Voor de beantwoording is artikel 38 relevant. De tekst luidt:

‘Een kerkgenootschap is gerechtigd tot het hebben van één of meer kerkelijke begraafplaatsen tot een zodanige uitgestrektheid, als overeenkomt met een redelijk deel van de grond, welke in de gemeente voor begraafplaatsen bestemd is. De gemeenteraad kan aan een kerkgenootschap op zijn verzoek toestaan, meer of grotere begraafplaatsen te hebben, onverminderd het recht van de andere kerkgenootschappen, bedoeld in de eerste volzin’.

Hier staat niet expliciet dat het kerkgenootschap zich binnen de grenzen van de gemeente moet bevinden, maar ik ga ervan uit dat het wel zo bedoeld is.

Hier ligt de verbinding met artikel 33:     

‘Een gemeente heeft voor zich of met een of meer andere gemeenten tezamen tenminste een gemeentelijke begraafplaats, tenzij gedeputeerde staten van deze verplichting tijdelijk ontheffing hebben verleend’.

Het gaat om de volgende wettelijke vereisten:

  • dat de gemeenteraad de gronden in de gemeente aanwijst waar begraven kan worden
  • de gemeente beschikt over tenminste 1 ingerichte algemene begraafplaats.
  • De gemeente aan kerkgenootschappen die dat willen binnen de eigen gemeentegrenzen  een evenredig deel van de grond aanbiedt om hun eigen leden te kunnen begraven.

De gemeente mag bepalen dat zij voorrang geeft aan een verzoek van een Islamitisch kerkgenootschap  in de eigen gemeente boven een verzoek van een Islamitisch kerkgenootschap in een andere gemeente.

Wel lijkt het raadzaam dat gemeenten bij verzoeken als deze met elkaar in overleg treden. Gemeenten kunnen ook gezamenlijk in een islamitische begraafplaats voorzien. Van de verschillende islamitische kerkgenootschappen mag verwacht worden dat zij samenwerking bij het indienen van een aanvraag voor een islamitische begraafplaats, zeker wanneer deze organisaties zich allemaal binnen de gemeentegrenzen bevinden.