Augustus 2018

Auteur: Guido Rijnja | Foto: © Jan Stads/Pix4Profs

Hanne van Aart is sinds november 2017 burgemeester van Loon op Zand. Ze studeerde bestuurs- en organisatiewetenschap en is een begenadigd sporter. Voor haar komst naar Loon op Zand was ze gemeenteraadslid en wethouder in Heusden. 

‘We waren volop in campagne. Het was anderhalve week voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 en in den lande ontstond een discussie over het ronselen van stemmen. Het vlammetje wakkerde op meerdere plaatsen aan. Zo ook in Heusden. Toen meldde de burgemeester dat hij aangifte moest doen vanwege het ronselen van stemmen in onze gemeente. Hij kon natuurlijk niet openbaar maken tegen wie hij aangifte deed en welke partij het dan betrof, maar die middag sloeg de vlam dus in de pan. De media sprongen erop, cameraploegen kwamen langs, commotie alom, maar waar ik vooral mee zat was dat er een behoorlijke smet op de campagne dreigde te worden geworpen. De democratische functie van verkiezingen was in het geding, en ik zag de vraag al op ons afkomen: waarom zou ik volksvertegenwoordigers kiezen, de mensen waarvan je denkt dat die voor het beste voor hebben, terwijl ze het zelf niet zo nauw nemen? Het gonsde overal: wie heeft hier tegen welk bedrag stemmen opgekocht? Zeker in een kleine gemeenschap circuleren er meteen enkele namen, waaronder de naam van één van de leden van de Heusdense afdeling van de Partij van de Arbeid. Dat bleek achteraf zeker niet zo te zijn, maar ondertussen lag er toch maar een valse beschuldiging, die de persoon in kwestie aardig heeft gekwetst.’

Zuiver

‘Het zat me meer dan dwars. Met nog anderhalve week te gaan moesten we die ene vraag niet laten bungelen: wie heeft die stemmen geronseld? Het voelde als onrecht. Kijk, ik ga er per definitie van uit dat de personen met wie ik samenwerk, het beste met me voor hebben, integer zijn. Het volk vertegenwoordigen is een heel zuiver en een heel zwaar proces. Dat mag geen afgeleide worden van een discussie over het ronselen van stemmen. Dus ik heb daar even over nagedacht en heb toen de lijsttrekkers van de verschillende politieke partijen gebeld. Nou, ik was niet de enige waar het dwars zat. Ik zei: “Ik zou graag met zijn allen een verklaring willen opstellen, waarin we afstand nemen van alle beschuldigingen. Laten we duidelijk maken dat we het zeer kwalijk vinden, dat één van ons met naam en toenaam genoemd wordt op een site als Dumpert. Wij maken ons sterk voor zuivere verkiezingen, en dat doen we, omdat we het belangrijk vinden om de gemeente Heusden straks goed te kunnen vertegenwoordigen en te besturen.”’

‘Alle lijsttrekkers vonden het een uitstekend initiatief. Op één na, wat heel erg jammer was, want ik wilde graag alle partijen op een lijn krijgen. Die ene partij vond dat de kwestie al veel te veel aandacht kreeg en dat nog meer aandacht het alleen maar erger zou maken. Ik maakte mijn belronde en de volgende ochtend hebben we met zeven lijsttrekkers een kop koffie gedronken. Het was een bijzondere bijeenkomst, bijna iedereen zat al in partijkleding klaar om na dat overleg de markt op te gaan. Maar iedereen maakte tijd in het drukke campagneschema om even een uurtje bij elkaar te komen. Allemaal ervan doordrongen dat het essentieel was iets te ondernemen. Ik was nummer 2 op de lijst, maar dat deed er voor niemand wat toe. We hebben afgesproken dat ik samen met de lijsttrekker van een lokale partij een conceptverklaring zou schrijven, en toen ging iedereen weer voor zijn eigen partij de straat op.’

Respectvol

‘De tekst ontstond bijna vanzelf. Eén van de lijsttrekkers las met me mee, we hebben de logo’s erbij geplaatst en op zondagmiddag zijn alle lijsttrekkers in twee uur tijd bij mij thuis langs gekomen. Daar hebben ze ieder hun handtekening gezet en vervolgens hebben we die verklaring maandagochtend bij de pers bezorgd en ook in sociale media laten landen. Uiteindelijk heeft ons dat allemaal goed gedaan. De gezamenlijke actie heeft er op dat moment voor gezorgd dat we vast konden houden aan hoe we in Heusden met elkaar omgaan. Eigenlijk spraken we naar elkaar en naar de mensen om ons heen uit: we zijn respectvol, we spelen op de bal en niet op de man, we staan voor een manier van omgaan met elkaar. In plaats van dat iedereen uit elkaar viel als los zand, heeft die verklaring ervoor gezorgd dat we met z’n allen dicht bij elkaar gebleven zijn. Dit was groter dan het partijbelang. Je zou kunnen zeggen dat het om beschuldigingen aan het adres van andere partijen ging, dus ik had ook kunnen zeggen dit is voor mijn partij gunstig, hier gaan wij met de VVD even voordeel mee behalen. Maar nee, onrecht, dat steekt dieper.’

‘Wat bewoog me hierbij? Ik weet het eigenlijk nog steeds niet precies. Het was het grote gevoel, échte zorgen, iets in mij dat zei: je moet iets doen. Ik had er echt last van in mijn lijf, overal, en ik wist gewoon: dit is niet de manier waarop we met elkaar om moeten gaan. Die zweem van bedrog moest er gewoon uit. Wij staan voor een zuiver democratisch proces en een integere gemeenteraad: dat moet te allen tijde duidelijk zijn. Ik werd zo boos over de berichtgeving. Goed, iedere vorm van boosheid is altijd wel ergens gestoeld op een vorm van angst. Dus toen ben ik bij mezelf nagegaan, waar ik me zorgen over maakte, en dat was over het aantasten van democratische legitimiteit. Het opkomstpercentage van de verkiezingen bij gemeenteraad is over het algemeen toch al niet zo hoog. Men is wantrouwend. Stel, dan heb je straks gemeenteraadsverkiezingen gehad, zit er een  gemeenteraad, en dan hoor je in de supermarkt: weet je, het is in de verkiezingen al een beetje schimmig verlopen, dus zoveel waarde moeten we er nou ook allemaal niet aan hechten wat daar gebeurt. Dan weet je: dat worden vier hele zware jaren met z’n allen. Dat wilde ik echt niet.’

Ruimte

‘De vraag was natuurlijk waar we het beste konden samenkomen. Het moet een locatie zijn waar iedereen kan komen en waar we letterlijk ruimte zouden hebben om te praten. Bij mij thuis kon niet, niet groot genoeg. Het leek me überhaupt beter om een onafhankelijke locatie te kiezen, en zo kwamen we uit op een hotel in Vlijmen. Een plek zonder politieke lading dus, wat wel handig bleek, toen je iedereen in partijkleding zag verschijnen. De locatie was onafhankelijk, maar de lading was onherroepelijk aanwezig. Het voelde ook als een heel groot onderwerp. Als je in een ruime setting zit, ervaar je misschien ook letterlijk het gevoel van ruimte: je zit niet op elkaar gepakt en iedereen kan lekker z’n armen en benen  kwijt. De sfeer was heel ontspannen. Ik denk altijd, als je hutjemutje op elkaar zit, ervaar je eerder dat mensen in je persoonlijke ruimte komen. Dan is de kans groter, dat je misschien wat kribbiger wordt. Voor de ondertekening van de verklaring zijn we niet meer bijeen geweest. Iedereen kwam bij mij thuis langs, wat een heel praktische overweging had: hoe organiseer je dat zo snel als mogelijk zeven handtekeningen worden gezet, rekening houdend met al die drukke agenda’s. Ik bedacht me ook dat als ik mezelf even belast met de organisatie hiervan, het meteen geregeld is.’

‘Ik merk dat ik gehandeld heb vanuit wat ik intuïtief voelde. Op basis daarvan ben ik gaan bellen. Uiteraard ben ik wel begonnen bij m’n eigen partij, waar in eerste instantie werd gezegd: maak je het niet heel groot? Aanvankelijk was het advies: laten we onze nek vooral niet te ver uitsteken, laat het zoals het is, dan suddert het misschien even en sterft het vanzelf een stille dood. “Ja jongens,” zei ik, “dan blijven we met z’n allen zitten waar we zitten en gaan we morgen weer de straat op en onze uiterste best doen om maar gewoon alles te laten zoals het is?! We weten nu al, dat we er met zijn allen heel veel last van gaan krijgen.” Toen ben ik de lijsttrekkers gaan bellen.’

‘Ik herinner me dat die verklaring, als vorm om onze zorgen te uiten, pas later op de proppen kwam. Niet de oplossing, maar het probleem bracht iedereen op een lijn. Het was er gewoon, dat besef dat je elkaar moet zien, een kop koffie drinkt en elkaar recht in de ogen aankijkt. Want je komt op straat elkaar natuurlijk tegen en je krijgt hele rare gesprekken en rare blikken als er iets is dat niet uitgesproken wordt. Ik dacht: we moeten elkaar even zien, elkaar echt en recht in de ogen zien. Er was in Heusden altijd al een sfeer, waarin we elkaar konden aanspreken, dat is heel belangrijk geweest. Stel dat één van de raadsleden behoefte had om iets in beslotenheid te bespreken, dan wist je dat je altijd op steun van de rest kon rekenen. Dat was een ongeschreven regel: je helpt  elkaar. Als iemand zoiets aan je vraagt, dan honoreren we dat altijd. Ik denk dat dat voordeel, die voedingsbodem, wind in de rug betekende, voor ons allemaal.’

Verbondenheid

‘Ik zou niet zozeer een bron kunnen aanwijzen in mijn studietijd voor wat mij hierbij heeft bewogen. Ik wijt het - in positieve zin – veeleer aan opvoeding. Ik ben nu eenmaal niet opgevoed om mensen te wantrouwen, maar met het idee: probeer gewoon het goede te doen. Ben eerlijk, ben oprecht, ben integer. Mijn ervaringen in de gemeenteraad van Heusden waren die vier jaar ook alleen maar positief: er werd niemand bij z’n enkels afgezaagd, je luisterde met respect naar het college en debatteerde op een oprechte manier. Ook met alle inwoners ging iedereen ongelofelijk respectvol en vol bewondering om. Dat schept een band. Ik had een beetje het gevoel dat onze club - als ik in sporttermen blijf, onze vereniging - ten onder dreigde te gaan. Zo voelde het. En dat is natuurlijk als sportvereniging vervelend, maar als je de gemeenteraad van Heusden bent, of van welke gemeente dan ook, dan is dat echt buitengewoon kwalijk.’

‘Misschien ben ik wel steeds op zoek naar dat gevoel van verbondenheid. Toen ik vorig jaar wegging uit Heusden en in Loon op Zand als burgemeester aan de slag ging, zei ik: “Ik speelde voor team Heusden, maar nu speel ik voor team Loon op Zand.” En dan ben ik loyaal aan het nieuwe team waarvoor ik speel. En voor je team ga je door het vuur. We handelden vanuit een gezamenlijk belang bij die verklaring, er was onmiskenbaar sprake van een gedeeld belang om een vuist te maken tegen het beeld wat opgeworpen werd en ook als team afstand te nemen van de beschuldigingen die geuit werden. Het doet er volgens mij dan niet toe of dat vanuit de teamcaptain gebeurt, of vanuit een partij, of van wie dan ook. Het belang verenigt op zo’n moment.’

‘Ik herinner me een gesprek met mijn vader, die op de lijst stond voor het CDA in Heusden. Hij was  toen ook in de campagne betrokken. Hij zei op enig moment: “Dit kan voor jou persoonlijk in de verkiezingen nog wel eens heel positief uitpakken.” En toen keek ik hem aan en zei: “Hoe bedoel je dan?” “Ja,” zei hij, “dit dwingt bij de coalitiepartijen respect af, dit zegt iets over wie jij als persoon bent en hoe jij mogelijk als wethouder zou kunnen functioneren.” We keken elkaar aan en we zwegen allebei. Nee, dacht ik, daarom heb ik het niet gedaan. Op geen enkele wijze is wat jij nu zegt een beweegreden geweest om de telefoon te pakken en mensen te gaan bellen. Eigenlijk vond ik het vervelend dat hij dat zei. Alsof ik het publiek belang misbruikt had voor persoonlijk gewin. Hij kent me natuurlijk heel goed, dus hij weet dat ik dat nooit zou doen. En zo was zijn opmerking ook absoluut niet bedoeld.’

Op één lijn

‘Wat ik ook besef, is dat het belangrijk is geweest dat we handtekeningen hebben gezet onder die verklaring. Je zou ook kunnen volstaan met een logo, maar als je je handtekening ergens onder zet, dan bezegel je een afspraak, maak je actief kenbaar dat je ergens achter staat. Het staat zwart op wit. Het valt niet meer te ontkennen. Tot in de eeuwigheid blijft het nu bewaard, zal ik maar zeggen. En dat is misschien voor iedereen ook wel een soort van extra bevestiging geweest. In ons werk komen we op allerlei manieren afstand tegen tussen mensen, maar steeds zijn er momenten waarop je verbinding kunt maken. Ik zal altijd proberen een verbinding te maken. Als een conflict een conflict is, dan is dat soms gewoon zo;  ik ben niet iemand die per definitie het harmoniemodel in stand probeert te houden. Maar ik zal, als het gaat om het bereiken van een resultaat en je werkt met meerdere partijen samen, altijd proberen om die partijen op één lijn te houden. Of in ieder geval tot een bepaalde mate van gezamenlijkheid te komen. Het oer-Hollands polderen, zeg maar.’

‘Zoveel in ons werk draait om verbinding, maar vraag me niet of daar één ideale weg voor is. Soms kun je ook elkaar helpen door aan de achterkant een verbinding te maken die aan de voorkant even niet lukt. Zo herinner ik me uit de tijd dat ik wethouder in Heusden was, dat er plannen waren om de lokale cultuurschuur te verbouwen. Het contact liep niet lekker tussen het vrijwilligersbestuur en mijn collega, de verantwoordelijk portefeuillehouder in het college van Heusden. De ene na de andere adviseur kwam binnen, er zijn meerdere rapporten over geschreven, maar de communicatie liep niet. Dat had alles te maken met persoonlijke  rollen. De portefeuillehouder opereerde wat op afstand, het bestuur van vrijwilligers miste empathie. Je zag het contact haperen en tegelijk was er een gedeeld belang voelbaar. Toen heb ik een gesprek gevoerd met een van de bestuursleden, die ik kende vanuit mijn eigen sportportefeuille. Zo’n ontzettend bevlogen, enthousiaste, soms een tikje drammerige man. “Wil je”, vroeg ik hem, “alsnog een poging wagen?” En toen zei hij: “Ja, maar ik wacht dan wel echt nadrukkelijk op een uitgestoken hand.” Daarover heb ik een andere collega-wethouder in vertrouwen genomen. Wat zij toen zei, raakte de spijker op z’n kop. “Ik denk,” zei ze, “dat het heel goed is dat jij dit contact hebt gelegd, omdat jullie een band met elkaar hebben. Jullie kennen elkaar goed. Jullie zijn allebei dezelfde type personen. Daarmee kan een nieuw perspectief ontstaan. Maar je moet dat natuurlijk wel opbiechten aan onze collega.” Dat vond ik heel spannend, maar ik merkte dat het een zelfde snaar raakte als in het verhaal over het ronselen van stemmen. Het voelde alsof er onrecht aangedaan werd en er was iets nodig om beide partijen weer te laten communiceren. En ja, laat mij maar die bemiddelende rol spelen dan, en kijken of de partijen weer die lijn, het gezamenlijke belang terug kunnen vinden.’

‘Had ik niet direct met die collega-wethouder moeten gaan praten? Nee, het was belangrijker dat ik de lijn benutte die ik had. Dat bestuurslid heeft vervolgens zelf het contact gelegd. Voelde het makkelijk? Nee. Ik heb echt last van mijn geweten gehad. Maar ik wist ook dat het geen zin had om een driegesprek te organiseren, als ik niet eerst de ene partij weer aan tafel krijg. Ik zoek op zo’n moment nadrukkelijk alle mogelijkheden om te communiceren, zeker als je voelt dat mensen contact op prijs stellen. Eigenlijk wil ik dan gewoon toetsen of hij daar echt klaar mee was of dat het inderdaad een hulpvraag was. Mensen zoeken steun, kunnen elkaars steun gebruiken, doe het dan.’

Warm lopen

‘Ik ben onder de indruk van wat er geschreven is over en door Nelson Mandela. Dat inspireert enorm. Bij inspiratiebronnen denk ik als sportfanaat ook aan Sven Kramer, zoals-ie zich oplaadt voor de tien kilometer, dat inspireert weer op een andere manier: dat is nog eens warm lopen... Ik ben zelf actief in een sportvereniging: als sporter, als supporter en ook als voorzitter. Ik merk ook daar steeds weer: er schuilt een enorme kracht in een team, dat gaan voor een resultaat, het er voor knokken, de wedstrijd verliezen maar dan toch weer je spullen pakken, toch weer gaan trainen, dat beter willen worden...  Dat vind ik echt een onuitputtelijke bron van inspiratie. De prestatie kan al het resultaat zijn. Neem het feit dat je als sporter naar de Olympische Spelen gaat: dat kan al een fantastisch resultaat zijn! Maar uiteindelijk gaat het die sporter natuurlijk om die gouden medaille.’

‘Dat over winnen vind ik heel mooi, maar tegelijk hoef ik dat helemaal niet toe te passen op politiek, dan wordt het denk ik heel lelijk. Daar zoek je immers juist naar verbinding, maar dan toch: wat je doet als sporter, dat trainen, het hard werken, dingen doen en laten voor je sport, voor je overtuiging, dat vind ik heel mooi. ‘Sport has the power to change the World’: de uitspraak wordt aan Mandela toegeschreven. Ik geloof echt dat dat zo is. Hoe we met z’n allen massaal gaan geloven in de handbaldames, hoe we meeleven met een sporter die in coma ligt omdat hij tegen een kabeltje gefietst is… dat doet iets met mensen. Dat brengt in vervoering, daarvoor gaan we op de banken, daar kunnen we met z’n allen úren over praten, dat is wat sporten met mensen doet.”

Benoem het

‘Ik benoem graag dingen zoals ze zijn, of het nou mooi of lelijk is, als ik me ergens ongemakkelijk bij voel of ik zie een dilemma. Ik kan het maar beter gewoon zeggen zoals het is, want dan kan de andere kant er iets mee, er op reageren, rekening mee houden of misschien wel helemaal niks. Mijn vriend zegt wel eens: “Die knop van transparantie van honderd naar nul hoeft niet, maar een klein beetje minder open zou geen kwaad kunnen. Ten bate van jezelf.” Dat is goed om over na te denken, tegelijk denk ik: waar zou ik me druk over moeten maken? Dat er iemand een keer valt over wat ik zeg? Dat kan een keer gebeuren. Dan zeg ik toch gewoon hoe het in mijn hoofd zat, hoe ik het voelde, hoe ik het beleefde. Ik ben zoals ik ben.’

‘Ik vind mezelf een redelijk rationeel persoon. Met denken ben je nooit klaar. Er zijn altijd weer vragen, reikt iemand ze niet aan, dan komen ze op, stel je ze aan jezelf. Waarom raakt die indeling van de maatschappij van Plato me, bijvoorbeeld? In zijn beschrijving van de gouden mens, de zilveren mens en de bronzen mens komt het er op neer dat mensen met de beste kwaliteiten de beste posities bekleden. Terwijl ik het zo belangrijk vind dat iedereen die ergens iets van vindt, ongeacht opleiding, afkomst of het geld je op je bankrekening hebt, mee kan doen. Begint dat er niet mee, dat als je wilt dat er iets gebeurt, dat jíj wilt dat er iets gebeurt? Dat zal je vervolgens echt zelf moeten doen, en dat kan in Nederland. Je moet er hard voor werken, maar het kan. Dat is iets wat volgens de zienswijze van Plato een bronzen mens nooit zou kunnen bereiken. In dat verband is de juryrechtspraak in Amerika vervolgens interessant, of raar, zeggen we liever in Nederland. Maar je zou kunnen beargumenteren dat als de samenleving vertegenwoordigd is in die tien of twaalf juryleden, en dat gezelschap vindt dat iemand voor tien jaar opgesloten moet worden, dat dit het oordeel is van de mensen die er het meest toe doen. Wat vind je daar van, denk ik dan, en wat is het dan inspirerend om daarover met anderen in discussie te gaan.’