Alle mensen in Nederland moeten een inkomen hebben waarmee ze kunnen rondkomen. Mensen met lage inkomens krijgen extra steun door middel van toeslagen. Door een ongunstige samenloop van regelingen valt het netto-inkomen voor sommige huishoudens te laag uit. Het betreft een groep huishoudens voor wie de uitkering van één van beide partners, bijvoorbeeld een werkloosheids- of arbeidsongeschiktheidsuitkering, de enige of de belangrijkste bron van inkomen van het (echt)paar is. Hieronder vindt u een overzicht van de veelgestelde vragen rond Alleenverdienersproblematiek. Er kunnen geen rechten ontleend worden aan onderstaande informatie. We doen ons best de informatie up-to-date te houden.

1. Algemene vragen

Waar moet ik rekening mee houden in mijn gemeente om de Wet tijdelijke regeling alleenverdienerproblematiek uit te kunnen voeren? 

Voor de uitvoering van de wet is toegang nodig tot de lijst van de Belastingdienst via het Inlichtingenbureau. Ook dient elke gemeente beleid vast te stellen over de wijze van toetsing van inkomen en vermogen voor toekenning van het vaste bedrag op grond van een aanvraag.  

De totale omvang van de doelgroep ligt tussen de 6.400 huishoudens tot maximaal 10.000 huishoudens. Voor iedere gemeente is na de inwerkingtreding van de wet een lijst beschikbaar gesteld via de Belastingdienst. De lijst is wordt beschikbaar gesteld via een beveiligde verbinding van het Inlichtingenbureau. Gemeenten kunnen deze inwoners de vaste tegemoetkoming toekennen. Dit is zo ingericht om het proces te vereenvoudigen en het bereik direct te vergroten: inwoners hoeven geen aanvraag te doen en gemeenten kunnen na uitvraag van het bankrekeningnummer de vaste tegemoetkoming uitkeren. Niet alle rechthebbenden staan op de lijsten van de Belastingdienst. Zo zijn huishoudens met alleenverdieners die geen aangifte Inkomstenbelasting hebben gedaan of vanuit een private verzekering een (loon)uitkering ontvangen, niet in beeld. Het rijk spant zich in om hen te informeren over de mogelijkheid om zelfstandig een aanvraag in te dienen bij hun gemeente. Aan gemeenten is gevraagd ook inspanning te doen om deze huishoudens in beeld te krijgen en hen te betalen. Wanneer inwoners zelf een aanvraag indienen wordt op basis van actuele gegevens van het inkomen en vermogen vastgesteld of de aanvrager tot de doelgroep van de alleenverdienersproblematiek behoort en recht heeft op de vaste tegemoetkoming.

De wet treedt op 1 januari 2025 in. Wat is eerder gedaan voor de huishoudens die onder bestaansminimum leven?  

Alleenverdieners die vroegen om een tegemoetkoming voor de misgelopen toeslagen, konden lange tijd niet goed worden geholpen. Immers, alle betrokken organisaties moesten zich aan de wet houden. Gemeenten konden het tekort aan toeslagen niet vanuit de Participatiewet betalen. 

Gemeenten hebben de ruimte gekregen om vanaf 2023 deze huishoudens te compenseren op grond van handmatige berekeningen: er werd hen ‘handelingsperspectief’ geboden door het ministerie van SZW. In de jaren 2023 en 2024 verstrekten zij aanvullend inkomen vanuit de individuele bijzondere bijstand op grond van een handmatige precieze berekening van gemiste toeslagen. Daar is de individuele bijzondere bijstand niet voor bedoeld, maar het is wel een regeling waarbij de uitkering niet leidt tot een herberekening van toeslagen. Deze werkwijze kent daarnaast een onwenselijk hoge capaciteitsbelasting voor gemeenten. 

Naar boven ↑

2. Wet- en regelgeving

Klopt het dat de gemeente aangifte doet en de inwoner de vaste tegemoetkoming niet terugziet bij de inkomstenopgave? 

Dat klopt. Voor de vaste tegemoetkoming is sprake van een eindheffingsregeling. De gemeente zorgt draagt de bruto lasten af. De inwoner ontvangt het netto bedrag.  

Krijgen wij als gemeente voor de uitvoering van de wettelijke tijdelijke regeling voor zowel de vaste tegemoetkoming aan inwoners als de uitvoeringskosten vooraf een toezegging vanuit het Rijk dat we daarvoor een kostendekkende vergoeding ontvangen?  

Het kabinet heeft toereikende financiering toegezegd aan gemeenten. Met de VNG is afgesproken dat de bekostiging loopt via een decentralisatie-uitkering (DU). Een DU voorkomt verantwoordingslasten en biedt bestedingsvrijheid. Ook wordt niet achteraf afgerekend. Een DU betekent ook budgettering vooraf, waardoor altijd het risico bestaat dat een gemeente niet volledig uitkomt met het toegekende budget. Vanuit SZW wordt dat risico zoveel mogelijk beperkt. Zo budgetteert SZW op volledig gebruik, houden zij rekening met uitvoeringskosten en passen een opslag toe. De DU kan achteraf bijgesteld worden wanneer bijvoorbeeld blijkt dat het aantal uit te keren huishoudens groter is dan vooraf ingeschat.  

Wat is de hoogte van de decentralisatie-uitkering (DU) per gemeente. Hoe wordt dit bekend gemaakt?  

De voorlopige hoogte van de DU voor 2025 wordt bij de meicirculaire 2025 bekend gemaakt en uitgekeerd. De opzet is vergelijkbaar met de DU Alleenverdienersproblematiek voor 2023 en 2024. Over de financiële opbouw (tarieven) gaat SZW nog in gesprek met de VNG en het ministerie van Financiën. 

Moet de gemeente de decentralisatie uitkering achteraf verantwoorden.  

Bij een decentralisatie-uitkering hoeft er geen financiële verantwoording afgelegd te worden aan het Rijk. Hiervoor is gekozen om de administratieve lasten voor gemeenten te minimaliseren. 

Waarom wordt de hoogte van de tegemoetkoming jaarlijks vastgesteld?  

Verschillende factoren hebben invloed op dit bedrag, waaronder de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting en de hoogte van de gemiste toeslagen onder de doelgroep. De Belastingdienst onderzoekt jaarlijks op basis van statistieken de gemiste toeslagen bij de groep inwoners die kampt met de alleenverdienersproblematiek. Op basis hiervan wordt het bedrag van de vaste tegemoetkoming zo vastgesteld voor het overgrote deel van de alleenverdieners toereikend is. 

Wanneer is de hoogte van de 2025 vaste tegemoetkoming aan huishoudens bekend? 

De hoogte van de vaste tegemoetkoming voor 2025 is vastgesteld op €1000,-. 

In de beantwoording van vragen van de Tweede Kamer (VVD) antwoordt de regering dat de gemeente kan kiezen om de tegemoetkoming jaarlijks of maandelijks te verstrekken, is dat inderdaad de keuzevrijheid van gemeenten?  

Vanuit juridisch oogpunt is er geen beletsel voor eenmalige jaarlijkse betaling of het doen van een uitbetaling in termijnen. Voor het afhandelen van een aanvraag geldt dat er éénmaal wordt getoetst of er recht is en éénmaal wordt uitgekeerd. Er zijn minder afhandelingskosten en de impact van wijzigingen, zoals bij verhuizing naar een andere gemeente, is minder groot. Wanneer maandelijks wordt uitgekeerd dient ook rekening gehouden te worden met de spreiding van het volledige bedrag over (resterende) maanden. Wanneer bijvoorbeeld in augustus van een jaar een aanvraag wordt gedaan, en er wordt maandelijks uitgekeerd, dan dient het gehele bedrag van de vaste tegemoetkoming over de resterende maanden van het jaar verspreid te worden. De vaste tegemoetkoming is niet vatbaar voor beslag door gerechtsdeurwaarders. Er is wel mogelijk sprake van een risico dat een eenmalig bedrag invloed kan hebben op het recht op kwijtschelding van gemeentelijke belastingen. Dit is nog onderwerp van nader onderzoek. 

Wat zijn voor- en nadelen voor het moment waarop de jaarlijkse uitkering plaatsvindt?  

Door de eindheffing telt het bedrag niet mee voor het inkomen. Het bedrag kan wel meetellen voor het vermogen. Mogelijke risico’s voor bijvoorbeeld het recht op kwijtschelding van gemeentelijke belastingen worden, zoals hierboven genoemd, nader onderzocht. 

Is de gemeente met de inwerkingtreding van deze wet vanaf 1 januari 2025 verplicht om een vaste tegemoetkoming toe te kennen aan alleenverdieners? 

Gemeenten zijn verplicht een aanvraag in behandeling te nemen en af te handelen. Om inwoners en gemeenten te ontlasten is in de Wet tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek geregeld dat de Belastingdienst (via het Inlichtingenbureau) een lijst ter beschikking met een selectie van inwoners die gemeenten ambtshalve de vaste tegemoetkoming uit kunnen keren. Deze lijst bevat inwoners die tot de doelgroep alleenverdieners behoren op grond van hun inkomensgegevens van 2023. Op deze wijze kunnen gemeenten eenvoudig een groot deel van de huishoudens in hun gemeente bereiken en uitkeren. De gemeente beschikt voor een deel van de inwoners op deze lijst al over de bankgegevens om het bedrag over te maken vanuit de bijzondere bijstand/Fase I. Wanneer gecheckt is of de burger in leven is en nog in de gemeente woonachtig is kan overgegaan worden tot de actie om het bankrekeningnummer via de inwoner te verkrijgen waarna de vaste tegemoetkoming wordt uitgekeerd. 

Is de doelgroep van Fase II (tijdelijke regeling) hetzelfde als de doelgroep van Fase I (het Handelingsperspectief) alleenverdienersproblematiek? 

De doelgroep is hetzelfde als de doelgroep waarvoor in 2023 en 2024 het handelingsperspectief geldt. Door wijzigingen in wet- en regelgeving en toeslagen kan de omvang van de doelgroep wel verschillend zijn. 

Welke beleidsregels moeten worden vastgesteld 

Op dit moment voorzien wij dat mogelijk beleidsregels moeten worden vastgesteld voor deze onderdelen:  

  • Welke vermogensgrenzen gehanteerd worden om het recht op de vaste tegemoetkoming vast te stellen;  
  • Welke referteperiode voor het inkomen gemeenten hanteren bij zelfmelders;

In de handreiking worden de beleidsregels nader uitgewerkt.

Welke verplichting vloeit voort uit de Wet tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek?

De gemeente is verplicht een aanvraag af te handelen. Om inwoners en gemeenten te ontlasten stelt de Belastingdienst (via het Inlichtingenbureau) een lijst ter beschikking met een selectie van inwoners die gemeenten ambtshalve de vaste tegemoetkoming uit kunnen keren. Deze lijst bevat inwoners die tot de doelgroep alleenverdieners behoren op grond van de inkomensgegevens van 2023. Op deze wijze kunnen gemeenten eenvoudig een groot deel van de huishoudens in hun gemeente uitkeren. De gemeente beschikt voor een deel van deze lijst al over de bankgegevens om het bedrag over te maken vanuit de bijzondere bijstand/Fase I. Wanneer gecheckt is of de burger in leven is en nog in de gemeente woonachtig is kan overgegaan worden tot de actie om het bankrekeningnummer via de inwoner te verkrijgen alvorens overgegaan kan worden tot uitkeren van de vaste tegemoetkoming. 

Naar boven ↑

3. Doelgroep

Wat is de doelgroep van alleenverdienersproblematiek?  

Het is een kleine groep huishoudens waar het netto-inkomen door samenloop van belastingregelingen onder het netto-minimum inkomen uitkomt ten opzichte van een (echt)paar in een vergelijkbare situatie met een volledige bijstandsuitkering met maximale toeslagen. Het hoofdinkomen van het huishouden bestaat uit een loongerelateerde uitkering of een Wajong-uitkering. Deze kan wel aangevuld zijn met een beperkt inkomen uit werk en/of een aanvullende bijstandsuitkering. Het huishouden ontvangt onbedoeld te weinig toeslagen door een andere afbouw van de algemene heffingskorting. Deze doelgroep vanaf 1 januari recht op een vaste tegemoetkoming wanneer zij te maken hebben met deze alleenverdienersproblematiek.

Behoren inwoners met een inkomen uit werk onder het bestaansminimum en een partner met geen of weinig inkomsten ook tot de doelgroep van de alleenverdienersproblematiek? 

Nee, om tot de doelgroep van de eenverdienersproblematiek te horen moet er in elk geval sprake zijn van een loongerelateerde uitkering van het UWV of van een particuliere verzekeringsmaatschappij of een Wajong-uitkering als hoofdbestanddeel van het inkomen van het huishouden. Hiernaast is het netto-inkomen van dit huishouden minder dan een (echt)paar in de bijstand met een vergelijkbaar huishouden met maximale toeslagen. Wanneer er sprake is van inkomen onder bestaansminimum kan mogelijk aanvullende bijstand worden aangevraagd.  

Is het mogelijk om voor de groep samenwonende alleenverdieners die geen fiscaal- en toeslagpartner zijn via de tijdelijke regeling compensatie voor de gemiste toeslagen te verstrekken? Of is compensatie niet via deze regeling maar via een andere regeling mogelijk? 

Wanneer geen sprake is van een fiscaal- en toeslagpartner, dan is er geen sprake van alleenverdienersproblematiek. Afhankelijk van de situatie en het inkomen kan er mogelijk sprake zijn van ondersteuning via een andere regeling, bijvoorbeeld aanvullende bijstand. 

Waarom kan een huishouden waarin de partner meer inkomen heeft of een groter deel van het inkomen uit werk bestaat in principe niet tot de doelgroep behoren? 

De oorzaak van de problematiek ligt in een tijdelijk verschil in heffingskorting tussen een alleenverdienerhuishouden met een bruto-uitkering en een bijstandshuishouden. Tussen 2009 en 2039 wordt er meer algemene heffingskorting toegepast in de berekening van de bijstand dan in de belastingheffing op een alleenverdienerhuishouden. Bij een hetzelfde bruto inkomen houdt een alleenverdienerhuishouden netto minder over dan de bijstand. En bij hetzelfde netto inkomen, bijvoorbeeld na aanvullende bijstand, heeft het alleenverdienerhuishouden meer bruto inkomen nodig, waardoor er minder recht op toeslagen is en het daarom een lager besteedbaar inkomen heeft. Dit verschil in belastingkorting wordt kleiner als het alleenverdienerhuishouden meer heffingskorting kan benutten. Dit kan op meerdere manieren: 

  • Als meer inkomen door de minstverdienende partner wordt verdiend. Dit is bijvoorbeeld het geval als een groter deel van het huishoudinkomen uit bijstand bestaat. Er wordt dan ook algemene heffingskorting door de minstverdienende partner benut. 
  • Als een groter deel van het huishoudinkomen uit inkomen uit werk bestaat. Er wordt dan bovenop de algemene heffingskorting ook arbeidskorting benut. 

Naar boven ↑

4. Lijst van de Belastingdienst

Wat is de reden dat wij de BSN’s voor 2025 vanuit het Inlichtingenbureau nog niet ontvangen?  

De grondslag voor het delen van de gegevens van de inwoners in uw gemeente is geregeld in de Wet tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek. De wet is op 1 januari 2025 in werking getreden. Het verstrekken van de nieuwe lijst valt vanaf dat moment onder de wettelijke taakstelling van het Inlichtingenbureau. Om toegang te krijgen tot de lijst moet iedere gemeente zich (opnieuw) aanmelden via het mutatieformulier dat op de website van het Inlichtingenbureau staat. De uiterlijke aanleverdatum van het mutatieformulier is 31 januari 2025.

Hoe weet ik of mijn gemeente de lijst van het IB heeft binnengehaald?  

Dit kunt u controleren bij het Inlichtingenbureau via servicedesk@inlichtingenbureau.nl of 0800 222 11 22

Iemand staat op de IB-lijst, maar op basis van gegevens weten we dat dit huishouden geen recht heeft. Wat te doen?  

Het is mogelijk dat er wijzigingen hebben plaatsgevonden. Er wordt gebruik gemaakt van de inkomensgegevens over 2023. Gemeenten kunnen desondanks aan alle inwoners die op de lijst van de BD staan ambtshalve de vaste tegemoetkoming uitkeren. De regering acht het verdedigbaar dat deze huishoudens de tegemoetkoming ontvangen. Vaststellen welke huishoudens op de lijst in de actualiteit nog gelden als alleenverdiener zou weer leiden tot een te grote uitvoeringslast voor de betrokken organisaties. 

De lijst is niet accuraat, wat betekent dit voor de ambtshalve toekenning? 

Gemeenten kunnen de vaste tegemoetkoming toekennen aan alle inwoners die op de lijst van de BD staan. Er dient wel een controle plaats te vinden op BSN en adres en er moet een bankrekeningnummer worden opgevraagd. De lijst van de BD gaat uit van de definitieve inkomstengegevens van 2023. Een inwoner op de lijst had dus in 2023 recht op een tegemoetkoming. Het kan zijn dat dit recht er nu niet meer is. Het is bekend dat dit voor een deel van de inwoners geldt. Toch is ervoor gekozen dat aan alle inwoners op de lijst ambtshalve mag worden toegekend. Wanneer een inwoner niet op de lijst staat (en dus in 2023 geen recht op de tegemoetkoming had), maar nu wel tot de doelgroep behoort, dan kan deze inwoner zelf een aanvraag doen. Indien bij de boordeling blijkt dat de inwoner tot de doelgroep behoort en dus recht heeft op een tegemoetkoming, dan wordt het vastgestelde bedrag toegekend. 

In de handreiking wordt uitgewerkt hoe de beoordeling procesmatig verloopt. 

Staan op de lijst van het IB ook bankrekeningnummers van de inwoners. 

Voor het delen van rekeningnummers via de Belastingdienst is geen grond, omdat daar niet expliciet toestemming voor gegeven is. Er moet contact met de inwoner opgenomen worden om het rekeningnummer op te vragen. In dit contact kan de gemeente de ontvanger op de hoogte stellen van de tegemoetkoming, de reden van ontvangst en dat de tegemoetkoming niet kan worden teruggevorderd.  

Klopt het dat de foutmarge in de 2025-lijst van de Belastingdienst minder groot is dan de 2024-lijst die gebruikt wordt voor Fase I?

De 2025-lijst is accurater omdat deze is gebaseerd op de definitief vastgestelde inkomens en toeslagen en niet op een schatting of een aangifte.  

Is op de lijst van de BD te zien dat er sprake is van bewind? 

Omdat bij de ambtshalve toekenning altijd om een bankrekeningnummer moet worden gevraagd, zal in het proces vaak duidelijk worden dat er sprake is van bewind, maar misschien niet altijd. Als het weinig inwoners betreft, kan eventueel in het bewindregister worden gekeken maar niet iedereen is daarin opgenomen (er is niet altijd een publicatieplicht). Als de gemeente de kosten van de bewindvoerder betaalt, wat voor deze doelgroep aannemelijk is, kan informatie over bewind uit het eigen systeem worden gehaald. Er zijn dus verschillende manieren om erachter te komen of er sprake is van bewind. Helaas is er niet één eenduidige weg.  

Naar boven ↑

5. ICT

Zijn er aanpassingen nodig in onze IT-omgeving voor de uitvoering van deze regeling?  

Ja, er dient een aanpassing te worden gedaan om een jaarlijks vastgestelde tegemoetkoming te kunnen betalen. Fase II is een separate regeling onder de Participatiewet. Dit vraagt een separaat werkproces. De softwareleveranciers zorgen voor deze aanpassing. Inmiddels is één leverancier gestart met bouwen. De andere leveranciers starten met de doorontwikkeling van hun software nadat de wettelijke regeling is aangenomen.

Mogen we Suwinet raadplegen voor fase II?  

Ja. De tijdelijke regeling valt onder de Participatiewet. Er is daarmee een wettelijke grond voor de gegevensuitwisseling met Suwinet voor fase II van de Alleenverdienersproblematiek.  

Naar boven ↑

6. Ambtshalve toekenning

Kunnen gemeenten de vaste tegemoetkoming toekennen aan alle inwoners die op de lijst van de BD staan? 

Gemeenten kunnen ambtshalve de vaste tegemoetkoming aan alle inwoners die op de lijst staan toekennen. Uiteraard moet de gemeente een aantal basisgegevens toetsen, bijvoorbeeld of de inwoner nog steeds in de gemeente woonachtig is en niet is overleden. Ook moet altijd nog het bankrekeningnummer worden opgevraagd om de vaste tegemoetkoming uit te kunnen betalen. 

Kunnen gemeenten de vaste tegemoetkoming ambtshalve toekennen aan inwoners die niet op de lijst van de BD staan? 

Gemeenten kunnen de vaste tegemoetkoming ambtshalve toekennen aan inwoners die al bekend zijn bij de gemeente, die niet op de lijst van de BD staan, maar van wie wel onomstotelijk vast staat dat het recht op de vaste tegemoetkoming bestaat. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als een huishouden in 2024 een tegemoetkoming ontving en de omstandigheden van dit huishouden niet gewijzigd zijn.  

Naar boven ↑

7. Toetsingskader zelfmelders

Welke vermogenstoets wordt gehanteerd? Geldt dit ook voor zelfmelders? 

Bij de vaststelling van de doelgroep worden de vermogensgrenzen van de toeslagen gebruikt. Bij het toetsen of de inwoner toeslagen heeft misgelopen vanwege de alleenverdienersproblematiek, houdt de gemeente automatisch rekening met de vermogensgrenzen die gelden voor de desbetreffende toeslagen. Zodra de inwoner één van deze toeslagen heeft misgelopen vanwege de alleenverdienersproblematiek, behoort deze inwoner tot de doelgroep en komt in aanmerking voor de vaste tegemoetkoming. Wie een te groot vermogen heeft om toeslagen te ontvangen, komt daarmee niet voor de vaste tegemoetkoming in aanmerking. Naast de vermogensgrenzen voor de toeslagen kan er geen andere vermogensgrens worden gehanteerd. Dit geldt ook voor inwoners die zelf een aanvraag doen. 

regeling of anderszins om te voorkomen dat te grote verschillen tussen toetsing ontstaan? 

Het is van belang dat gemeenten bij de beoordeling van aanvragen kunnen aansluiten bij de eigen uitvoeringspraktijk. Het college vraagt de bewijsstukken die het nodig heeft om het recht op een tegemoetkoming vast te stellen. Welke dat precies zijn, hangt af van de omstandigheden van de aanvrager en van de uitvoeringspraktijk van gemeenten. Daarom kunnen we adviezen geven via de handreiking, maar is het niet vastgelegd in het wetsvoorstel. Voor het bepalen of een inwoner tot de doelgroep behoort werkt SZW aan een proces met uitsluitingsgronden. 

Worden afspraken gemaakt voor jaarlijkse terugkerende instructies voor bepalen vermogen/toekenning?  

Hierover kunnen adviezen voor worden opgenomen in de handreiking. Als een inwoner niet op de lijst staat, dient er jaarlijks te worden getoetst of iemand recht heeft op de tegemoetkoming. Gemeenten kunnen de uitvoering hiervan zelf vormgeven. In de handreiking nemen we in samenspraak met SZW-adviezen hierover op. 

Zijn er generieke criteria voor subgroepen binnen de alleenverdienersproblematiek te duiden? Om de beoordeling van aanvragen zo simpel mogelijk te houden. 

Het is niet mogelijk om enkel op basis van huishoudkenmerken een huishouden aan te merken als rechthebbende alleenverdiener.  

Welke peildatum (inkomen en vermogen) wordt gehanteerd voor de zelfmelders in fase II? Is dit 1 januari 2025? 

Voor zelfmelders wordt geadviseerd om voor het vaststellen van het inkomen met een referteperiode te werken van 1 maand in het actueel (alle inkomstengegevens uit één kalendermaand) en voor de toeslagen de voorlopige beschikking op te vragen. Gemeenten mogen hiervan afwijken door bijvoorbeeld voor het inkomen een referteperiode van 2 of 3 maanden te kiezen. Dit moet wel worden vastgelegd in de beleidsregels. Voor de hoogte van het vermogen wordt uitgegaan van de vermogensgrens van de toeslagen. 

Wordt het actuele inkomen ook gehanteerd voor inwoners waarvoor de vaste tegemoetkoming niet toereikend is en aanvullend recht op bijzondere bijstand bestaat? 

Wij gaan ervan uit dat wanneer de vaste tegemoetkoming niet toereikend is een eventuele aanvulling op basis van het actuele inkomen wordt vastgesteld. 

Indien is vastgesteld dat een zelfmelder tot de doelgroep van de alleenverdienersproblematiek behoort, op welk bedrag bestaat dan recht? Is dit het door het ministerie vastgestelde bedrag of het bedrag dat de zelfmelder tekort komt? 

Als het recht op aanvulling is vastgesteld ontvangt de zelfmelder het door het ministerie bepaalde vaste tegemoetkoming.

Naar boven ↑

8. Overige uitvoering

Hoe wordt de ureninzet per dossier bepaald?  

In december 2024 wordt een bijeenkomst georganiseerd met gemeenten, de VNG en SZW. In deze bijeenkomst wordt onder andere besproken welke inzet de uitvoering van de tijdelijke regeling van gemeenten vraagt, zowel bij de ambtshalve toekenning als bij zelfmelders. Daarbij wordt rekening gehouden met het feit dat een afwijzing van zelfmelders bijna net zoveel tijd vraag als de toekenning. SZW houdt bij de vaststelling van de decentralisatie uitkering (DU) rekening houden met de uitkomsten van deze bijeenkomst. 

Hoe wordt omgegaan met de ureninzet voor aanvragers die geen recht hebben op de compensatie. 

Bij de DU wordt rekening gehouden met een opslag voor zelfmelders die niet tot de doelgroep behoren en geen recht hebben op de vaste tegemoetkoming. 

Hoe om te gaan met tussentijdse mutaties (verhuizen, overlijden)  

Gemeenten kunnen zelf bepalen hoe zij hiermee om willen gaan. In de handreiking nemen we, indien dat mogelijk is, een advies hierover op. 

Naar boven ↑