek naar de werking van de Omgevingswet door Berenschot, in opdracht van het stelselverantwoordelijke ministerie;
- Een landelijk kwalitatief onderzoek naar het bereiken van de doelen vanuit de Omgevingswet in opdracht van het stelselverantwoordelijke ministerie, door Royal Haskoning DHV.
- Een (kwantitatief) onderzoek naar de werking van de Wkb door Arcadis, in opdracht van het stelselverantwoordelijke ministerie.
Komend jaar wordt een langlopend onderzoek gestart naar de financiële effecten van de Omgevingswet, in interbestuurlijk verband. De VNG-monitor vormt hiervoor een belangrijke input.