Particuliere graven worden in het algemeen spraakgebruik ook wel ‘eigen graven’ of ‘familiegraven’ genoemd. De Wet op de lijkbezorging maakt sinds 1 januari 2010 onderscheid tussen algemene graven, waarbij de houder van de begraafplaats bepaalt wie daarin worden begraven, en particuliere graven, waarbij de ‘rechthebbende’ bepaalt wie daarin wordt begraven. Dit laatst genoemde, zogenaamde ‘uitsluitend’ recht kan vergeleken worden met de vergunning die aan een koopman wordt verleend om een standplaats in te nemen op de openbare weg. De koopman mag op een bepaalde plaats staan. Net als bij de standplaatsvergunning steunt het recht om lijken in een bepaald graf te begraven op een persoonlijke beschikking. De eigenaar kan zijn recht dus niet verkopen. Het recht kan op verzoek van de rechthebbende wel worden overgeschreven op een ander.
Niet alle nabestaanden stellen prijs op een particulier graf, of zij hebben daar de middelen niet voor. Ook komt het voor dat de betreffende begraafplaats geen particuliere graven kent. Dan wordt begraven in algemene graven, graven zonder grafrechten. Het betreft graven waarover, in tegenstelling tot de particuliere graven, de gemeente zeggenschap houdt.