De Alcoholwet, in werking getreden per 1 juli 2021, bevat ten opzichte van de Drank- en Horecawet een aantal nieuwe onderdelen die gemeenten bij verordening kunnen regelen. Dit betreft: het verhogen van de minimale vloeroppervlakte-eisen voor horeca en slijterijen, het mogelijk maken voor slijters om proeverijen te organiseren, het eisen van de aanwezigheid van iemand met een diploma sociale hygiëne op een vervoermiddel waar bedrijfsmatig alcohol wordt geschonken (zoals een bierfiets) en het aanwijzen van een alcoholoverlastgebied bij ernstige overlast of verstoring van de openbare orde. Lees verder
Nieuws
Vraag en antwoord
-
Artikel 8, zesde lid, van de Drank-en horecawet bepaalt dat er tenminste twee leidinggevenden op de vergunning van een paracommerciële instelling vermeld moeten staan.
-
Gemeente vraagt zich af of een afgegeven DHW-vergunning voor een VOF nog rechtsgeldig is. Met andere woorden, mag de exploitant van de huidige eenmanszaak (vormde samen met partner eerst de VOF) de horeca-inrichting nog exploiteren of is er sprake van exploitatie zonder geldige DHW-vergunning? Ons antwoord op deze vraag is als volgt. Àrtikel 29 van de DHW) bepaalt waaraan een vergunning moet voldoen, immers deze bepaling stelt wat er in een vergunning vermeld moet worden. Vervolgens bepaalt artikel 31 op welke gronden de vergunning ingetrokken kan worden en een van deze bepalingen betreft het eerste lid, sub c, van artikel 31 waarin is bepaald dat een niet op de vergunning vermelde persoon leidinggevende is geworden m.b.t. de inrichting waarop de vergunning betrekking heeft, grondslag is om de vergunning in te trekken. En dat is in deze casus het geval. Immers er is in verband met het opheffen van de VOF een leidinggevende vertrokken en daarvoor in de plaats is een ander aangetrokken die niet vermeld staat op de bestaande vergunning. Kortom niet het feit dat de VOF ontbonden is, is de grondslag voor het vervallen van de vergunning. Maar dat zijn de vereisten zoals in de artikelen 29 en 31 van de DHW waarop de vereisten worden getoetst en vervolgens bij het niet voldoen hieraan, de vergunning kan worden ingetrokken, waardoor opnieuw een vergunning moet worden aangevraagd.
-
Achtergrond van deze vraag is als volgt. Er bestaan plannen om een museumschip in de gemeente onder te brengen. Het is de bedoeling dat in het schip ook een horecabedrijf komt. In artikel 2:28 lid 10 sub b van onze APV staat dat een exploitatievergunning niet nodig is voor een horecabedrijf in musea. Hierbij riijzen er een aantal vragen. Zijn er criteria voor een museum? En wanneer er sprake is van ondergeschiktheid van de museumfunctie ten opzichte van het horecabedrijf (bijv. door de oppervlakteverdeling tussen de museumfunctie en het horecabedrijf)? En als blijkt dat de museumfunctie ondergeschikt is aan het horecabedrijf, is het dan wel verplicht om een exploitatievergunning aan te laten vragen door de exploitant? Als blijkt dat er wel een exploitatievergunning moet worden aangevraagd, moet er uiteraard ook gekeken worden naar het bestemmingsplan. Heeft het feit dat een schip in het water ligt nog invloed op de vraag of er strijdigheid zou kunnen zijn met het bestemmingsplan of is dit bij exploitatievergunningen voor schepen niet relevant? In het betreffende bestemmingsplan heeft het water waar het schip mogelijk zou komen te liggen de bestemming 'water'. Hieronder valt geen horeca. Zou in dat geval de vergunning moeten worden geweigerd? Het antwoord op deze vragen luidt als volgt. In de eerste plaats is van belang wat uw APV hierover precies regelt. In het VNG model APV geldt deze 'museumbepaling' alleen voor openbare inrichtingen waar géén alcohol wordt geschonken (droge horeca), en waar de openbare orde evident niet in het geding is. Wordt er wel alcohol geschonken dan zou volgens het VNG model wel een exploitatievergunning nodig zijn. Het is uiteraard mogelijk dat uw APV een bredere vrijstelling kent waarbij ook 'natte horeca' bij musea is vrijgesteld. In hoeverre de gewenste horeca ondersteunend is bij het museum moet per geval afzonderlijk worden beoordeeld. De oppervlakteverdeling kan een maatstaf zijn, de rechtsvorm van de aanvrager een ander. Doorgaans is in dit soort gevallen een goed gesprek om na te gaan of er een basis is voor goed vertrouwen, gevolgd door een 'high trust, high penalty' aanpak praktischer dan een poging om exact te definiëren wat ondersteunend hier betekend, gevolgd door een groot aantal gevraagde bewijsstukken. Of de bestemming een issue is bij toe- of afwijzing van de exploitatievergunning hangt ervan af of uw APV dat zo regelt. Wanneer strijd met de bestemming een absolute weigeringsgrond is ('de burgemeester weigert') dan moet er inderdaad worden geweigerd. Gaat het om een "kan-bepaling" ('de burgemeester kan weigeren') dan heeft de burgemeester een afweging te maken. Daarbij is van belang dat het afwegingskader wordt gegeven door de exploitatievergunning (openbare orde) niet door het bestemmingsplan (ruimtelijke ordening). Voor een zaak waar dat misging: Voorzieningenrechter Haarlem 15-6-2010, LJN BM9367. Tenslotte, als men hier alcohol wil schenken is ook een DHW-vergunning nodig.
Handreiking toezicht op de Alcoholwet
Een groeiend kennisplatform dat praktisch informatie en handvatten verzameld om Alcoholwet-handhaving effectief in te richten. Deze website begeleidt je bij het inrichten van de handhaving op de leeftijdsgrens en doorschenken. Je vindt hier de benodigde informatie, praktische handvatten, best practices voor leeftijdsgrens en doorschenken handhavingsbeleid en ervaringen van andere gemeenten.