Op 10 september was het zover, Gabriëlla Jansen, projectleider voor de levensloopaanpak in Drenthe, Friesland en Groningen stelt zich voor aan de breed samengestelde projectgroep in een zaaltje van ‘Van der Valk, Drachten’. De stemming is positief en gedreven en dit wordt nog eens versterkt door de aanwezigheid van Erik Blaauw, lector Verslavingskunde en Forensische Zorg aan de Hanzehogeschool Groningen. Onder zijn supervisie zal een actieonderzoek naar de levensloopaanpak vanaf de start van het project ingezet worden.

Voor wie is de levensloopaanpak?

Er is in de maatschappij een kleine groep mensen met ernstige problemen op meerdere leefgebieden die (in bepaalde fasen van hun leven) een hoog veiligheidsrisico voor zichzelf en/of de samenleving vormen. Het gaat om mensen die buitensporig overlastgevend, gewelddadig, agressief en/of gevaarlijk gedrag laten zien. Achterliggende problematiek ligt vaak in (een combinatie van) een psychische en/of psychiatrische aandoening, verslaving, een licht verstandelijke beperkingen/of hersenletsel. Deze personen zijn vaak bekend bij de Zorg- en Veiligheidshuizen.

Wat is de levensloopaanpak?

Als onderdeel van het programma continuïteit van zorg werd een onderzoek verricht naar de beletselen om passende zorg te bieden aan mensen met gevaarlijk, agressief en ontwrichtend gedrag die geen strafrechtelijke titel (meer) hebben. Uit dit onderzoek bleek dat de zorg in een beveiligde setting voor psychiatrische patiënten met mogelijk gevaarlijk gedrag vaak onvoldoende voorhanden is na afloop van de strafrechtelijke titel. Om die reden is besloten een ketenveldnorm te ontwikkelen, die het openbaar bestuur, de zorgverzekeraars en zorgaanbieders in staat stelt om het organisatorisch proces, de capaciteit  en financiering van reguliere beveiligde zorg beter te realiseren. In de ketenveldnorm wordt de levensloopfunctie uitgewerkt. Deze levensloopfunctie maakt het mogelijk dat professionals zo lang als nodig betrokken kunnen blijven bij de patiënt. Bij terugval, is het mogelijk om tijdelijk te signaleren en de zorg en begeleiding op te schalen naar een hoger niveau.

Hoe gaan ze deze levensloopaanpak vormgeven in het Noorden?

Gabriëlla Jansen: 'Voor de levensloopaanpak is hier een hele mooie bodem gelegd in de samenwerking tussen gemeenten, Zorg- en Veiligheidshuizen en de GGZ.  Joop van Velzen, programmaleider van het Forensisch Innovatie Netwerk Noord-Nederland kreeg anderhalf jaar geleden een afwijzing op de noordelijke subsidieaanvraag voor de eerste pilotronde Ketenveldnorm. Desondanks is er nadien veel werk verzet in de drie provincies door alle partijen en is men doorgegaan met de voorbereidingen. Inmiddels steunt het ministerie van Justitie en Veiligheid het project door een bijdrage aan de Zorg- en Veiligheidshuizen en door inzet van een medewerker uit de expertpool van JenV. De regioadviseurs van het Verbindend Landelijk Ondersteunings Team (VLOT) zijn ook betrokken en hebben een document per provincie opgeleverd waarin alle puzzelstukjes staan die nodig zijn voor een goede aanpak.

Ik ben onder de indruk van wat er al ligt. Iedereen zet zich op een hele positieve manier in. Ik sta nu aan de start van mijn periode als projectleider en hoop over anderhalf jaar te zien dat er stappen gezet zijn in het open naar elkaar kijken en over de eigen grenzen heen kunnen gaan ten gunste van de aanpak. Mijn tevredenheid zal ook samenhangen met de tevredenheid van professionals en cliënten. Daar komt het wel op neer. De drie Zorg- en Veiligheidshuizen hebben een centrale positie in de levensloopaanpak. Groningen gaat dit najaar starten met een team. In Friesland is een werkgroep gepland en Drenthe zijn ze met een case-reviews bezig om te leren over de te includeren personen. Het gaat erom om in de Zorg- en Veiligheidshuizen vast te stellen welke personen voor de aanpak in aanmerking komen.

De GGZ heeft levensloopbegeleiders in het team, die veel in het contact met de geïncludeerde personen zullen betekenen, ook zal er soms een beveiligd bed nodig zijn. Belangrijk is dat er op- en afgeschaald kan worden, ook naar het sociaal- of wijkteam en/of beschermd wonen. Daarom is het ook zo belangrijk dat gemeenten meedoen in deze aanpak. Ik ben heel blij dat het actieonderzoek, door het team van Erik Blaauw van de Hanzehogeschool, tegelijk met mijn komst start. VLOT heeft geld beschikbaar gesteld voor dit onderzoek en het is waardevol om op alle fronten te leren gedurende dit project, ook ten gunste van de andere pilots in het land. Mijn eerste voorstel aan de projectgroep is om een innovatiewerkgroep in te richten, gericht op leren van de ontwikkelingen in de drie provincies. Ik hoop hiermee recht te kunnen doen aan de verschillen en vanuit de uitvoering te kunnen leren. Uiteindelijk zullen we tot een gedeelde lijn komen.'