In 2003 is het Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) tot stand gekomen. Dit verdrag is sinds 27 april 2005 ook in Nederland in werking. Maar wat houdt dat eigenlijk in voor Nederlandse overheden zoals gemeenten?

Het verdrag in Nederland en het belang voor gemeenten

Op grond van artikel 5.3 van het WHO-Kaderverdrag (officieel: WHO Framework Convention on Tobacco Control, FCTC) is de Nederlandse overheid zeer terughoudend in contacten met de tabaksindustrie. Hierdoor wordt voorkomen dat de tabaksindustrie invloed kan uitoefenen op het tabaksbeleid. Onder tabaksindustrie worden ook organisaties en personen verstaan die de tabaksindustrie vertegenwoordigen of als lobbyist voor de tabaksindustrie optreden. De Ministeries van VWS en Financiën hebben de Nederlandse uitgangspunten voor de invulling van artikel 5.3 WHO-Kaderverdrag opgesteld.

Het WHO-Kaderverdrag is van toepassing op het gehele Nederlandse overheidsbeleid en is daarmee ook voor gemeenten van belang. Enkele aandachtspunten zijn:

  • Nationaal beleid: Het beleid van het ministerie van VWS is gericht op het ontmoedigen van tabaksgebruik met name onder jongeren. Het ministerie van Financiën is verantwoordelijk voor de heffing en inning van tabaksaccijns.
  • Gemeenten stellen zich (evenals andere overheden) in het contact met de tabaksindustrie – in vergelijking met het contact met andere brancheorganisaties – terughoudend op.
  • In het contact dat overheden hebben met de tabaksindustrie staan transparantie en zakelijkheid centraal. Een ingetogen communicatiestijl maakt daar onderdeel van uit.

Protocol over omgang met de tabaksindustrie

Het ministerie van VWS heeft op basis van de bovenstaande punten een protocol opgesteld over de omgang van overheden met de tabaksindustrie. Gemeenten worden verzocht deze informatie te communiceren aan hun bestuurders en ambtenaren.

Het protocol attendeert alle gemeenten en andere overheidsinstanties op:

  • de schadelijkheid en verslavendheid van tabaksproducten
  • het feit dat niet-noodzakelijke contacten met de tabaksindustrie op gespannen voet staan met artikel 5.3 van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging
  • dat de contacten met de tabaksindustrie daarom moeten worden beperkt tot enkel het hoogstnoodzakelijke en uitvoeringstechnische kwesties
  • dat uitgangspunt is dat verslagen van toegestaan overleg met de tabaksindustrie openbaar worden gemaakt op de website van de betrokken overheid en de andere ministeries en lagere overheden worden opgeroepen hetzelfde te doen met andere schriftelijke documenten, zoals e-mails en correspondentie met de tabaksindustrie (met inachtneming van de Wet openbaarheid van bestuur) dat samenwerking met de tabakslobby in publiekscampagnes tegen het roken, andere publieke evenementen of activiteiten die onder de noemer van maatschappelijk verantwoord ondernemen worden ontplooid, in strijd is met artikel 5.3 WHO-Kaderverdrag
  • dat de tabaksindustrie geen voorkeursbehandeling mag genieten.

Bij contacten met de tabaksindustrie dienen overheden zich aan dit protocol te houden. In hun integriteitscode kunnen gemeenten het protocol of elementen daaruit opnemen als extra aandachtspunt.

Generaties beschermen tegen de gevolgen van roken

Het doel van het WHO-Kaderverdrag is om 'huidige en toekomstige generaties te beschermen tegen de verwoestende gezondheidseffecten en sociale, milieu- en economische gevolgen van tabaksconsumptie en blootstelling aan tabaksrook.' In Nederland voeren vele gemeenten een actief beleid om roken te ontmoedigen. Zij zetten op lokaal niveau stappen om rijksbeleid, mede in het kader van het Nationaal Preventieakkoord, te intensiveren. Het Nationaal Preventieakkoord streeft naar een vermindering van het aantal rokende mensen van 23% naar 5% van de Nederlandse bevolking in 2040. Iedere gemeente is uniek en heeft zijn eigen manieren en mogelijkheden om daaraan bij te dragen. Het WHO-Kaderverdrag biedt daartoe extra handvaten.