Om te zorgen dat alle kinderen gelijke kansen hebben om zich te ontwikkelen, bestaan voor- en vroegschoolse educatie. Peuters en kleuters met een mogelijke (taal)achterstand krijgen extra aandacht. Maar hoe wordt het gefinancierd? Wie houden er toezicht op de kwaliteit? En wat is uw rol als gemeente?

Team Kinderopvang van VNG Naleving bracht de antwoorden op deze vragen voor het onderdeel Voorschoolse Educatie (VE) visueel in beeld. Daarmee is het een bruikbaar hulpmiddel voor iedereen die actief is in de wereld van toezicht en handhaving. Ook biedt het collega’s een ‘praatplaat’ om binnen de gemeente het gesprek aan te gaan met andere afdelingen, wethouders en gemeenteraad.

Check, dubbelcheck

De visual laat de verschillende toezichtstromen, geldstromen én de positie die u in dit veld als gemeente heeft zien. Zo laat het beeld onder meer zien dat het toezicht op VE verdeeld is over 2 partijen: de regionale GGD’en en de Inspectie van het Onderwijs. De GGD houdt toezicht op de kinderopvang – en VE – in opdracht van uw gemeente. Het gaat dan om zaken als de kwaliteit van de locatie, de veiligheid van de kinderen en het opleidingsniveau van de pedagogisch medewerkers. De verantwoordelijkheid voor handhaving naar aanleiding van het GGD-toezicht ligt weer bij u als gemeente. 

De onderwijsinspectie 

De onderwijsinspectie controleert onder meer het proces en de structurele kwaliteit van VE op basis van signalen. Ook ziet de inspectie (interbestuurlijk) toe op het ‘VE-beleid’ van uw gemeente, de wijze waarop u het toezicht op kinderopvang en VE uit laat voeren en regisseert, en de besteding van middelen voor het onderwijsachterstandenbeleid (OAB-middelen). 

Kortom, een wereld met verschillende rollen, bevoegdheden en verantwoordelijkheden om ervoor te zorgen dat de VE van voldoende kwaliteit is. 

Meer informatie