Wat zijn uw vragen en ideeën over de aanpak van zorgfraude? Onderzoeker Jaco Alberts van de Algemene Rekenkamer gaat hier op 29 september graag met u over in gesprek.

Een aantal mensen zitten samen aan tafel en overleggen met elkaar

Het kritische rapport ‘Een zorgelijk gebrek aan daadkracht’ van de Algemene Rekenkamer (AR) deed dit voorjaar een hoop stof opwaaien. De AR onderzocht 14 zaken met sterke fraudesignalen. Volgens Alberts liet het onderzoek zien dat vooral de betrokken landelijke partners onmachtig leken om met deze signalen aan de slag te gaan. Inmiddels heeft minister Helder voor Langdurige Zorg en Sport naar aanleiding van het rapport de nodige acties in gang gezet om de aanpak, samenwerking en regie bij die aanpak te versterken. Lichtpuntjes zag de AR aan de poort bij gemeenten en zorgverzekeraars. Toch zijn er ook nog veel gemeenten die niet alle mogelijkheden benutten.

Compliment aan gemeenten

Alberts begint met een compliment aan de gemeenten die hij en zijn collega’s in het onderzoek hebben gesproken. ‘We zijn echt heel tevreden met de hulp die we hebben gekregen. Als AR gaan we over rijksbeleid. In die rol hebben we veel bevoegdheden om informatie op te vragen bij landelijk opererende partijen. Naar gemeenten hebben we die bevoegdheden niet. Toch waren ze bereid om op vrijwillige basis informatie met ons te delen. Ze gaven aan het onderzoek en een effectievere aanpak van zorgfraude belangrijk te vinden.’ 

Gemeenten belangrijke schakel in aanpak

Gemeenten zijn belangrijk bij de aanpak van zorgfraude. Alberts: ‘Net als zorgverzekeraars zitten ze aan de geldkraan en dan is het logisch dat het toezicht zich daar in eerste instantie concentreert. Ze zien heel veel. Maar bij veel fraudezaken zijn gemeenten ook ‘maar’ een schakel in het geheel. Landelijke partners zijn echt nodig om effectief op te kunnen treden en een kwaadwillende zorgaanbieder te stoppen. Niet alleen binnen de betreffende gemeente, maar juist ook daarbuiten.’ Alberts benadrukt dat gemeenten daar ook elkaar voor nodig hebben. In ons onderzoek kwamen we veel actieve gemeenten tegen, maar we zagen ook grote verschillen tussen gemeenten. Dat was op zich niet onbekend, maar we zagen het nu in de praktijk gebeuren.’

Basis op orde

Alberts haalt een casus aan van een groot netwerk van zorgaanbieders dat actief was binnen verschillende zorgdomeinen en -wetten. ‘Een toezichthouder van een middelgrote gemeente constateerde dat er binnen dat netwerk zaken misgingen. Maar de contracten van zijn gemeente boden geen ankerpunten om in te grijpen. Voor de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd had deze casus geen prioriteit. De toezichthouder zag dat aanbieders uit het netwerk ook actief waren in een grotere gemeente in de regio. Samen maakten ze plannen om tijdens een actiedag pgb-cliënten van de aanbieders te vragen welke zorg ze nu precies hadden gekregen. Uiteindelijk kwam het niet tot actie; de grote gemeente had het toezicht domweg niet op orde. Solo kan zo’n middelgrote gemeente een aanbieder hooguit verbannen en geld terugvorderen. Maar die stalt zijn koopwaar gewoon weer uit in een andere gemeente of binnen een andere wet.’ 

Gezamenlijk perspectief

In brede zin schetst Alberts de behoefte aan een gezamenlijk perspectief voor een effectieve aanpak van zorgfraude. ‘De partijen die betrokken zijn bij een casus, moeten die bestaande theorie ook invullen. Samen de meest passende interventie bepalen en een partij aanwijzen die in de lead is.’ Ook gemeenten kunnen hierin volgens hem een stap vooruit zetten. ‘Het allerbelangrijkste is dat alle gemeenten hun basis op orde hebben, omdat de onderlinge verschillen samenwerking soms in de weg staan. ‘Maar ook gemeenten die de boel wel goed hebben ingericht kunnen meer samenwerken dan ze nu doen. Zorgaanbieders opereren vaak regionaal. Te vaak heb ik gezien dat een gemeente zelf een zorgaanbieder onderzocht, geld terugvorderde en de zaak dan sloot. Maar zo’n speldenprikje kan een malafide aanbieder vaak wel hebben.’

Gegevensdeling

De AR onderzocht enkel zaken waarin al serieuze signalen op tafel lagen en waarin partijen al informatie met elkaar deelden. ‘Wij zagen de grote leemte inderdaad ontstaan in de stappen na de gegevensdeling. Toch zagen we ook dat partijen informatie niet met elkaar deelden vanwege de AVG. Of beter gezegd: vanwege de interpretatie van deze verordening. Natuurlijk is het enorm belangrijk dat je de privacy van mensen respecteert. Maar hier staan ook andere belangen tegenover: de aanpak van zorgfraude en de bescherming van kwetsbare burgers. Daar moet steeds een belangenafweging tussen worden gemaakt. We zagen dat die afweging vaak ontbreekt.’ 

De gegevensdeling tussen de bij de aanpak van zorgfraude betrokken partijen vindt plaats via het Informatieknooppunt Zorgfraude, het IKZ. ‘Ook daar zijn nog niet alle gemeenten bij aangesloten’, zag Alberts. ‘En ook die aansluiting hoort bij het op orde brengen van de basis.’

Online vragenuurtje

Op 1 (vol) en 29 september a.s. organiseert VNG Naleving van 11.00 tot 12.00 uur een online vragenuurtje waarin Alberts gemeenten meeneemt in het onderzoek. Ook gaat hij in op andere uitdagingen die hij voor gemeenten ziet. Daarnaast is hij erg benieuwd of gemeenten zijn bevindingen herkennen uit hun eigen praktijk. Ook is er ruimte om vragen te stellen en om uw ideeën over het effectiever vormgeven van de aanpak van zorgfraude te delen.

Meer informatie

•    Aanmelden online vragenuurtje
•    Rapport ‘Een zorgelijk gebrek aan daadkracht’
•    Kamerbrief verbeteren aanpak zorgfraude (Rijksoverheid.nl)