Uitbreiding school voor Voortgezet Onderwijs (excl. lokaal bewegingsonderwijs)
Op welk moment komt een school voor voortgezet onderwijs in aanmerking voor het toekennen van aanvullende ruimtebehoefte? Is hiervoor het aantal leerlingen of het aantal vierkante meters bepalend?

De capaciteit en de ruimtebehoefte van de school voor voortgezet onderwijs wordt uitgedrukt in vierkante meters (bijlage III deel A en deel B). Aanvullende ruimtebehoefte komt in beeld als er verschil bestaat tussen de aanwezige capaciteit en de uitkomst van de berekening van de ruimtebehoefte. Dit betekent dat voor het berekenen van de ruimtebehoefte het aantal leerlingen van belang is, maar dat het aantal leerlingen niet bepalend is voor het toekennen van de aanvullende ruimtebehoefte.
 
Toelichting

 In bijlage I, deel A, paragraaf 3.3. van de modelverordening zijn de criteria opgenomen voor het beoordelen van een aanvraag voor uitbreiding van een schoolgebouw voortgezet onderwijs. De tekst luidt als volgt:
3.3 Uitbreiding
De noodzaak voor uitbreiding blijkt uit:

a. het feit dat er meer te huisvesten leerlingen aanwezig zijn dan de met tien procent verhoogde capaciteit van het gebouw of de gebouwen, vastgesteld volgens de regels in bijlage III, deel A - voor de aanwezige capaciteit en bijlage III, deel B - voor de ruimtebehoefte -, aangeeft en de prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten minste vijftien jaren voor een voor blijvend gebruik bestemde uitbreiding of gedurende ten minste vier jaren voor uitbreiding met een voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening deze aantallen leerlingen kunnen worden verwacht en
b. het afwezig zijn van een beschikbaar (komend) en geschikt of geschikt te maken gebouw alsmede van mogelijkheden om door medegebruik binnen 2000 meter hemelsbreed een passende huisvesting voor de school te realiseren.

Uitgangspunt van onderdeel a. is dat de uitbreiding bij de school voor voortgezet onderwijs wordt toegekend als uit de berekening van de ruimtebehoefte voor de school blijkt dat de ruimtebehoefte van de school groter is dan de met 10% verhoogde bestaande capaciteit.

De ruimtebehoefte wordt berekend op basis van het aantal leerlingen dat daadwerkelijk op de school voor voortgezet onderwijs staat ingeschreven, dus het aantal leerlingen op de laatste teldatum. Bij het toekennen van de aanvullende ruimte wordt rekening gehouden met de uitkomst van de leerlingenprognose. Voor het berekenen van de ruimtebehoefte van het schoolgebouw, excl. ruimten voor bewegingsonderwijs, worden gehanteerd de tabellen 7.1.a en 7.1.b (bijlage III, deel B, hoofdstuk 3).
 
Conclusie van bovenstaande, op grond van onderdeel a, is dat:
1.
 als de ruimtebehoefte van de school wel groter is dan de met tien procent verhoogde capaciteit bestaat er aanspraak op uitbreiding van de capaciteit;
2. als de ruimtebehoefte van de school niet groter is dan de met tien procent verhoogde capaciteit bestaat er geen aanspraak op uitbreiding; de school wordt geacht via het aanpassen van lesroosters de aanvullende ruimtebehoefte intern op te vangen.

Als voldaan wordt aan het criterium van onderdeel a en conform het gestelde onder 1 is vastgesteld dat aanspraak bestaat op uitbreiding van de capaciteit, moet worden vastgesteld of ook wordt voldaan aan het tweede noodzakelijkheidscriterium (zie kader: het afwezig zijn van een beschikbaar (komend) en geschikt of geschikt te maken gebouw alsmede van mogelijkheden om door medegebruik binnen 2000 meter hemelsbreed een passende huisvesting voor de school te realiseren).

In bijlage III, deel C, hoofdstuk 3 is bepaald wat de omvang van de uitbreiding (in m2) met een ‘voor blijvend gebruik’ resp. ‘voor tijdelijk gebruik’ bestemde voorziening is waar de school aanspraak op kan maken. Deze omvang is afhankelijk van de periode waarvoor de uitbreiding noodzakelijk is (de prognose).  Als op basis van de prognose blijkt dat er uitbreiding voor:
- minimaal 15 jaar noodzakelijk is, is in paragraaf 3.1 bepaald dat de omvang van de uitbreiding gelijk is aan het verschil tussen de aanwezige capaciteit (in m2) en de berekende ruimtebehoefte (in m2) en
- voor minimaal 4 jaar maar korter dan 15 jaar noodzakelijk is, is in paragraaf 3.2 bepaald dat de omvang van de uitbreiding gelijk is aan het verschil tussen de met tien procent verhoogde capaciteit (in m2) en de berekende ruimtebehoefte (in m2).||

Vb.1 (uitbreiding permanent,  => 15 jaar)
- ruimtebehoefte (bijlage III deel B)   11.500 m2
- bestaande capaciteit (bijlage III deel A) 10.000 m2
- verhoging 10% 1.000 m2 11.000 m2

Verschil                                        500 m2
Toe te kennen voorziening ‘uitbreiding’ is 1.500 m2 (bijlage III deel C).


Vb.2 (uitbreiding tijdelijk, 4 -15 jaar)
- ruimtebehoefte (bijlage III deel B)   11.500 m2
- bestaande capaciteit (bijlage III deel A) 10.000 m2
- verhoging 10% 1.000 m2 11.000 m2

Verschil                                    500 m2
Toe te kennen voorziening ‘uitbreiding’ is 500 m2 (bijlage III deel C).


Vb.3
- ruimtebehoefte   10.500 m2
- bestaande capaciteit 10.000 m2
- verhoging 10% 1.000 m2 11.000 m2

Verschil  -/-                                  500 m2

De uitkomst van de optelsom ‘bestaande capaciteit + 10% van de bestaande capaciteit’ is groter dan de berekende ruimtebehoefte. In deze situatie wordt geen uitbreiding toegekend.

 
Voor het medegebruik is bovenstaande niet van toepassing. Voor het medegebruik geldt het volgende:

De omvang van de goedgekeurde voor permanent gebruik bestemde voorziening in de huisvesting medegebruik wordt bepaald door het verschil tussen de ruimtebehoefte behorende bij het aantal leerlingen aanwezig op de laatst bekende teldatum voor het indienen van de aanvraag en de met tien procent verhoogde capaciteit van de beschikbare ruimte. Aan de hand van het feitelijke lesrooster kan vervolgens het overschot aan beschikbare onderwijsruimte worden bepaald. Medegebruik wordt gegeven in de vorm van in te roosteren lessen.


De omvang van de goedgekeurde voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening in de huisvesting medegebruik wordt bepaald door het verschil tussen de ruimtebehoefte behorende bij het aantal leerlingen aanwezig op de laatst bekende teldatum voor het indienen van de aanvraag en de met tien procent verhoogde capaciteit van de beschikbare ruimte. Aan de hand van het feitelijke lesrooster kan vervolgens het overschot aan beschikbare onderwijsruimte worden bepaald. Medegebruik wordt gegeven in de vorm van in te roosteren lessen.

Voor het ‘medegebruik’ geldt de systematiek die ook wordt toegepast voor het toekennen van de uitbreiding met een ‘voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening’.
Vb.4 (uitbreiding via medegebruik)
- ruimtebehoefte (bijlage III deel B)   11.500 m2
- bestaande capaciteit (bijlage III deel A) 10.000 m2
- verhoging 10% 1.000 m2 11.000 m2

Verschil                                       500 m2
Toe te kennen voorziening ‘medegebruik’ is 500 m2 (bijlage III deel C), zie ook de uitspraak van de Rechtbank te Den Haag d.d. 2 juli 2009, nummer AWB 09/4331 BESLU