De ‘nieuwe’ raad zal moeten beslissen, maar mag de geloofsbrievencommissie, die is ingesteld door de ‘oude’ raad, een advies geven aan de “nieuwe” raad met betrekking tot de geloofsbrieven van een benoemd raadslid?

Antwoord:

De oude raad is in functie tot de dag bedoeld in art C4, tweede lid Kieswet aanbreekt. Vanaf die dag treedt de nieuwe raad aan (art 18 Gemeentewet) en kan de oude raad dus niet meer samenkomen. Hetzelfde geldt voor een commissie die door de oude raad was ingesteld. Het beslissen over de toelating moet dus uiterlijk op de laatste zittingsdag van de oude raad gebeuren, en wel door die oude raad, op advies van zijn eigen geloofsbrievencommissie.

Als dat niet lukt, dan kan het gekozen maar nog niet toegelaten lid zijn geloofsbrieven de volgende dag overhandigen aan de nieuwe raad in zijn eerste vergadering, zodra alle andere wel toegelaten leden de eed hebben afgelegd. Dan zijn er immers pas genoeg leden in functie om een beslissing te nemen. Lukt dit niet op die dag dan zal het lid pas in een volgende vergadering daarna  worden toegelaten en beëdigd. Er is dus waarschijnlijk een periode waarin het gekozen raadslid zijn functie nog niet kan uitoefenen.

Volgens het model-Reglement van Orde voor de raad onderzoekt de geloofsbrievencommissie de geloofsbrieven en adviseert hij de raad over de toelating. De raad moet zich door zijn eigen commissie laten adviseren. Dit volgt uit artikel 82 Gemeentewet en artikel 5, eerste lid van het model-RvO voor de raad. Het is dus niet zo dat de 'oude' commissie een advies kan uitbrengen aan de 'nieuwe' raad.

De nieuwe raad moet op korte termijn een geloofsbrievencommissie uit zijn midden instellen. Deze onderzoekt de geloofsbrieven en brengt advies uit aan de raad. De raad beslist daarop over de toelating van het raadslid en neemt hem de eed af.

Artikel C4, tweede lid Kieswet, artikel 18 Gemeentewet, artikel 82 en artikel 5 Model-RvO voor de raad 2018.