Bij een grote vraag naar eeuwigdurende grafrust zal op termijn meer ruimte voor begraven nodig zijn, omdat deze graven in principe niet geruimd kunnen worden, tenzij sprake is van kennelijke verwaarlozing. Kerkgenootschappen hebben recht op een evenredig deel van de grond die bestemd is als begraafplaats en dus ook op een deel van de uitbreiding.

Als een bijzondere begraafplaats die is gevestigd door een kerkgenootschap vol raakt vanwege keuzes van de houder bij het beheren ervan (b.v. omdat veel graven zijn uitgegeven met eeuwigdurende grafrust) dan maakt het kerkgenootschap op grond van artikel 38 niet  steeds opnieuw aanspraak op een nieuw stuk grond. Een kerkgenootschap heeft namelijk slechts recht op een kerkelijke begraafplaats die overeenkomt met een evenredig  deel van de totale grond die in die gemeenten voor begraafplaatsen is bestemd.