Alle mensen in Nederland moeten een inkomen hebben waarmee ze kunnen rondkomen. Mensen met lage inkomens krijgen extra steun door middel van toeslagen. Door een ongunstige samenloop van regelingen valt het besteedbaar inkomen voor sommige huishoudens te laag uit. Het betreft een groep huishoudens voor wie de uitkering van één van beide partners, bijvoorbeeld een werkloosheids- of arbeidsongeschiktheidsuitkering, de enige of de belangrijkste bron van inkomen van het (echt)paar is.

Laatste bewerkingsdatum:
11 april 2025

  1. Algemene vragen
  2. Wet- en regelgeving
  3. Doelgroep
  4. Lijst van de Belastingdienst
  5. ICT
  6. Ambtshalve toekenning
  7. Toetsingskader zelfmelders
  8. Overige uitvoering

Nieuw toegevoegde vraag-antwoord combinaties zijn gemarkeerd met een asterisk*

1. Algemene vragen

Wat is precies de achtergrond van de alleenverdienersproblematiek?

Doordat verschillende regelingen ongelukkig op elkaar inwerken, ontvangt een groep inwoners minder toeslagen dan een vergelijkbaar huishouden met alleen een bijstandsuitkering. Sommige inwoners hebben door de ongelukkige samenloop een netto-inkomen dat lager is dan een bijstandsuitkering. De som van hun netto-inkomen en toeslagen, oftewel hun besteedbaar inkomen, is lager dan het zou zijn als zij samen enkel een bijstandsuitkering met maximale toeslagen zouden hebben. De uitkeringen en toeslagen zijn hierbij volgens de wettelijke regels bepaald en uitgekeerd, maar leiden tot een onwenselijke uitkomst. Dit kan binnen de bestaande regelgeving (nog) niet worden opgelost. Dit wordt de ‘alleenverdienersproblematiek’ genoemd. 

Waar moet ik rekening mee houden in mijn gemeente om de Wet tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek uit te kunnen voeren? 

Voor de uitvoering van de wet is toegang nodig tot de lijst van de Belastingdienst via het Inlichtingenbureau. Ook dient elke gemeente aanvullend beleid vast te stellen over de wijze van toetsing van inkomen en vermogen om het proces rondom het afhandelen van een aanvraag in te richten. 

De totale omvang van de doelgroep wordt geschat op ongeveer 6.000 huishoudens. Voor iedere gemeente wordt na de inwerkingtreding van de wet een lijst van de Belastingdienst beschikbaar gesteld. De lijst wordt beschikbaar gesteld via een beveiligde verbinding van het Inlichtingenbureau. Gemeenten mogen aan de huishoudens op deze lijst ambtshalve het jaarlijkse bedrag van de vaste tegemoetkoming uitkeren. Niet alle rechthebbenden staan op de lijsten van de Belastingdienst, omdat het niet mogelijk is om de lijsten te baseren op actuele inkomensgegevens. Hiervoor moet de gegevens over een geheel (belasting)jaar definitief zijn. De lijsten zijn daarom gebaseerd op inkomensgegevens over 2023. Huishoudens die niet op de lijst staan maar wel tot de doelgroep behoren, kunnen In aanvulling op de lijst – in de actualiteit ook recht hebben op de vaste tegemoetkoming. In dat geval wordt op basis van actuele gegevens van het inkomen en vermogen vastgesteld of de aanvrager tot de doelgroep van de alleenverdienersproblematiek behoort en recht heeft op de vaste tegemoetkoming. 

De wet is op 1 januari 2025 in werking getreden. Wat is eerder gedaan voor de huishoudens die onder bestaansminimum leven?  

Alleenverdieners die vroegen om een tegemoetkoming voor de misgelopen toeslagen, konden lange tijd niet goed worden geholpen. Immers, alle betrokken organisaties moesten zich aan de wet houden. Gemeenten konden het tekort aan toeslagen niet vanuit de Participatiewet betalen.

Gemeenten hebben de ruimte gekregen om vanaf 2023 deze huishoudens te compenseren op grond van handmatige berekeningen: er werd hen ‘handelingsperspectief’ geboden door het ministerie van SZW. In de jaren 2023 en 2024 verstrekten zij aanvullend inkomen vanuit de individuele bijzondere bijstand op grond van een handmatige precieze berekening van gemiste toeslagen. Daar is de individuele bijzondere bijstand niet voor bedoeld, maar het is wel een regeling waarbij de uitkering niet leidt tot een herberekening van toeslagen. Deze werkwijze kent daarnaast een onwenselijk hoge capaciteitsbelasting voor gemeenten. Vanaf 1 januari 2025 is er een wettelijke grondslag van toepassing om jaarlijks een vast bedrag uit te keren. Daarmee hoeft niet langer een precieze berekening uitgevoerd te worden.

Moet voor de uitvoering van de wet een DPIA worden uitgevoerd? 

Nee, dat hoeft niet. Organisaties (en dus ook gemeenten) moeten een DPIA uitvoeren als een gegevensverwerking waarschijnlijk een hoog risico oplevert. Volgens de Europese toezichthouders kan dat bijvoorbeeld het geval zijn als mensen beoordeeld worden op basis van persoonskenmerken (profilering), bij geautomatiseerde besluitvorming, stelselmatige en grootschalige monitoring, gebruik van gevoelige gegevens (bijzondere en strafrechtelijke persoonsgegevens), blokkering van een recht, dienst, of contract. Daarvan is in dit geval geen sprake.  Zodoende is er waarschijnlijk geen sprake van een hoog risico voor de betrokkenen (de inwoners die in aanmerking komen voor een vaste tegemoetkoming). Om die reden is er voor gemeenten geen reden om een DPIA uit te voeren voor de uitvoering van de Wet tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek. 

Naar boven ↑

2. Wet- en regelgeving

Klopt het dat de gemeente de verschuldigde belasting betaalt, en dat de inwoner de vaste tegemoetkoming niet terugziet bij de inkomstenopgave? 

Dat klopt. Voor de vaste tegemoetkoming is sprake van een eindheffingsregeling. De gemeente is de belastingplichtige. De inwoner ontvangt het nettobedrag. Door de eindheffingsregeling telt de tegemoetkoming niet mee voor het belastbaar inkomen van de inwoner en dus ook niet voor de toeslagen. In de financiering voor gemeenten wordt rekening gehouden met deze afdracht. 

Krijgen wij als gemeente voor de uitvoering van de wettelijke tijdelijke regeling voor zowel de vaste tegemoetkoming aan inwoners als de uitvoeringskosten vooraf een toezegging vanuit het Rijk dat we daarvoor een kostendekkende vergoeding ontvangen?  

Het kabinet heeft toereikende financiering toegezegd aan gemeenten. Met de VNG is afgesproken dat de bekostiging loopt via een decentralisatie-uitkering (DU). Een DU voorkomt verantwoordingslasten en niet-geoormerkte financiering. Ook wordt niet achteraf afgerekend. Een DU betekent ook budgettering vooraf, waardoor altijd het risico bestaat dat een gemeente niet volledig uitkomt met het toegekende budget. Vanuit SZW wordt dat risico zoveel mogelijk beperkt. Zo budgetteert SZW op volledig gebruik, houden zij rekening met uitvoeringskosten en passen een opslag toe. De DU kan achteraf positief bijgesteld worden wanneer bijvoorbeeld blijkt dat het aantal uit te keren huishoudens groter is dan vooraf ingeschat.

Moet de gemeente de decentralisatie uitkering achteraf verantwoorden?  

Bij een decentralisatie-uitkering hoeft er geen financiële verantwoording afgelegd te worden aan het Rijk. Hiervoor is gekozen om de administratieve lasten voor gemeenten te minimaliseren. 

Waarom wordt de hoogte van de vaste tegemoetkoming jaarlijks vastgesteld?  

Verschillende factoren hebben invloed op dit bedrag, waaronder de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting en de hoogte van de gemiste toeslagen onder de doelgroep. Deze kunnen jaarlijks veranderen. Het rijk streeft ernaar de hoogte van de tegemoetkoming zo vast te stellen dat het bedrag toereikend is voor veruit de meeste huishoudens. Dit voorkomt dat huishoudens aanvullend bijzondere bijstand moeten aanvragen. Het bedrag wordt jaarlijks vastgelegd in de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ. De hoogte van de vaste tegemoetkoming voor 2025 is vastgesteld op €1000,-

Wat is de hoogte van de vast tegemoetkoming in 2025?

De hoogte van de vaste tegemoetkoming voor 2025 is vastgesteld op €1000,-. Het bedrag wordt jaarlijks vastgelegd in de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ. 

*Op welke wijze worden gemeenten gecompenseerd voor de uitvoering van deze tijdelijke taak? 

Gemeenten ontvangen jaarlijks een bedrag in de vorm van een decentrale uitkering. Deze wordt bekend gemaakt bij de meicirculaire. Dit bedrag wordt ieder jaar opnieuw vastgesteld omdat de hoogte afhankelijk is van een aantal variabele componenten zoals de hoogte van de tegemoetkoming en de afdrachten voor de inkomstenbelasting en natuurlijk het aantal huishoudens van een individuele gemeente op de lijst van de Belastingdienst. Meer informatie leest u in de toelichting DU alleenverdienersproblematiek.

*Wordt er in de decentrale uitkering ook rekening gehouden met afhandeling en uitkering aan zelfmelders die niet op de lijst van de Belastingdienst staan? 

Er wordt gerekend met het aantal zelfmelders op de lijst van de Belastingdienst. Hierop wordt een toeslag van 50% uitgekeerd omdat huishoudens later dan het jaar waarop de gegevens gebaseerd zijn (t-2) in de alleenverdienersproblematiek terecht komen. Dit kunnen huishoudens zijn die in de actualiteit al bij uw gemeente bekend zijn of zelfmelders betreffen. Blijkt twee jaar later dat deze 50% niet voldoende is (en dat er feitelijk meer alleenverdieners in uw gemeente waren) dan wordt dit bedrag aangevuld. Hiernaast wordt gerekend met een opslagpercentage op het aantal huishoudens op de lijst van de Belastingdienst van 15% voor uitkering aan huishoudens die in een jaar een aanvraag doen en niet over een geheel jaar tot de alleenverdienersproblematiek blijken te horen, als gevolg van het moment van aanvraag in een lopend jaar.  Tot slot wordt een 5% opslag gehanteerd voor databeperkingen en analyse-keuzes bij het samenstellen van de lijst van de Belastingdienst. In de gehele financiering wordt rekening gehouden met een 100% bereik van huishoudens. Meer informatie leest u in de toelichting DU alleenverdienersproblematiek.

Wat is de hoogte per huishouden dat een gemeente ontvangt van de vaste tegemoetkoming? 

De gemeente ontvangt per huishouden het bedrag van de vaste tegemoetkoming plus het schijftarief voor de inkomstenbelasting (in 2025 55,81%).

*Wordt in de decentrale uitkering ook rekening gehouden met de uitvoeringskosten van gemeenten? 

In de decentrale uitkering wordt rekening gehouden met verschillende componenten en tijdbesteding voor uitvoering van de ambtshalve uitkering, het beoordelen van een aanvraag, het berekenen van bijzondere bijstand en het afwijzen van aanvragen. Hiernaast ontvangt elke gemeente een bedrag voor de uitvoering van de implementatiekosten. Meer informatie leest u in de toelichting DU alleenverdienersproblematiek.

In de beantwoording van vragen van de Tweede Kamer (VVD) antwoordt de regering dat de gemeente kan kiezen om de tegemoetkoming in een keer (jaarlijks) of in termijnen uit te betalen, is dat inderdaad de keuzevrijheid van gemeenten?  

Er is vanuit juridisch of fiscaal oogpunt geen beletsel voor uitbetaling in één keer of in termijnen. Voor het afhandelen van een aanvraag geldt dat er éénmaal wordt getoetst of er recht is en de tegemoetkoming. De tegemoetkoming wordt in één keer in zijn geheel toegekend. De uitbetaling door de gemeente aan de inwoner in termijnen of in één keer valt inderdaad onder de keuzevrijheid van de gemeente.   

De VNG adviseert de uitbetaling in één keer of een beperkt aantal termijnen te doen. Er zijn dan minder afhandelingskosten en de impact van wijzigingen, zoals bij verhuizing naar een andere gemeente, is minder groot. Ook voor de inwoner biedt dit meer rust.

Zijn er risico's aan de ontvangst van het bedrag in relatie tot andere (minima)-regelingen?

De vaste tegemoetkoming is niet vatbaar voor beslag door gerechtsdeurwaarders. Over de gevallen waarin de tegemoetkoming wordt ontvangen tijdens de looptijd van een Wsnp-traject gaat Recofa (landelijk overlegorgaan van rechters-commissaris in insolventieprocedures) een standpunt innemen op welke wijze in de Wsnp-praktijk met de tegemoetkoming moet worden omgegaan. Wanneer het bedrag de vermogensgrens overschrijdt om kwijtschelding voor de gemeentelijke belastingen te verlenen is het aan de gemeenten (en waterschappen) om maatwerk te bieden op grond van de discretionaire bevoegdheid die volgt uit artikel 26.6 van de Leidraad Invordering 2008. Op grond van dit artikel kan de invorderingsambtenaar van een gemeente in een individuele situatie besluiten geen verdere invorderingsmaatregelen te treffen als de belastingschuldige niet in aanmerking komt voor kwijtschelding en voortzetting van de invordering volgens de ambtenaar niet gewenst is.  

Wat zijn voor- en nadelen voor het moment waarop de jaarlijkse uitkering plaatsvindt?  

Door de eindheffing telt het bedrag niet mee voor het inkomen. Het bedrag kan wel meetellen voor het vermogen. Wanneer dit het geval is en de vermogensgrens voor gemeentelijke kwijtschelding van belastingen wordt overschreden kan de invorderingsambtenaar gebruik van maken van de discretionaire bevoegdheid en af te zien van invorderingsmaatregelen. Deze ruimte volgt uit artikel 26.6 van de Leidraad Invordering 2008. Deze lijn is afgestemd met de departementen in het najaar van 2024.  In dat geval wordt afgezien van de invordering van de gemeentelijke- (en waterschap) belastingen.   

Is de gemeente met de inwerkingtreding van deze wet vanaf 1 januari 2025 verplicht om een vaste tegemoetkoming toe te kennen aan alleenverdieners? 

Gemeenten zijn verplicht een aanvraag in behandeling te nemen en af te handelen. Als wordt vastgesteld dat een huishouden tot de doelgroep van de regeling behoort, moet de gemeente de vaste tegemoetkoming uitkeren. 

Is de doelgroep van Fase II (tijdelijke regeling) hetzelfde als de doelgroep van Fase I (het Handelingsperspectief) alleenverdienersproblematiek? 

De definitie van de doelgroep is hetzelfde als die waarvoor in 2023 en 2024 het handelingsperspectief geldt. Er kunnen wel wijzigingen in de totale omvang plaatsvinden als gevolg van wijzigingen in persoonlijke situatie in een individueel huishouden en het in inkomensbeleid (bijvoorbeeld de toeslagen) en wijzigingen in toepassing van de heffingskortingen.

Moeten er aanvullend op de wet beleidsregels worden vastgesteld? 

Ja, dit is nodig. De VNG stelt een format beleidsregels beschikbaar in februari 2025. Op in elk geval de volgende onderdelen is het nodig om aanvullend beleid vast te stellen:  

  • Het toepassen van de vermogensgrenzen voor toeslagen om het recht op de vaste tegemoetkoming vast te stellen voor aanvragers/zelfmelders
  • Welke referteperiode voor het inkomen gemeenten te hanteren bij zelfmelders;
  • De periode waarin men de tegemoetkoming voor kan aanvragen;
  • Het ambtshalve toekennen van de vaste tegemoetkoming aan inwoners die al bekend zijn bij de gemeente, die niet op de lijst van de BD staan, en waarvoor de individuele omstandigheden niet gewijzigd zijn ten opzichte van de situatie ten tijde van het uitkeren van aanvullende individuele bijstand vanuit de fase van het handelingsperspectief.

De inhoud van de artikelen 2 lid 2.2 en 2 lid 2.3 uit de beleidsregels zijn, behoudens de jaartallen, volledig gelijk. Wat is de reden om dit niet in één lid samen te voegen? 

Artikel 2 lid 3 is inderdaad, afgezien van de jaartallen, gelijk aan artikel 2 lid 2. De reden dat hiervoor is gekozen is omdat niet alle gemeente fase I hebben uitgevoerd. Hiernaast is er met de scheiding een voorbehoud opgenomen om verplichten terug te kijken tot in 2023 en exacte berekeningen moeten maken voor fase I. Hiernaast kan verder terugkijken financiële consequenties hebben. Alhoewel gemeenten een vergoeding voor 2023 en 2024 hebben gehad, kan het zijn dat deze al aan andere zaken is besteed. Het was immers een Decentralisatie Uitkering. Wanneer de gemeente kiest om verder terug te kijken, dan kunnen de artikelen dan samenvoegen in de beleidsregels.  

Wat is de reden dat wij een vermogensgrens moeten vaststellen via beleidsregels? Er gelden toch vermogensgrenzen vanuit de Belastingdienst toeslagen?  

De Wet tijdelijke regeling alleenverdienerproblematiek is een separate regeling binnen de Participatiewet. In de Participatiewet worden veel lagere inkomens- en vermogensgrenzen gehanteerd dan bij de toekenning van toeslagen. Hoewel het een doelgroep betreft met een netto-inkomen rond het bestaansminimum wordt bij toeslagen ruimer omgegaan met vermogen. Zo kan een alleenverdienerhuishouden wel beschikken over een eigen woning en recht hebben op toeslagen, maar in dat geval geen recht hebben toegang tot de Participatiewet. Wanneer er geen aanvullende beleidsregels worden opgesteld vallen zij buiten de boot. Het advies is om in de beleidsregels voor deze doelgroep de vermogensgrens voor de zorgtoeslag te hanteren (2025: € 179.429). Zo komt de totale doelgroep van de alleenverdienersproblematiek in aanmerking voor de regeling.

*De tegemoetkoming is geen bijstand. Is er dan wel een grondslag om Suwinet te raadplegen bij de beoordeling van aanvragen? 

Ja. De tijdelijke regeling is onderdeel van de Participatiewet (art. 78gg). Op grond van artikel 64, eerste lid, Participatiewet zijn de daaronder genoemde partijen verplicht om desgevraagd alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Participatiewet te verstrekken aan de gemeente. Dit geldt dus ook voor de uitvoering van de tijdelijke regeling. Dat de tegemoetkoming geen bijstand is, maakt daarom niet uit. Gegeven deze grondslag voor de gegevensverstrekking volgt uit artikel 62, tweede lid, Wet SUWI dat raadpleging van Suwinet een wenselijke wijze van deze gegevensverstrekking is. 

Naar boven ↑

3. Doelgroep

Wat is de doelgroep van alleenverdienersproblematiek?  

Het is een kleine groep huishoudens waarvan het besteedbaar inkomen (netto-inkomen en toeslagen) door samenloop van regelingen lager uitkomt dan het besteedbaar inkomen van een (echt)paar (met een volledige bijstandsuitkering en de toeslagen die bij hun situatie passen). Er is altijd sprake van een (echt)paar. Het hoofdinkomen van het huishouden bestaat uit een loondervings- of Wajong-uitkering. Deze kan wel aangevuld zijn met een beperkt inkomen uit werk en/of een aanvullende bijstandsuitkering. Het huishouden ontvangt onbedoeld te weinig toeslagen en soms komt het netto-inkomen ook lager uit. De onderliggende oorzaak hiervan moet zijn dat afbouw van twee belastingkortingen niet gelijkloopt: huishoudens waarin een van beide partners (bijna) geen inkomen heeft, kunnen daardoor minder algemene heffingskorting krijgen dan wordt toegepast in de hoogte van de bijstandsuitkering. Een paar met bijstand in een vergelijkbare situatie heeft daardoor een hoger besteedbaar inkomen (uitkering en toeslagen) dan deze alleenverdienerhuishoudens. Deze alleenverdienerhuishoudens leven daardoor onder het bestaansminimum (bijstandsnorm en maximale toeslagen). Deze groep huishoudens vormt de doelgroep van de regeling en kan een aanspraak maken op de tegemoetkoming. 

Behoren inwoners met een inkomen uit werk onder het bestaansminimum en een partner met geen of weinig inkomsten ook tot de doelgroep van de alleenverdienersproblematiek? 

Nee, om tot de doelgroep van de eenverdienersproblematiek te horen moet er in elk geval sprake zijn van een loondervingsuitkering van UWV of van een particuliere verzekeringsmaatschappij of een Wajong-uitkering als hoofdbestanddeel van het inkomen van het huishouden. Hiernaast is het besteedbaar inkomen van dit huishouden lager dan een vergelijkbaar huishouden met een volledige bijstandsuitkering. Wanneer er sprake is van een netto-inkomen onder het sociaal minimum kan mogelijk aanvullende bijstand worden aangevraagd. 

Is het mogelijk om voor de groep samenwonende huishoudens die geen fiscaal- en toeslagpartner zijn via de tijdelijke regeling compensatie voor de gemiste toeslagen te verstrekken? Of is compensatie niet via deze regeling maar via een andere regeling mogelijk? 

Nee, want als er geen sprake is van een fiscaal- en toeslagpartner, dan kan de alleenverdienersproblematiek zich niet voordoen bij het huishouden. Afhankelijk van de situatie en het inkomen kan er mogelijk sprake zijn van ondersteuning via een andere regeling, bijvoorbeeld aanvullende bijstand.

Waarom kan een huishouden waarin de partner meer inkomen heeft of een groter deel van het inkomen uit werk bestaat in principe niet tot de doelgroep behoren? 

De oorzaak van de problematiek ligt in een tijdelijk verschil in heffingskorting tussen een alleenverdienerhuishouden met loondervings- of Wajonguitkering, en een bijstandshuishouden. Tussen 2009 en 2039 wordt er meer algemene heffingskorting toegepast in de berekening van de bijstand dan in de belastingheffing op een alleenverdienerhuishouden. Bij eenzelfde bruto-inkomen houdt een alleenverdienerhuishouden netto minder over dan het huishouden in de bijstand. Om op eenzelfde netto-inkomen uit te komen als het (echt)paar in de bijstand, heeft het alleenverdienerhuishouden meer bruto-inkomen nodig (zij ontvangen immers minder heffingskorting). Het hoger benodigd bruto resulteert weer in minder   minder recht op toeslagen.en daardoor een lager besteedbaar inkomen. Dit verschil in belastingkorting wordt kleiner als het alleenverdienerhuishouden meer heffingskorting kan benutten. Dit kan op meerdere manieren: 

  • Als meer inkomen door de minstverdienende partner wordt verdiend. Dit is bijvoorbeeld het geval als een groter deel van het huishoudinkomen uit bijstand bestaat. Er wordt dan ook algemene heffingskorting door de minstverdienende partner benut.
  • Als een groter deel van het huishoudinkomen uit inkomen uit werk bestaat. Er wordt dan boven op de algemene heffingskorting ook arbeidskorting benut.

Ontvangt de doelgroep een jaaropgave over de verstrekking van de vaste tegemoetkoming?  

Nee, de verstrekking van de vaste tegemoetkoming is een collectieve verstrekking. Hierover wordt geen jaaropgave aan het huishouden over verstrekt. De gemeente draagt zorg voor de collectieve aangifte bij de Belastingdienst.  

Telt de vaste tegemoetkoming mee als vermogen?  

Indien de netto-uitkering op 1 januari van een jaar op de bankrekening van een huishouden staat, dan telt deze mee als vermogen. Vermogen wordt pas belast wanneer het totale vermogen de heffingsvrije grens overschrijdt.

Naar boven ↑

4. Lijst van de Belastingdienst

Hoe weet ik of mijn gemeente de lijst van het IB heeft binnengehaald?  

Dit kunt u controleren via het Inlichtingenbureau: klantsupport@inlichtingenbureau.nl.

Kunnen wij de lijst meerdere keren downloaden vanuit het Inlichtingenbureau? 

Ja. De lijst staat gedurende een vaste periode op het portaal van het Inlichtingenbureau. Gedurende deze periode kan de lijst meerdere keren worden gedownload. De VNG adviseert de lijst zo spoedig mogelijk te downloaden, zodat de gegevens in ieder geval beschikbaar zijn, ook al wordt de vaste tegemoetkoming later uitbetaald.

Iemand staat op de IB-lijst, maar op basis van gegevens weten we dat dit huishouden geen recht heeft. Wat te doen?  

Ondanks dat er in de actualiteit mogelijk geen recht is, kunnen gemeenten aan alle inwoners die op de lijst van de BD staan ambtshalve de vaste tegemoetkoming uitkeren.  

De lijst is niet accuraat, wat betekent dit voor de ambtshalve toekenning? 

Gemeenten kunnen de vaste tegemoetkoming toekennen aan alle inwoners die op de lijst van de BD staan. Er dient wel een controle plaats te vinden op BSN en adres en er moet een bankrekeningnummer worden opgevraagd. De lijst van de Belastingdienst gaat uit van de definitieve inkomstengegevens van 2023. Een inwoner op de lijst heeft op grond van actuele inkomens- en vermogensgegevens uit 2023 recht op een tegemoetkoming in 2025. Het kan zijn dat dit recht, op grond van inkomens- en vermogensgegevens, niet voor 2025 het geval is. Het is bekend dat dit voor een deel van de inwoners gaat gelden. Toch is ervoor gekozen dat aan alle inwoners op de lijst ambtshalve mag worden toegekend. Wanneer een inwoner niet op de lijst staat (en dus in 2023 geen recht op de tegemoetkoming had), maar nu wel tot de doelgroep behoort, dan kan deze inwoner zelf een aanvraag doen. Indien bij de boordeling blijkt dat de inwoner tot de doelgroep behoort en  recht heeft op een tegemoetkoming, dan wordt het vastgestelde bedrag toegekend. 

In de handreiking (februari 2025) gaat wordt uitgewerkt hoe de beoordeling procesmatig verloopt. Gemeenten ontvangen budget om de lijst geheel uit te keren.

Staan op de lijst van het IB ook bankrekeningnummers van deze inwoners? 

Nee. Voor het delen van rekeningnummers via de Belastingdienst is geen grond, omdat iemand niet expliciet heeft aangegeven op een bepaald rekeningnummer de tegemoetkoming te willen ontvangen. Er moet contact met de inwoner opgenomen worden om het rekeningnummer op te vragen. In dit contact kan de gemeente de ontvanger op de hoogte stellen van de tegemoetkoming, de reden van ontvangst en dat de tegemoetkoming niet kan worden teruggevorderd.

*Is de lijst van de Belastingdienst actueel?   

De 2025-lijst van de Belastingdienst is gebaseerd op definitieve vastgestelde inkomens en vermogensgegevens over 2023. Deze zijn definitief in 2024 en kunnen voor het eerste beschikbaar gesteld worden voor de 2025-lijst. Daarmee is de lijst de meest-actuele lijst die haalbaar is en loopt in de praktijk twee jaar achter op de huidige situatie. Toekenning op basis van de lijst op grond van deze gebruikte inkomens- en vermogensgegevens is rechtmatig. Het is daarmee wel mogelijk dat er in uw gemeenten huishoudens voorkomen die niet op de lijst van de Belastingdienst voorkomen, maar in de actualiteit wel kampen met de alleenverdienersproblematiek.

Is op de lijst van de BD te zien dat er sprake is van bewind? 

Nee op deze lijst worden alleen BSN's gedeeld. Er moet bij de ambtshalve toekenning altijd om een bankrekeningnummer worden gevraagd In het proces wordt vaak duidelijk dat er sprake is van bewind, maar misschien niet altijd. Als het weinig inwoners betreft, kan eventueel in het bewindregister worden gekeken maar niet iedereen is daarin opgenomen (er is niet altijd een publicatieplicht). Als de gemeente de kosten van de bewindvoerder betaalt, wat voor deze doelgroep aannemelijk is, kan informatie over bewind uit het eigen systeem worden gehaald. Er zijn dus verschillende manieren om erachter te komen of er sprake is van bewind. Helaas is er niet één eenduidige weg.

Naar boven ↑

5. ICT

Zijn er aanpassingen nodig in onze IT-omgeving voor de uitvoering van deze regeling?  

Ja, er dient een aanpassing te worden gedaan om een jaarlijks vastgestelde tegemoetkoming te kunnen betalen. De softwareleveranciers zorgen voor deze aanpassing. Inmiddels is één leverancier gestart met bouwen.

Mogen we Suwinet raadplegen voor fase II?  

Ja. De tijdelijke regeling bevat een grondslag om de tegemoetkoming ambtshalve te verstrekken. Op basis van deze grondslag kunnen inwoners proactief benaderd worden en kunnen dus gegevens in Suwinet worden geraadpleegd. 

Op welke wijze is inzichtelijk of wij uitvoering geven aan de Tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek?  

In de inrichting van de gemeentelijke applicatie is een koppeling opgenomen naar de Bijstandsuitkeringenstatistiek (BUS). Hierin wordt het aantal keer dat er een vaste tegemoetkoming wordt verstrekt bijgehouden.

Kunnen gemeenten bij verhuizing zien of een inwoner de tegemoetkoming al eerder heeft ontvangen? 

Ja, dat kan binnenkort. Het ministerie van SZW heeft een uniforme codering geïntroduceerd, maar deze wordt nog niet herkend in de systemen. Het IB is gevraagd om dit aan te passen. Zodra dit gereed is vermelden we dat in de nieuwsbrief. 

Naar boven ↑

6. Ambtshalve toekenning

*Wanneer kunnen gemeenten starten met het ambtshalve uitkeren van de BSN’s die op de lijst van de Belastingdienst staan?  

Om te starten met het uitkeren dient het college de beleidsregels vastgesteld te hebben. Hierin is onder andere opgenomen onder welke voorwaarden de ambtshalve verstrekking plaatsvindt. De Wet tijdelijke regeling alleenverdienerproblematiek biedt ruimte voor lokale afwegingen, ook ten aanzien van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de huishoudens op de lijst van de Belastingdienst en met welke frequentie het vaste bedrag betaald wordt. In de format beleidsregels van de VNG is opgenomen om de gehele doelgroep ambtshalve uit te keren zonder aanvullende voorwaarden. De financiering vanuit het rijk is ook hierop gestoeld. 

*Kunnen gemeenten de vaste tegemoetkoming toekennen aan alle inwoners die op de lijst van de Belastingdienst staan? 

Gemeenten kunnen ambtshalve de vaste tegemoetkoming aan alle inwoners die op de lijst staan toekennen en dit ook zo hebben vastgelegd in de beleidsregels. Wegens het ontbreken van meer actuele definitieve vermogens- en inkomensgegevens is dit de hoogst haalbare selectie. De regering acht het in dit geval verdedigbaar dat alle huishoudens toch een tegemoetkoming ontvangen. Vaststellen welke huishoudens op de lijst in de actualiteit nog gelden als alleenverdiener zou weer leiden tot een te grote uitvoeringslast voor de betrokken organisaties. Om de vaste tegemoetkoming uit te kunnen betalen, moet voor de doelgroep van de lijst die nog niet bekend is bij de gemeente ook altijd het bankrekeningnummer worden opgevraagd. 

*Wat is de reden dat het uitvoeren van een ‘lichte toets’ om over te gaan tot ambtshalve toekenning niet wettelijke is vastgelegd?  

Het is van belang dat gemeenten bij de beoordeling van aanvragen kunnen aansluiten bij de eigen uitvoeringspraktijk. Het college bepaalt wat zij nodig heeft/vindt om het recht op een tegemoetkoming vast te stellen.  Daarom vond SZW het onwenselijk om het vast te leggen in wet- en regelgeving. In de handreiking nemen we adviezen op. 

Kunnen gemeenten de vaste tegemoetkoming ambtshalve toekennen aan inwoners die niet op de lijst van de Belastingdienst staan?

Gemeenten kunnen de vaste tegemoetkoming ambtshalve toekennen aan inwoners die al bekend zijn bij de gemeente vanuit de fase van het handelingsperspectief (2023 en 2024). Wanneer de omstandigheden niet gewijzigd zijn kan de gemeente hen ambtshalve de jaarlijkse vaste tegemoetkoming in 2025 uitkeren.

Wat is de peildatum van de lijst van de Belastingdienst? 

De lijst van de Belastingdienst die via het gegevensportaal van het Inlichtingenbureau beschikbaar wordt gesteld is in 2025 vastgesteld op 15 januari.  

Is een identificatie verplicht voor toekenning tegemoetkoming? 

Als een inwoner een aanvraag voor een gemeentelijke voorziening indient, moet de inwoner zich identificeren. Op deze manier weet de gemeente wie het verzoek doet en kan de gemeente controleren of deze inwoner wel recht heeft op de gevraagde voorziening.  

Door het vermelden van het BSN van de meestverdienende partner op de lijst heeft de Belastingdienst al geverifieerd dat het huishouden waar deze meestverdienende partner deel van uit maakt te weinig toeslag ontvangt, dat deze meestverdienende partner op de peildatum in de gemeente woont/woonde die de lijst ontvangt en dat het om deze specifieke inwoner gaat. Door het gebruik van het BSN hoeft de gemeente dus niet meer te twijfelen aan de identiteit van de inwoner. Zodoende is het niet meer nodig dat de inwoner zich identificeert. 

*Hoe gaan wij om met huishoudens die op de lijst van de Belastingdienst staan, maar verhuisd zijn voordat wij overgegaan zijn tot uitkeren van de vaste tegemoetkoming?

Gemeenten kunnen deze verhuisde huishoudens die op de lijst van de Belastingdienst staan ook ambtshalve uitkeren. Het huishouden ontvangt voor dat jaar de vaste tegemoetkoming vanuit de voormalige woongemeente. Hierdoor is geen onderlinge afstemming tussen gemeenten nodig bij verhuizende huishoudens. Dit proces is afgestemd met het ministerie van SZW.  

Naar boven ↑

7. Toetsingskader zelfmelders

Welke vermogenstoets wordt gehanteerd voor zelfmelders? 

Om vast te stellen of een huishouden tot de doelgroep behoort worden de inkomens- en vermogensgrenzen van de Belastingdienst toeslagen gebruikt. Zodra de inwoner één van deze toeslagen heeft misgelopen vanwege de alleenverdienersproblematiek, behoort deze inwoner tot de doelgroep en komt in aanmerking voor de vaste tegemoetkoming. In de aanvullende beleidsregels neemt u op welke wijze u het jaarinkomen vaststelt in een lopend jaar (referteperiode) en welke vermogensgrens uw gemeente hanteert om over te gaan tot toekenning van de vaste tegemoetkoming. Hierbij is het reëel om aan te sluiten bij de vermogensgrens die gehanteerd worden door de Belastingdienst toeslagen voor de ontvangst van zorgtoeslag. Dit is de hoogste vermogensgrens. Wanneer deze grens niet in de beleidsregels worden vastgelegd, gelden de inkomens- en vermogensgrenzen vanuit de Participatiewet. Deze zijn veel lager dan gehanteerd worden bij toeslagen. Zo kan een huishouden met een vermogen uit een eigen woning in aanmerking komen voor toeslagen. Wanneer deze grenzen voor deze regeling niet aangepast worden komt een deel van de doelgroep niet in aanmerking voor de vaste tegemoetkoming, waar zij wel een tekort aan toeslagen ontvangen. 

Op welke wijze stellen wij het inkomen vast voor de zelfmelders in fase II gedurende het loopjaar? Voor zelfmelders wordt geadviseerd om voor het vaststellen van het inkomen met een referteperiode te werken van 3 maanden vanaf moment aanvraag. Wanneer de aanvrager iedere maand exact dezelfde inkomsten heeft kan worden volstaan met een referteperiode van 1 maand. Dit moet wel worden vastgelegd in de beleidsregels. Voor de hoogte van het vermogen wordt uitgegaan van de vermogensgrens van de toeslagen.

Hoe gaan we om met het berekenen van inkomen wanneer het om ontvangen alimentatie gaat? 

Wanneer inkomen van een huishouden berekend wordt telt de ontvangen kinderalimentatie niet mee als inkomen, maar ontvangen partner aliementatie wel.  

Voor het beoordelen van een aanvraag voor de vaste tegemoetkoming alleenverdienersproblematiek wordt de kinderalimentatie buiten het werkelijke inkomen houden. Kinderalimentatie is niet belast en kan ook niet worden afgetrokken. Het zit daarom niet in het verzamelinkomen. En het werkt daarom niet door in de toeslagen en de algemene heffingskorting. 

Indien is vastgesteld dat een zelfmelder tot de doelgroep van de alleenverdienersproblematiek behoort, op welk bedrag bestaat dan recht? Als is vastgesteld dat het huishouden voor een bepaald jaar tot de doelgroep behoort, ontvangt de zelfmelder de door het ministerie bepaalde vaste tegemoetkoming voor dat jaar.

Kunnen we ook een door ons zelf geselecteerde lijst gebruiken van inwoners die naast een uitkering uit andere bron ook een (kleine) aanvulling via de bijstand krijgen benaderen een aanvraag te doen? Is het een keuzevrijheid van de gemeente of een verplichting? 

Gemeenten kunnen huishoudens waarvan het vermoeden bestaat dat zij tot de doelgroep van de alleenverdienersproblematiek behoren benaderen. In de financiële middelen die via de decentralisatie uitkering zijn verstrekt aan gemeenten is hier door middel van een opslag ook rekening mee gehouden. Maar dat is geen verplichting. Gemeenten kiezen dus zelf of zij dit wel of niet oppakken. Huishoudens die mogelijk tot de doelgroep behoren zijn te identificeren via een aanvulling op hun inkomen uit de P-wet van maximaal € 10.200 netto per jaar of minder dan € 850 netto per maand en een van de partners moet na 1962 zijn geboren. In Suwinet kan vervolgens gecheckt worden of dit huishouden een loongerelateerde uitkering of een Wajong-uitkering via het UWV ontvangt.

*Kan na een overlijden een overblijvende partner nog een aanvraag doen voor de vaste tegemoetkoming? 

Het advies is ruimhartig met een aanvraag om te gaan wanneer er sprake is van een overlijden. Voorwaarde is wel dat vaststaat dat het (echt)paar, toen beiden nog leefden, recht had op de vaste tegemoetkoming. Dat een partner overlijdt is geen reden om de tegemoetkoming niet uit te keren.  

Naar boven ↑

8. Overige uitvoering

De vaste tegemoetkoming valt onder de eindheffingsloon regeling, wat houdt dit in?

De (maandelijkse) loonaangifte die een organisatie moet doen, bestaat uit een collectief deel en een nominatief deel. Voor elke werknemer of uitkeringsgerechtigde wordt een nominatief record aangeleverd. De tegemoetkoming wordt niet in het nominatief deel opgenomen en zodoende ook niet tot het verzamelinkomen van de klant gerekend.  Het collectieve deel bevat onder meer de werkgeversgegevens, de totalen van de loon en loonheffingsgegevens van alle nominatieve werknemersgegevens. In het collectieve deel zijn ook de eindheffingen opgenomen als totaal en daarmee dus niet toewijsbaar aan een individueel persoon. De organisatie die de aangifte doet, is verantwoordelijk om – als erom wordt gevraagd – de toegepaste eindheffingen te verklaren. 

Dit betekent dat de inwoner een netto-bedrag ontvangt en de gemeente de bruto kosten afdraagt aan de Belastingdienst. Hierdoor wordt het belastbaar verzamelinkomen van de ontvanger niet geraakt. De afdracht wordt geregeld via de module in uw bedrijfsvoeringsapplicatie.

Hoe verhoudt zich de ontvangst van de vaste tegemoetkoming tot inwoners die zich in een wettelijke schuldregeling bevinden?  

De werkgroep VTLB geeft aan de vaste tegemoetkoming in te zetten voor maximalisatie van de zorgtoeslag en huurtoeslag in de VTLB. Daarmee wordt het inkomen verhoogd. De kans op een verhoging van de afloscapaciteit is niet aanwezig of gering. Hiernaast adviseert Recofa om de jaarlijkse vaste tegemoetkoming voor de berekening VTLB evenredig over het jaar te verdelen ongeacht de datum van uitbetaling door de gemeente. Het volledige bericht is te vinden op de site van recofa.

Wanneer je de vergoeding over 2023 en 2024 in 2025 gaat uitbetalen, is er dan sprake van een eindheffing of valt deze nog onder de onbelaste uitkering? 

Wanneer aan een huishouden waarvan is vastgesteld dat zij behoort tot de doelgroep van de alleenverdienersproblematiek in 2023 en/of 2024 een tegemoetkoming wordt uitbetaald conform het handelingsperspectief dat voor deze twee jaren gold, dan is dat bijzondere bijstand, ook als deze tegemoetkoming met terugwerkende kracht wordt uitbetaald. Voor het bepalen of het huishouden tot de doelgroep behoort en het berekenen van het exacte bedrag waarop het huishouden recht heeft, gebruikt u ook het handelingsperspectief van Stimulansz.  

Het zijn twee verschillende regelingen. Alleen in de jaren 2025, 2026 en 2027 is sprake van een wettelijke regeling waarbij de eindheffing van toepassing is. 

Wanneer een huishouden naast de vaste tegemoetkoming recht heeft op aanvullende individuele bijzondere bijstand, is dit dan een onbelaste vergoeding? 

Ja, deze vergoeding is onbelast. Het is een specifieke uitkering die gerelateerd is aan bepaalde kosten (gemist inkomen voor levensonderhoud) en daarom onbelast. 

*Is de vaste tegemoetkoming vatbaar voor beslag? 

In de Wet staat:

Op de tegemoetkoming is artikel 46, tweede lid, van overeenkomstige toepassing. In artikel 46 lid 2 Participatiewet staat: Bijzondere bijstand is niet vatbaar voor beslag. Hieruit vloeit voort dat de vaste tegemoetkoming niet vatbaar is voor beslag. 

 

Naar boven ↑