De Wlb kent regels over wanneer over gegaan kan worden tot ruiming. Hierbij dient te worden opgemerkt dat een graf niet eerder dan tien jaar nadat een lichaam in het graf is geplaatst geruimd kan worden (minimale grafrusttermijn).

In het geval van een algemeen graf, bepaalt de houder van de begraafplaats na het verloop van de minimale grafrusttermijn of en wanneer het graf wordt geruimd. De houder brengt de nabestaande tijdig en op diverse manieren op de hoogte van een voorgenomen afloop van een algemeen graf.

Bij een particulier graf kan de rechthebbende toestemming geven voor ruiming van het graf. Dat kan ook lopende bepaalde of onbepaalde termijn van de grafrechten, bijvoorbeeld om in het graf opnieuw te begraven.

In de tweede plaats kan een particulier (uitsluitend) grafrecht vervallen als tussentijds wordt opgezegd door de rechthebbende of als er geen verzoek meer wordt gedaan voor verlenging van een grafrecht voor bepaalde tijd (artikel 28 lid 2 en 3). Ook als er niet meer conform de afspraken in de betaling van de grafrechten wordt voorzien, kan een graf worden geruimd, mits de minimale grafrusttermijn van 10 jaar is verstreken.

In de derde plaats kan sprake zijn van verval van het grafrecht als niet meer in het onderhoud wordt voorzien en het graf in kennelijke verwaarlozing verkeert, mits de minimale grafrusttermijn van tien jaar is verstreken en ook de in de wet voorgeschreven notificatieprocedure wordt gevolgd (artikel 28 lid 4-6 Wlb).