De hoofdregel is dat daar waar de leerling feitelijk verblijft (structureel element, de inschrijving in de gemeente is niet relevant) door de ouders een aanvraag ingediend moet worden. De betreffende gemeente toetst deze aanvraag aan de verordening.

Om administratieve rompslomp te voorkomen adviseren wij echter een uitzondering op deze hoofdregel te maken indien:

  • het kind van het leerlingenvervoer gebruik maakt in gemeente A én
  • het van tevoren vaststaat dat het een korte periode (max. 6 weken) in een andere gemeente (B) zal verblijven én
  • het kind de oude school blijft bezoeken én
  • na de korte periode terug zal keren naar de oorspronkelijke gemeente (A).

In dit geval blijft gemeente A het vervoer bekostigen/verzorgen.

NB: De hierboven geadviseerde periode van max. 6 weken is per se niet bedoeld als overgangsperiode bij de wijziging in aanvraag en bekostiging van het leerlingenvervoer van de ene naar de andere gemeente!

De genoemde uitzondering geldt uiteraard niet wanneer het een leerling betreft die vanwege een vakantie van de ouders tijdelijk elders verblijft.

In alle andere situaties dat een kind tijdelijk elders verblijft geldt de hoofdregel. Bijvoorbeeld bij crisisopvang, als het niet duidelijk is waar het kind daarna terecht komt. Dan moet in de gemeente waar het kind verblijft (waar de crisisopvang is) een aanvraag ingediend worden. Een en ander betekent overigens niet automatisch dat de aanvraag ook toegekend wordt. De aanvraag kan worden afgewezen omdat de gemeente het geen “woning” vindt (onvoldoende structureel) of omdat het niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school betreft.