De Drank- en Horecawet geeft gemeenten de verantwoordelijkheid over handhaving, toezicht en vergunningverlening. Sinds 2013 is een van de belangrijkste doelen het terugdringen van het alcoholgebruik onder jongeren. Het kabinet heeft een wetsvoorstel opgesteld met wijzigingen die bijdragen aan preventie van problematisch alcoholgebruik in Nederland, de naam van de wet wijzigt in Alcoholwet.
Wat gaat er veranderen?

De evaluatie van de Drank- en Horecawet en het Nationaal Preventieakkoord hebben een aantal wijzigingen van de wet tot gevolg. De VNG heeft via de internetconsultatie over het algemeen positief op de voorstellen gereageerd. (Zie ook Ons standpunt.)
Nieuws
Ons standpunt
De VNG vraagt speciaal aandacht voor de positie van vrijwilligersorganisaties in de Alcoholwet. De veranderingen mogen niet leiden tot hogere kosten, ingewikkelde procedures of eisen waar men lokaal niet aan kan voldoen. De NVWA gaat toezicht houden op de prijsacties en de verkoop van alcohol via internet, de NVWA moet dan wel voldoende toegerust zijn en beschikken over voldoende middelen.
Vraag en antwoord
-
Artikel 8, zesde lid, van de Drank-en horecawet bepaalt dat er tenminste twee leidinggevenden op de vergunning van een paracommerciële instelling vermeld moeten staan.
-
Een van de leidinggevende zegt dat dit niet hoeft omdat zij al 20 jaar ergens anders op een drank en horecavergunning heeft gestaan als leidinggevende. Valt dit onder het overgangsrecht?
Antwoord:
Een dergelijk verzoek valt onder het overgangsrecht indien deze persoon als bedrijfsleider of beheerder stond vermeld in een voor 1 januari 1996 verleende drankvergunning. Alleen dan behoeft deze persoon niet te beschikken over een bewijsstuk van sociale hygiëne. Het betreft hier overgangsrecht zoals neergelegd in artikel Vlll van de wet van 2 november 1995 tot intrekking van de Vestigingswet detailhandel en wijziging van de Drank- en Horecawet en van de Vestigingswet Bedrijven 1954 (Stb. 1995, 607).
-
Gemeente vraagt zich af of een afgegeven DHW-vergunning voor een VOF nog rechtsgeldig is. Met andere woorden, mag de exploitant van de huidige eenmanszaak (vormde samen met partner eerst de VOF) de horeca-inrichting nog exploiteren of is er sprake van exploitatie zonder geldige DHW-vergunning? Ons antwoord op deze vraag is als volgt. Àrtikel 29 van de DHW) bepaalt waaraan een vergunning moet voldoen, immers deze bepaling stelt wat er in een vergunning vermeld moet worden. Vervolgens bepaalt artikel 31 op welke gronden de vergunning ingetrokken kan worden en een van deze bepalingen betreft het eerste lid, sub c, van artikel 31 waarin is bepaald dat een niet op de vergunning vermelde persoon leidinggevende is geworden m.b.t. de inrichting waarop de vergunning betrekking heeft, grondslag is om de vergunning in te trekken. En dat is in deze casus het geval. Immers er is in verband met het opheffen van de VOF een leidinggevende vertrokken en daarvoor in de plaats is een ander aangetrokken die niet vermeld staat op de bestaande vergunning. Kortom niet het feit dat de VOF ontbonden is, is de grondslag voor het vervallen van de vergunning. Maar dat zijn de vereisten zoals in de artikelen 29 en 31 van de DHW waarop de vereisten worden getoetst en vervolgens bij het niet voldoen hieraan, de vergunning kan worden ingetrokken, waardoor opnieuw een vergunning moet worden aangevraagd.
Handreiking toezicht op de Drank- en horecawet
Deze handreiking biedt gemeenten ondersteuning bij en praktische informatie over handhaving van de Drank- en horecawet. De handreiking gaat met name in op twee elementen: handhaving van naleving van de leeftijdsgrens en handhaving in geval van dronkenschap.
Praktijkvoorbeelden
Publicaties & Brieven
