Aanbesteding investeringen onderwijshuisvesting

1. Aanbestedingsregels
Uitgangspunt van de onderwijswetgeving (artikel 103 lid 1 van de Wet op het Primair Onderwijs, artikel 101 lid 1 van de Wet op de Expertisecentra en artikel 76n lid 1. van de Wet op het Voortgezet Onderwijs) is dat het schoolbestuur voor het realiseren van de voorzieningen onderwijshuisvesting opdrachtgever (= bouwheer) is. Het schoolbestuur en het college kunnen op grond van de genoemde artikelen overeenkomen dat niet het bevoegd gezag maar  de gemeente bouwheer wordt. Is het bevoegd gezag bouwheer (dus aanbestedende dienst), dan is het bevoegd gezag gehouden aan het Besluit aanbestedingsregels overheidsopdrachten (Bao) resp. op het moment dat het bedrag van de investeringen boven de Europese drempels uitkomen aan de Europese aanbestedingsregels.  Deze verplichting is het gevolg van het feit dat het schoolbestuur in de investeringen voor meer dan 50% subsidie ontvangt van zowel het rijk als de gemeente. Om deze reden voor een opdracht die het schoolbestuur verstrekt aangemerkt als een overheidsopdracht.

Het is mogelijk dat de gemeenteraad voor investeringen beneden het drempelbedrag voor de Europese aanbesteding en in aanvulling op het Bao een gemeentelijk aanbestedingsbeleid vaststelt. In het gemeentelijk aanbestedingsbeleid kan onderscheid worden gemaakt in zaken die betrekking hebben op de interne werking (procedures die in de interne organisatie moeten worden doorlopen op het moment dat het college opdrachtgever is) en zaken die betrekking hebben op externe werking (een differentiatie in bedragen aangebracht voor het opvragen van offertes resp. de aanbestedingen). Voor zover het gemeentelijk aanbestedingsbeleid betrekking heeft op de interne werking kan dit niet van toepassing worden verklaard op opdrachten waarvoor het bevoegd gezag opdrachtgever is. Op dit punt geldt de autonomie van het bevoegd gezag. Het is aan de gemeenteraad te bepalen of voor de investeringen in de voorzieningen onderwijshuisvesting dat gedeelte van het gemeentelijk aanbestedingbeleid van toepassing wordt verklaard dat betrekking heeft op de externe werking. De gemeenteraad kan dit onderdeel van het gemeentelijk aanbestedingsbeleid opnemen in de verordening (maakt onderdeel uit van artikel 15 modelverordening, zie onderdeel 3). Op het moment dat in de verordening is opgenomen dat dit deel van het gemeentelijk aanbestedingsbeleid van toepassing is, is het schoolbestuur bij het opvragen van offertes c.a. gebonden aan deze criteria.  Door het opnemen van dit onderdeel van het gemeentelijk beleid in de verordening wordt geen onderscheid gemaakt tussen een aanbesteding door de gemeente (als schoolbestuur of als lokale overheid), of door het schoolbestuur.

2. Onderscheid in bekostiging
De modelverordening voorzieningen huisvesting onderwijs maakt een onderscheid tussen voorzieningen die worden bekostigd op basis van normbedragen en voorzieningen die worden bekostigd op basis van feitelijke kosten (artikel 4 van de modelverordening). Dit onderscheid is uitsluitend van belang voor het vaststellen van de hoogte van de bekostiging (normbedrag = normbedrag en feitelijke kosten = feitelijke kosten) en betekent niet dat de aanbestedingsregels alleen van toepassing zijn voor het vaststellen van de vergoeding op basis van de feitelijke kosten. Ook als voor de hoogte van de vergoeding het normbedrag van toepassing is zijn de aanbestedingsregels van toepassing.
• Bekostiging op basis van feitelijke kosten
Om de hoogte van de feitelijke kosten van deze voorzieningen te kunnen bepalen moet het college beschikken over offertes. In het overleg met het schoolbestuur kan worden overeengekomen of de bekostiging wordt gebaseerd op de laagst geoffreerde prijs of bijv. op de economisch meest voordelige inschrijving. Bij het bekostigen op basis van de feitelijke kosten worden de volgende twee fases onderscheiden:
- overleggen offertes c.a. op het moment dat de voorziening wordt aangevraagd
- overleggen offertes c.a. nadat de voorziening op het programma is opgenomen.
Deze twee fases betekent dat het college op het programma opneemt een raming van de kosten en aan het schoolbestuur beschikbaar stelt het bedrag van de feitelijke kosten. In deze situatie ligt het financiële risico bij de gemeente.
• Bekostiging op basis van normbedragen
Het normbedrag is de maximale vergoeding die de gemeente voor het bekostigen van de investering beschikbaar stelt. Het normbedrag is zodoende een voor het schoolbestuur taakstellend budget, waarbinnen het schoolbestuur de voorziening moet realiseren. Door te werken met het normbedrag is er in principe geen financieel risico voor de gemeente.

3. Artikel 15 modelverordening
Op grond van artikel 15 van de modelverordening is het college verplicht nadat het programma is vastgesteld met het bevoegd gezag in overleg te gaan over de wijze van uitvoering van de voorziening. Onderdeel van dit overleg is ook de wijze waarop de aanbesteding plaatsvindt(lid f). Heeft de gemeenteraad in de verordening opgenomen dat het schoolbestuur bij investeringen onder de Europese drempels een aanbestedingsprocedure volgt conform het gemeentelijk aanbestedingsbeleid, dan geldt deze verplichting voor zowel de investeringen die worden vergoed op basis van de feitelijke kosten als op de investeringen die worden vergoed op basis van het normbedrag. Verschillende praktijkvoorbeelden van gemeentelijk aanbestedingsbeleid, waarin is opgenomen bij welke waarde van de opdracht een nationale of onderhandse procedure wordt gehanteerd, zijn te vinden onder Aanbesteden.

Zie ook onderdeel Subsidietitel investeringen onderwijshuisvesting
Meer informatie
Voor meer informatie over het Besluit overheidsaanbestedingen kunt u terecht op de website van Rijksoverheid.nl


Algemene informatie over aanbesteden: