Artikel 36b lid 2 Gemeentewet regelt dat een wethouder tevens lid van de raad van de gemeente waar hij wethouder is, kan zijn totdat de wethouders aftreden (de wethouders treden af als na de raadsverkiezing ten minste de helft van het aantal wethouders is benoemd en deze benoemingen zijn aangenomen, art. 42 lid 1).

De wethouder is gedurende het voornoemde tijdvak volwaardig raadslid. Hij heeft alle rechten en plichten die ieder raadslid heeft. Dat betekent dat hij gewoon mag meestemmen over voorstellen van de raad. Zelfs als er gestemd wordt over de benoeming van de nieuwe wethouders mag hij meestemmen over zijn eventuele (her)benoeming, ook al betreft het een stemming die hem persoonlijk aangaat. De formele reden is dat de stemming over de benoeming van wethouders een vrije stemming is. De praktische en staatsrechtelijke reden is dat een andere conclusie bijzonder onwenselijke gevolgen zou hebben: als de kandidaat-wethouder immers niet zou meestemmen, verschuift de machtsverhouding in de raad, zeker als de beoogde coalitie een krappe meerderheid heeft van één stem. De uiterste consequentie zou zijn dat er dan geen college tot stand kan komen, hoewel daarvoor wel een (zij het minieme) meerderheid in de raad is.

Zie voor meer informatie de veelgestelde vragen op vng.nl.