Een kind van gescheiden ouders kan twee woningen hebben in de zin van de verordening. Bijvoorbeeld bij co-ouderschap, waarbij het kind structureel zowel bij de ene als bij de andere ouder verblijft, is er in feite sprake van twee hoofdverblijven. Indien leerlingenvervoer is gewenst, moeten beide ouders afzonderlijk, voor de dagen dat het kind doordeweeks bij hen verblijft, een aanvraag indienen bij de gemeente waar hij of zij woonachtig is. Het doet niet ter zake waar de leerling is ingeschreven. Het gaat om de feitelijke verblijfplaats van de leerling (modelverordening artikel 1). De betreffende gemeenten toetsen de aanvraag elk aan de eigen verordening leerlingenvervoer. Hierbij bekijken ze onder meer of er sprake is van een woning in de zin van de verordening, of de school wel de dichtstbijzijnde toegankelijke is en of voldaan is aan de afstandsgrens. Het komt regelmatig voor dat slechts in één van beide gemeenten aanspraak op leerlingenvervoer bestaat, doordat de school niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school is.