Iemand die nog geen ingezetene is van de gemeente mag op de kieslijst staan, maar hij moet bij de kandidaatstelling een verklaring hebben ondertekend dat hij bereid is te verhuizen naar de gemeente waar hij raadslid wil worden. Ook kan deze persoon benoemd worden, tenzij hij verklaart dat hij niet voor benoeming in aanmerking wenst te komen (bijvoorbeeld omdat hij bij nader inzien toch niet bereid is te verhuizen).
Vervolgens dient bij het geloofsbrievenonderzoek (dus na de verkiezingen) vastgesteld te worden of de persoon ook daadwerkelijk in de gemeente woont. Is dat niet zo, dan kan betrokkene geen raadslid worden. Het is immers één van de vereisten van het lidmaatschap dat een raadslid woont in de gemeente.
Artikel 10 Gemeentewet geeft geen mogelijkheden tot uitstel of een termijn waarbinnen betrokkene moet verhuizen. Indien bij het geloofsbrievenonderzoek blijkt dat hij niet in de gemeente woont, wordt hij niet toegelaten als raadslid en dient een andere kandidaat tot raadslid te worden benoemd.
Artikel 3 en artikel 10 Gemeentewet, artikel V 4, eerste lid Kieswet