Art. 14 Wgr  geeft de mogelijkheid om leden in het dagelijks bestuur aan te wijzen van buiten het algemeen bestuur als de aard van de regeling daartoe aanleiding geeft. Wat wordt bedoeld met ‘de aard van de regeling daartoe aanleiding geeft’? Waaraan moet dan worden gedacht?

Hierbij kan gedacht worden aan bepaalde expertise die doorslaggevend belang heeft in een DB, een neutrale derde (bij bijvoorbeeld bezwaar en beroepscommissies die gezamenljik zijn ingesteld waarbij de voorzitter van een dergelijke commissie in het DB zit). Het is aan het AB om daar invulling aan te geven.